Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

dinsdag 14 februari 2017

The Road Not Taken


Two roads diverged in a yellow wood,
And sorry I could not travel both
And be one traveller, long I stood
And looked down one as far as I could
To where it bent in the undergrowth;

Then took the other, as just as fair,
And having perhaps the better claim,
Because it was grassy and wanted wear;
Though as for that the passing there
Had worn them really about the same,

And both that morning equally lay
In leaves no step had trodden black.
Oh, I kept the first for another day!
Yet knowing how way leads on to way,
I doubted if I should ever come back.

I shall be telling this with a sigh
Somewhere ages and ages hence:
Two roads diverged in a wood, and
I took the one less travelled by,
And that has made all the difference.


Robert Frost (1874 – 1963)

In dit gedicht beschrijft Robert Frost de gedachte die mij soms ook kan overvallen: wat als ik in mijn leven andere keuzes had gemaakt; een ander pad had genomen.
Wanneer ik toch voor het conservatorium had gekozen en niet voor de verpleging bijvoorbeeld.
Ik zou een heel ander leven hebben gehad, andere mensen ontmoet. Ook andere kinderen gekregen? Of misschien helemaal niet.
Fascinerende gedachten.
Heb ik ook het pad genomen wat er het minst belopen uitzag? Dat niet, denk ik.
Wel het pad dat het er het minst gemakkelijk, dus uitdagender uitzag maar waar wel velen mij al voorgingen.
Met keuzes maken sluit je nu eenmaal andere mogelijkheden af. Best lastig.
In een parallel universum neem ik dat andere pad wel een keertje. Of heb ik dat daar misschien al genomen?



donderdag 9 februari 2017

Iwannesk


Ergens las ik iets over ‘De vrijheid van een mens die tegenover God staat, niet van een mens die zich in het verlengde van God ophoudt.’
Ik weet niet meer waar het stond en in welk verband, maar de opmerking bleef hangen.
Al eerder beschreef ik de mogelijkheid dat God als ultiem doel met de mensheid misschien wel waardige tegenovers wil.

Het is iets wat ik nooit heb geleerd. Een tegenover zijn. Meegaandheid werd als een groter goed gewaardeerd. Nog steeds.
Ook in gesprekken op Bijbelkringen en Fora merk ik het. Men is altijd maar bezig om God ‘de hand boven het Hoofd te houden’.
Wat een gotspe eigenlijk. Alsof Hij dat nodig heeft.
Men is altijd maar bezig in het verlengde van God te spreken, terwijl juist het jodendom met zijn dialectiek zich veel meer beweegt als een tegenover. Ik herinner me de woorden van Herman van Praag uit ‘God en Psyche’ waar hij schrijft dat Israël die naam niet voor niets heeft.
‘Worstelen met God’ of ‘vechter met God’ in de Naardense vertaling.
Dat klinkt niet bepaald meegaand.

Sinds het beeld van Omran zit ik in een Iwan-neske * gemoedstoestand. Dit is een rotwereld waarin kinderen worden mishandeld, misbruikt en beschadigt voor de rest van hun leven. En kom niet bij mij aan met die ‘zondenval’. Dat is nu echt even te gemakkelijk.
Ik heb het ook niet over volwassenen met hun rotstreken, die allemaal hun eigen proces mogen en moeten doormaken.
Over het geheel genomen, wat tijd en plaats betreft, is er veel ellende geweest en is het er nog maar per individu mag en moet ieder voor zich het eigen pakketje dragen en verwerken.
En iedere keer doe ik mijn best om heel realistisch te bedenken dat er ook miljoenen mensen zijn die in rust en vrede leven.
Maar elk mishandeld en/of misbruikt kind is er één teveel!
Dan kunnen we theoretisch nog zoveel proberen te verklaren en theodicees proberen te bedenken of schrijven tegen de klippen op......
het valt in het niet bij het zien van één mishandelt kind.

Ik herinner me dat we tijdens ons bezoek aan Israël ook Yad Vashem zouden bezoeken. Eigenlijk wilde ik niet. Ik had er genoeg over gelezen en wilde er niet alweer mee geconfronteerd worden.
Toch maar de moed bij elkaar geraapt.
Het kindermonument met al die kaarsjes als een soort sterrenhemel was het meest indrukwekkend. Al die namen die werden genoemd ter herinnering.... Het ging maar door en door.....

God, waar blijft U in Gods naam. U draagt de eindverantwoordelijkheid.
Die vrome uitspraak van Petrus (2 Petrus 3:9) over dat geduld van U lap ik ook even aan mijn laars. Ik geloof er niet zo erg in; het is een zoethoudertje. Zo kunnen we het nog een flink aantal eeuwen volhouden en kunnen er nog flink wat kinderen mishandeld en misbruikt worden.
Ik moet ook bekennen dat zo’n houding van ‘tegenover’ voor mij eigenlijk wel een verademing is.
Ja, ja.......ik weet ook wel dat het als mensenmiertje slecht trappen is tegen een olifantspoot en dat U maar hoeft te ‘vingerknippen’ en ik word platgewalst. Ik ken het verhaal van Job ook wel.

Maar toch......ach, U snapt me vast wel. 'Neig Uw oren tot mijn klachten'.




* Iwan in hoofdstuk ‘Opstand’ van ‘de gebroeders Karamazov' van Dostojevski.


woensdag 8 februari 2017

Opstanding


geschreven door Lev Tolstoj (1828 – 1910) in 1899. Een epische roman. De titel verwijst naar de (morele) veranderingen die een mens kan doorlopen in de hoofdpersonen, Prins Dimitri Iwanowitsj Nechljoedow en iets minder nadrukkelijk in Katoesjka Maslowa. (Heerlijk die namen; om je tong over te breken)

Dit boek is ook uitgegeven in de serie ‘christelijke klassieken’ die in 2014 zijn uitgegeven. Die uitgave heb ik niet gelezen. Mijn uitgave is afkomstig uit een oude tweedehands omnibus, uitgegeven in Brussel in een onbekend jaar.

Vanwege zijn hoge afkomst behoort Nechljoedow tot de Russische adel. Met een scherp oog doorziet hij de cultuur van die tijd.
De aanleiding van deze geschiedenis is dat hij als jurylid moet oordelen over een prostituee. Hij herkent haar van vroeger.
Ik verdenk Tolstoj van autobiografische elementen. Ook Tolstoj stamde uit oude adel en maakte een bekering/omkering in zijn leven mee. Mogelijk werd hij ook nog beïnvloed door het boek van Dostojewski: 'Misdaad en straf’ uit 1866 waarin Sonja Raskolnikow volgt naar Siberië. Ach, eigenlijk staan al die boeken vol met verrijzenissen.
Nechljoedow is een communist ‘avant la lettre’. Hij verdeelt zijn vaders erfenis onder de boeren en ook de erfenis van moederskant verpacht hij aan de boeren op een ‘kolchoze’ manier want officiële Kolchozen zagen het levenslicht pas onder Stalin in 1928.
En dat allemaal omdat Nechljoedow een boek van de Amerikaanse econoom, Henry George gelezen heeft en daardoor geïnspireerd is geraakt.

Terug naar Katoesjka, de prostituee. Hoe is zij zover gekomen want zij is keurig netjes opgevoed door tantes van Nechljoedow. Tijdens het proces, waar hij met zijn hoofd helemaal niet bij is overdenkt hij al het gebeurde.
Het gevolg is dat de jury een verkeerd oordeel velt en Katoesjka wordt veroordeeld tot dwangarbeid in Siberië.
Dan zet Nechljoedow alles in het werk om zijn fouten te gaan herstellen. Hij neemt de verantwoordelijkheid, die hij jaren geleden al had moeten nemen, op zich en neemt zich voor om met haar te trouwen. Hij vertelt dat aan zijn familie en vrienden die hem natuurlijk voor gek verklaren.
Hij vertelt het ook aan Katoesjka maar zij wil er niets van weten en ziet het slechts als een opoffering van zijn kant.
Een hoger beroep wordt verworpen maar wanneer zij beiden al op weg zijn naar Siberië, Katoesjka als gevangene en hij als medereiziger, weet hij gratie voor haar te verkrijgen.
Maar dan krijgt de geschiedenis een wending. Katoesjka is verliefd geworden op een medegevangene, Simonson, en heeft besloten om daarmee te trouwen en ontslaat daardoor Nechljoedow van zijn ‘verplichtingen’.

Filosofische bespiegelingen zitten er genoeg in dit boek. Eén voorbeeld want het zijn van die lange zinnen:
‘Men meent vaak dat een dief, een verrader, een moordenaar, een prostituee zich over hun bedrijf schamen, of het toch tenminste voor slecht houden. Het tegendeel is waar. Mensen die door het noodlot en hun eigen dwalingen in een bepaalde toestand komen, al is die nog zo ver verwijderd van recht en moraliteit, trachten zich steeds een levensopvatting te scheppen, waarin hun positie wettig en achtenswaardig schijnt. En om die levensopvatting voor zichzelf te rechtvaardigen, zoeken zij steun bij anderen, die zich in diezelfde omstandigheden bevinden en dezelfde opvattingen van het leven in het algemeen en van hun eigen plaats in dat leven in het bijzonder hebben.’

Naar mijn gevoel een beetje abrupt krijgt Nechljoedow (net als Raskolnikow van Dostojewski)een Nieuw Testament in handen van een Engelse journalist en al lezende ziet hij plotseling het licht via het verhaal van de wijngaardeniers uit Matth. 21: 33 en ik begrijp dat.

“Hetzelfde doen wij ook”, dacht Nechljoedow, “we leven in de overtuiging dat wijzelf de meesters zijn van ons leven, en dat het ons slechts ter wille van ons genot is geschonken. Dit is een dwaling, klaarblijkelijk een dwaling Want de mens is niet uit vrije wil op de wereld gekomen; iemand moet hem toch gezonden hebben en wel met een of ander doel. Maar wij, wij hebben nu eenmaal beslist, dat we dit zouden vergeten en dat we uitsluitend voor ons eigen genoegen zouden leven. En nu zijn we verwonderd dat we lijden en ons ongelukkig voelen, alsof dat dat niet het onvermijdelijke gevolg is van het feit, dat we ons in de toestand bevinden van de werklieden, die de wil van hun meester niet willen volbrengen. En de wil van onze meester werd in die geboden uitgedrukt, welker navolging ons het hoogste geluk op aarde zal brengen.
Zoekt het Rijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al het overige zal u worden geschonken. Wij echter zoeken al het overige, en zijn verwonderd als we het niet vinden!
Ja, dat is mijn leven tot dusverre geweest. Maar een nieuw leven gaat beginnen, een nieuwe taak wacht mij.
En inderdaad begon die nacht voor Nechljoedow een geheel nieuw leven. Niet alleen nieuw, omdat hij voortaan nooit meer aan zichzelf dacht en slechts voor anderen trachtte te leven, maar vooral omdat alles wat met hem sedert die nacht geschiedde, omdat alles wat hij zag en alles wat hij deed, voortaan in zijn ogen een geheel andere betekenis kreeg dan in het verleden.

De cursivering is van mij omdat ik denk dat daar het geheim zit van een werkelijke opstanding.


woensdag 1 februari 2017


Veel gelovigen menen dat het iets verdienstelijks is een geringe dunk van zichzelf te hebben.
Het is de armzaligste vorm van hoogmoed.

Godfried Bomans 1913-1971

zondag 29 januari 2017

Het Dodeneiland


Een symfonisch gedicht. Dat is ook leuk in de week van de poëzie.
Gecomponeerd door Sergej Rachmaninov (1873-1943) in 1903 naar aanleiding van een schilderij van Arnold Böcklin (1827-1901)
Het verhaal gaat dat Rachmaninov erg onder de indruk was van dit schilderij in een zwart- wit uitvoering en daarop dit muziekstuk componeerde.
Dies irae: de eerste woorden op de eerste tonen uit de mis van overledenen. Deze mis is in onbruik geraakt maar de eerste maten van het muzikale thema komen veel voor in de werken van Rachmaninov. Zo ook aan het einde van dit muziekstuk.

Samen met zijn tweede symfonie en zijn tweede en derde pianoconcert staat dit wel in mijn top-10 van klassieke muziekfavorieten. Het enige wat ik zelf redelijk kon spelen van hem - hij had heel grote handen - was de Prelude Opus 32, nr. 2 (sommigen zeggen Opus 3, nr. 2) waarbij ik iets te vaak in het 'agitato' gedeelte uit de bocht vloog.

Het dodeneiland heeft een sombere stemming; logisch wel. Het is soms op het lugubere af.
Dat komt, denk ik door die 'dwingende en onontkoombare' pauk die aan het einde langzaam wegsterft. Maar dat is juist ook weer indrukwekkend. In gedachten associeer ik het met de vaak nadrukkelijk tikkende klok in zeer gereformeerde huishoudens waar ik kwam bij terminale patiënten of de dreunende stappen van de, in het zwart geklede, kistdragers bij begrafenissen.
Je kunt het je voostellen: de veerman Charon (Griekse mythologie) die de doodsrivier, de Styx oversteekt om de overledene weg te brengen naar het dodenrijk.
Hij doet er - in een uitvoering van het Concertgebouworkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy – éénentwintig minuten over.



donderdag 26 januari 2017

Week van de poëzie


Vandaag begint de week van de poëzie alweer; het is niet bij te houden. Het is wel lekkere bezigheidstherapie; al die dagen, weken en maanden 'van...'
Dit gedicht vond ik wel toepasselijk:

Sommigen houden van poëzie

Sommigen -
ofwel niet allen.
Zelfs niet de meerderheid van allen, maar de minderheid.
De school waar het moet en de dichters zelf
niet meegerekend,
zullen dit er twee op de duizend zijn.

Houden van -
maar van kippensoep met vermicelli kun je ook houden,
en van complimentjes en de kleur blauw,
van een oud sjaaltje,
van je verzetten,
van de hond aaien.

Poëzie -
alleen, wat is poëzie eigenlijk.
Op deze vraag is al
menig twijfelend antwoord gegeven.
Maar ik weet het niet en daaraan houd ik mij vast
als aan een reddende leuning.


Wislawa Szymborska (1923 - 2012)


Toch ook even mijn complimenten aan Gerard Rasch (1946 - 2004) die haar gedichten zo knap heeft vertaald.

dinsdag 24 januari 2017

De dood van Ivan Iljitsj

Gepubliceerd in 1886 en geschreven door Lev Tolstoj ((1828 – 1910)
Ooit las ik van hem de bekende boeken ‘Oorlog en vrede’ en ‘Anna Karenina’.
Deze novelle zit in een omnibus (zonder jaartal) die ik op een tweedehands boekenmarkt op de kop tikte.
Toen ik dit verhaal uit had kreeg ik het gevoel dat dit verplichte stuff zou moeten zijn in de opleiding voor verpleegkundigen en eigenlijk alle mensen die te maken krijgen met terminaal zieken.
Het mentale proces waar Iljitsj doorheen gaat is kenmerkend voor mensen die overlijden aan een al dan niet langdurige ziekte.
Ivan is een keurige, plichtsgetrouwe man die ietwat oppervlakkig leeft. Een soort Facebookpersoonlijkheid. Hij is als dubbeltje geboren maar doet zich graag als kwartje voor. Hij trouwt een keurig meisje, Praskowja Feodorowna, en probeert als medewerker bij een rechtbank carrière te maken, en dat lukt hem. Hij krijgt drie kinderen waarvan er één sterft.

Het huwelijk is niet echt een succes; man en vrouw vervreemden van elkaar. Maar ach, dan gooit hij zich wat meer op zijn werk.
Na een andere baan te hebben aangenomen moet het gezin verhuizen. Geen probleem. Ivan gaat alvast vooruit en richt het iets te dure huis zelf in om de maatschappelijk hoger staande mensen met alle egards te kunnen ontvangen.
Bij het inrichten, waarbij hij zich helemaal uitleeft, valt hij. Dat is het begin van zijn einde. In eerste instantie negeert hij die pijn maar deze wordt steeds erger en Iljitjs belandt in het medische circuit van kwakzalvers. Wat er nu werkelijk aan de hand was wordt niet echt duidelijk en dat is jammer voor mijn verpleegkundige nieuwsgierigheid.
Een proces van hoop, wanhoop, twijfels en depressies begint.
Op zijn ziek- wat sterfbed wordt maakt hij de balans op van zijn leven. Hij komt langzaamaan tot de ontdekking dat hij eigenlijk niet echt heeft geleefd. Hij dacht dat hij bergopwaarts ging maar het tegendeel gebeurde.
En het is nu te laat.
Hij is bang voor wat komen gaat en wat hij niet kan tegenhouden. Hij voelt de blikken en doorziet de calculerende gedachten van de mensen om zich heen en die stemmen hem ook niet echt gelukkig. Niemand is eerlijk behalve zijn huisknecht Gerasim.
Zijn gevecht tegen het onontkoombare, wat hij niet wil, maakt dat zijn strijd alleen maar langer duurt. Tot het moment dat hij zichzelf weet over te geven, zichzelf los te laten.
Het ontwaken bij het lichamelijke sterven.

Er is niets in het verhaal dat echt troost biedt. Gerasim is de enige die mee- lijdt met zijn baas.
Toch zit er naar mijn idee een duidelijk Bijbels/filosofisch thema in.
‘Wie zijn leven zal proberen te behouden zal het juist verliezen; maar wie zijn leven zal verliezen, zal het behouden.’
Of zoals een poster van visje het eens omschreef: ‘Als je sterft voordat je sterft, sterf je niet meer als je sterft.’
‘Ontwaak’ voordat je lichamelijk sterft!

PS
Grappig is dat Tolstoj ergens verwijst naar Dostojewski. Ze waren generatiegenoten.