Het was mijn eerste kennismaking met deze schrijver. Een mening heb ik (nog) niet over hem; daarvoor moet je meerdere boeken lezen, vind ik.
Dit boek gaat over een groot ego. Een mens die God is, in zijn gedachten. Dat zijn we allemaal wel een beetje maar deze heer is het extreem. Hij is dood – ‘ontheven van plaats en tijd, vrij man onder de eindeloze hemel, dood weliswaar maar vrij.’ - en door middel van een flash back beleeft hij zijn leven. Om die reden vond ik de uitstapjes naar de geest van Lou Wehry, zijn concurrent die het beter heeft gedaan in het leven, de geest van zijn vrouw en van de moeder van Alicia een beetje vreemd en onkloppend maar dat heeft de schrijver mooi opgelost door hen onder het deel ‘Koor: tegenstemmen’ te rangschikken.
Hij (50 jaar) heeft zijn naam veranderd van Theo Kiers in Sierk Wolffensberger, is ‘omhoog’ getrouwd met Ghislaine, barones d’Agincourt d’Eisenach die Frans spreekt en heeft een zoon Théophile.
‘Hij is een kunstenaar, een man van de geest.’
Deze ‘god’ is een, naar eigen ideeën, ondergewaardeerde componist en heeft de functie van stadsdirigent aangenomen zodat hij zijn eigen werk kan uitvoeren.
‘Zo diep is hij gezonken. Uit artistieke wanhoop staat hij hier van middelmatige mensen muziek te maken, volmaaktheid te koken uit troep’.
Tijdens de Heilige Week voor Pasen ontfermt deze Theo/Sierk zich over een meisje dat zelfmoord wilde plegen en na veel gedoe besluit hij met haar uit zijn saaie leven te ontsnappen. Iedere keer botsen zijn verheven gedachten met de rauwe werkelijkheid maar hij gaat onbekommerd verder.
Thomése schrijft mooie dingen:
‘Ware muziek is een herinnering, het na-ijleffect van iets wat zelf niet meer te achterhalen valt. Het is de openbaring van iets wat zelf al geen vorm meer heeft. De aandachtige luisteraar volgt nootje voor nootje een spoor dat op datzelfde moment al niet meer bestaat.’
En soms cynische.
Over de De Heilige week: De Here jezus zal spoedig sterven en verrijzen, zoals Hij elk jaar weer braaf voor ons allen doet, hiertoe aangespoord door toepasselijk gezang en begeleidend orgelspel.
Wat mij soms stoorde was zijn gebruik van bijvoeglijke naamwoorden:
‘de monumentale toegang is van een overweldigende ontoegankelijkheid, hij verzinkt erbij in het niet. Een kleine, verdwijnende gestalte wordt hij hier, boven aan de uitgesleten, stenen trappen, onvindbare figurant in de megalomane contouren van een bovenmenselijk portaal.
Pfffffft.
Wat die Heilige Week in zijn verhaal betreft slechts een poging want goed begrijpen doe ik het niet.....Sierk lijdt die week en moet zijn ‘god/weldoener-zijn’ bekopen met de dood. Helemaal zijn eigen keus.
Dat doen goden soms. Het is niet anders.
Het verhaal start met een passende strofe uit King Lear, vijfde acte, derde scene. Die begrijp je pas goed wanneer je het boek uit hebt.
Nu ontvlucht ik wat boeken betreft weer even dit zwaarmoedige land en ga naar andere, zonnigere continenten waarvan de schrijvers niet zijn geïnfecteerd met het Calvinisme.
Waar vanuit een boek de zon, de kleuren en geuren opstijgen en Latino muziek.
Past beter bij een hittegolf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten