Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

donderdag 30 juli 2015

Valsheid in geschrifte


Geschreven door Jacob Slavenburg (1943) in 1995. Ik las een digitale editie van 2008 die overduidelijk aangepast is want de 'Davinci Code' van Dan Brown wordt er in genoemd. Of is er sprake van valsheid in het geschrift? *gniffel*
Van de titel zou de schrik je om het hart kunnen slaan. Maar ach....ooit las ik ‘Paulus en de Kosmos’ van Geurt Henk van Kooten en die leerde mij al dat het vroeger heel normaal was om bijvoorbeeld brieven te schrijven en de naam van een apostel eronder te zetten. Dit om het geschrift meer gewicht mee te geven.
Nu zouden we dat valsheid in geschrifte noemen; toen was het gewoon.

Natuurlijk begrijp ik ook wel dat ‘door inspiratie prachtige geschriften zijn ontstaan, maar dat het altijd mensen zijn geweest die deze producten klasseerden, beoordeelden, verbeterden, aanpasten, aannamen of verwierpen.’ (p7)
En ik weet ook wel dat we de originele handschriften niet meer hebben en dat niet alle brieven die aan Paulus worden toegeschreven ook daadwerkelijk van zijn hand zijn.
Maar om nu te spreken over een ‘verborgen agenda van bijbelschrijvers’ (p8), dat gaat mij te ver. Dat lijkt mij meer stemmingmakerij dan een wetenschappelijk uitspraak.
Slavenburg is weinig wetenschappelijk. Hij gebruikt allerlei uitspraken voor eigen doeleinden. Zie de recensie van Martie Dieperink.

Het eerste deel gaat over de evangeliën die in de Bijbel terecht kwamen; het tweede deel over de evangeliën die niet in de Bijbel zijn te vinden maar gevonden zijn bij Nag Hammadi in 1945.
Het derde deel over de samenstelling van het Nieuwe Testament. De rollen van Athanasius, Augustinus en andere kerkvaders.
Omdat ik te weinig weet over de vroege kerk en of het allemaal wel klopt wat Slavenburg schrijft heb ik via Google naar recensies gezocht. Hier is een recensie door Martie Dieperink, m.m.v. Stephan van Wersch.

De laatste hoofdstukken gaan over de rol en ‘niet- rol’ van de vrouw in de vroege eeuwen. Maar ook dat was mij al bekend en in dit gedeelte ben ik het redelijk met hem eens omdat ik dat voor mezelf al eens heb uitgeplozen.

Dat heeft hij allemaal weer wat esoterischer uitgewerkt in
‘Man en vrouw. Samen één en toch twee, een spirituele ontdekkingsreis.’
Dat heb ik vluchtig doorgelezen. Het sprak mij verder niet aan.
Hij is een gnosticus en spreekt voor eigen parochie. Gnosis op zichzelf betekent kennis, maar personen die de esoterische gnosis aanhangen hebben het vooral druk met zichzelf. Ik krijg associaties met het Zen Boeddhisme.
Het lijkt mij het tegenovergestelde van wat de Bijbel leert dat je vooral omziet naar je naaste.



dinsdag 28 juli 2015

Inception


Een film uit 2010 van Christopher Nolan (1970). De regisseur van o.a. ‘Memento’, ‘Insomnia’ en de Bat-man reeks.
Ik zag deze film al een eerder en toen vond ik het van mezelf al knap dat ik hem kon volgen. De tweede keer zat ik weer op het puntje van mijn stoel.
Het is dan ook een boeiend thema: via dromen ideeën stelen uit iemands brein. Maar als je ze kunt stelen dan kun je ze er ook inzetten.
Inceptie.
Ik moest denken aan het memen-idee van Richard Dawkins.
Dat is wat de zakenman Saito (Ken Watanabe) wil.
Hij zou willen dat zijn grootste concurrent, Robert Fischer (Cillian Murphy), zijn imperium opbreekt. Daartoe moet een idee in zijn geest worden gepland zodat het lijkt of hijzelf op dat idee is gekomen. Dat gaat allemaal niet zonder slag of stoot. Vijf bedrijfsspionnen gaan met elkaar aan de slag.
Cobb, gespeeld door Leonardo di Caprio, is de expert op dit gebied maar hij heeft te dealen met problemen in zijn eigen onderbewustzijn. Dat geeft een aparte lijn in de film.
Maar ook andere mensen hebben zo hun eigen projecties, die soms gevaarlijk kunnen zijn. Plus dat er mensen zijn die weet hebben van dit soort praktijken en daartegen weer maatregelen nemen.

Het fenomeen ‘tijd’ speelt een belangrijke rol. Want in dromen lijkt de tijd langzamer te gaan. En wanneer je dan van een droom in een droom in een droom gaat, dan heb je zeeën van tijd. Dat wordt allemaal berekend. Dus wanneer je een droomlevel ‘dieper’ gaat heb je weer meer tijd dan in de droom daarvoor.
Ook de scenario’s waarin een droom plaatsvind worden gemaakt door een architect, Ariadne. (Ellen Page)Zij heet natuurlijk niet voor niets zo. Zij moet het labyrint ontwerpen. Zie de Griekse mythologie.

Om iedereen op dezelfde tijd in dezelfde droom te laten belanden zitten de deelnemers aan elkaar verbonden en gebruiken ze op het juiste moment slaapmiddelen.
Op een gegeven moment weet je niet meer of je in een droom zit of in de werkelijkheid. Daartoe heeft iedereen een ‘totem’ bij zich.
Van Cobb is dat een tolletje wat hij van zijn vrouw heeft. Als het blijft draaien zit ie in een droom en wanneer het omvalt betekent het dat hij in ‘the real world’ zit.
Het fascinerende is dat aan het einde van de film, wanneer alles in orde lijkt te zijn, het tolletje, een beetje aarzelend blijft draaien.

maandag 27 juli 2015

Het hart van de mens


Geschreven door Jón Kalman Stefánsson (1963) in 2013. Ik las een digitale editie naar deze eerste druk.
Vertaald uit het IJslands door Marcel Otten die daarvoor een werkbeurs ontving.
Eerder las ik ‘Hemel en Hel’.
Dat vond ik een prachtig boek wat helaas halverwege inzakte. Nu weet ik dat het een eerste deel is van een trilogie. Dit boek is het laatste deel. Daartussen zit ‘Het verdriet van de engelen’.
Helaas had ik dat niet door en heb ik nu het laatste deel eerst gelezen, want dát was in de aanbieding bij Bol.com.
Wel komen veel dezelfde figuren er in voor. Dat scheelt. Het gaat weer over ‘de jongen’.
‘In een oud Arabisch medisch handboek staat dat het hart in twee kamers is verdeeld, de ene heet geluk, de andere wanhoop, op welke moeten we vertrouwen?’


Met deze vraag begint het boek en dat is het dilemma van de jongen.
Deze jongen was onderweg vanuit de Nes met Jens, de postbode, Hjalti de knecht en Asta in een kist.
Kennelijk moesten ze door barre omstandigheden ploeteren want onderweg in een sneeuwstorm zijn ze Hjalti, kwijtgeraakt en ook zichzelf. Maar waaróm ze nu op weg waren, daar ben ik niet achter gekomen. Dat staat misschien in het tussenliggende deel.
Het boek begint met beschouwingen vanuit het dodenrijk en dat herhaalt zich een paar keer.
Maar de jongen slaat zijn ogen op in een bed ergens in Vlakland. Daar wordt hij gekust door een meisje met sproeten, groene ogen en rood haar. Dat maakt een onvergetelijke indruk.
‘Waar is het leven als het niet in een kus zit?’

Na de begrafenis van Asta gaan de jongen en Jens weer terug naar hun dorp. Dat dorp houdt zich bezig met het vangen en verwerken van stokvis.
Alleen Gisli, de broer van de grootste stokvishandelaar en de leraar van de jongen, is een intellectueel.
‘Het is noodzakelijk zo vroeg op weg te gaan om mensen te vermijden, dat vervelende klootjesvolk, die aanbidders van stokvis. Het wordt nooit iets met dat volk, zegt hij hardop tegen zichzelf, tegen het licht, tegen zijn wandelstok, het zal nooit scholing boven de vis verkiezen, nooit vertrouwen op de kracht van het verstand, duizend jaar wonen op dit eiland heeft het volk kleingekregen, het vertrouwt op zijn handen, niet op zijn geest, op werken, niet op denken en het kan nauwelijks het geduld opbrengen iets groots tot stand te brengen.’
Daar zal ie achter komen want Geirthrud, de eigenaresse van een bar, denkt goed na. Zij durft tegen de oeroude tradities in te gaan.
Dat Stefánsson goed kan schrijven wist ik al. Weer weet hij de sfeer zo neer te zetten dat het je in deze harde, letterlijk koude maatschappij ook koud om het hart wordt. In dit boek weet hij het vol te houden tot het - bittere? - einde.

Ik kan er natuurlijk van alles over zeggen maar er staan weer zoveel mooie passages in. Die spreken voor zichzelf.
Een greep uit mijn aangestreepte gedeelten:
‘Het zwaarste in het leven is dat je nooit aan jezelf ontkomt, aan je bestaan ontkomt, dat je bent opgesloten in een doos, in een wereld die nooit van jou terrein verliest, behalve misschien hier en daar in een droom, maar die je inhaalt zodra je je ogen open doet, hoe kun je zoiets uit houden? Het zwaarste is dat je het leven niet begrijpt, de noten kent, maar niet de melodie.’

…hij moet gewoon blijven liggen, het is een vergissing bij de mens geweest op zijn achterbenen te gaan staan, daarmee is het touwtrekken tussen hemel en hel begonnen.’

‘Geschreven woorden vergeten bovendien niets, maar heinneren zich alles, ze liggen misschien ergens in de vergetelheid en de duisternis, maar ze lichten op zodra iemand hun kant op kijkt.’

‘We zijn nooit dezelfden, de aanwezigheid van anderen verandert ons, trekt andere registers open en hoogstzelden allemaal tegelijk, in ieder mens zitten verborgen werelden en sommigen komen nooit aan de oppervlakte.’

Die laatste sluit aan bij mijn eigen idee dat er in elk mens zoveel potentie zit. Dat één leven te weinig is om het allemaal tot ontplooiing te kunnen brengen. Het is misschien wel bedacht om er een eeuwigheid mee te vullen.


donderdag 23 juli 2015


Grasduinen in de Nag Hammadi geschriften vind ik best wel spannend. Deze oude geschriften uit de eerste eeuwen na Christus zijn in 1945 gevonden bij een plaatsje met die naam in Egypte. Ze deden nogal wat stof opwaaien. Net als de Dode Zee rollen waarvan wij stukjes hebben gezien in Jordanië.
Waarom vind ik dat spannend? Het zijn geschriften die de toets van de toenmalige kerkelijke magistraten niet hebben doorstaan. Tsja...en waarom dan niet?
Er staan ‘pareltjes’ in:

39/48
Als een parel in de modder wordt gegooid
daalt haar waarde niet.
En haar waarde stijgt niet
als ze met balsemolie ingewreven wordt;
in de ogen van de eigenaar behoudt zij haar waarde.

Zo is het ook met de kinderen van God:
waar ze ook terechtkomen;
in de ogen van de Vader
behouden ze steeds hun waarde!


Dit komt uit het evangelie volgens Filippus uit ‘de Nag Hammadi Geschriften’ van
Jacob Slavenburg en Willem Glaudemans.
2e druk 2005



donderdag 16 juli 2015

Getallen in de Bijbel


Dat blijft ook een fascinerend onderwerp. Op forums worden allerlei dingen verhandeld die zo heerlijk de geest kunnen prikkelen.
Wanneer je de Gematria of getallenleer een beetje serieus neemt wordt het oudste en meest verkochte Boek steeds boeiender. Maar juist dán is het zo van belang dat er goed vertaald wordt om die achterliggende betekenissen te behouden.

‘Tellen is vertellen’ zo meldde iemand in het topic theologisch interpreteren versus gewoon lezen op Refoweb . Het is niet echt een plezierige discussie maar soms worden er van die mooie dingen geschreven.
In dit geval over de maten van het nieuwe Jeruzalem dat als de heerlijkheid van God neerdaalde uit de hemel.
De maten worden verteld in Op 21: 16 en 17 en nu citeer ik:

De BGT (= Bijbel in Gewone Taal) geeft 2400 kilometers, h-b-l. De grondtekst+NBG (= de vertaling van 1951) geeft 12.000 stadiën.
Als je de BGT leest denk je al gauw aan een afstand van 2400 km, want dat lees je daar.
Als je de NBG/grondtekst leest dan zie 12 en 1000: dan gaat er toch meteen een belletje rinkelen, als je ook de rest van de bijbel wel eens gelezen hebt.
12 en 1000 (chilias) zijn betekenisvol. Kort gezegd, in het kader van De Openbaring gaat het dus niet om een afstand op zichzelf, een kwantiteit, maar om een kwaliteit: De stad van God is groot genoeg voor iedere welwillende uit hemel (3) en aarde (4, deze stad is goddelijk groot (1000). Voor gans Israël (het volle getal der joden: 7000*) en voor het volle getal van de heidenen is plaats in deze Stad, in het Koninkrijk van God
.

* 7000, 1 Kon 19:18

Zelf zat ik ook in mijn maag met een stad in kubusvorm die zo groot is als van hier naar Moskou
Met deze verklaring krijg ik het gevoel dat het klopt als een cryptogram.
Ook dat ‘duizendjarig vrederijk’ waar zovelen in geloven wordt duidelijker wanneer je duizend als een lange tijd naar de voleinding interpreteert. Want duizend jaar vrede en daarna nog een Armageddon, daar geloof ik niet in, dat is niet logisch.
Er wordt in die verzen in Openbaringen 20 ook helemaal niet gesproken over vrede. Wel over heersen, regeren.
Er wordt wel gezegd dat de satan is gebonden, maar die heeft genoeg handlangers rondlopen. De aanstichter is er niet meer maar het kwaad is en wordt gezaaid in elk mensenhart.
Zelf geloof ik met de ‘oud-vaders’ dat die ‘duizend jaren’ zijn begonnen met de uitstorting van de Heilige Geest. Dat bracht een zichtbare verandering teweeg. De tijd werd heel anders dan alle tijden daarvoor. Misschien was dat moment al eerder bij Jezus’ uitroep: ‘Het is volbracht’ maar toen was het nog niet zichtbaar. Sinds de Hemelvaart is Jezus Koning en regeert Hij, en sinds de uitstorting van de Heilige Geest breidt zijn Koninkrijk zich als een olievlek uit over deze aarde.

Nog weer verder gedacht want discussies over evolutie en/of schepping blijven ook populair:
De schepping in zes dagen. Zes is het getal van een mens. Deze aarde is voor de mens.
Het was zeer goed maar is (nog?) niet volmaakt. Zeven is het getal van de volmaaktheid. God rustte op de zevende dag die deze aarde zou vervolmaken.
Hij deed toen ‘niets’.
Hij wacht.
Hij rust.
Die zevende ‘dag’ komt nog.
Wanneer je het zo bekijkt vergaat je de lust om te discussiëren of God al dan niet 6000 jaar geleden de hele schepping in zes dagen in elkaar zou hebben gepropt. De symboliek is veel mooier en in mijn ogen veel belangrijker om de grote lijnen te kunnen zien.


woensdag 8 juli 2015

Het geluid van vallende dingen



Geschreven door Juan Gabriel Vásquez (1973) in 2011 en vertaald uit het Spaans door Brigitte Coopmans. Ik las de derde druk uit maart 2014.
Vásquez is Colombiaan, geboren in Bogotá.
Bogotá ligt op 2600 meter hoogte. Ondanks dat het bijna op de evenaar ligt is het daardoor nooit veel warmer dan zo’n 20 graden.
Zijn boek speelt zich daar af. Gedeeltelijk door middel van een flash back naar de zeventiger jaren toen de macht van de drugsmaffia nog niet heel groot maar wel groeiende was en eigenlijk niemand door had hoe schadelijk en corrupt de uitvoer van Marihuana was. Men was arm en profiteerde ervan. Hoe schuldig is schuldig?

‘We weten het, we zijn ons er volkomen van bewust, en toch is het altijd enigszins schrikken als een ander het proces blootlegt dat ons heeft gemaakt tot wie we zijn, toch is het altijd weer onthutsend te constateren, als een ander die onthulling doet, hoe weinig tot niets we te zeggen hebben over onze eigen ervaring.’

Je had de dwaze moeders in Argentinië en de naam van Pablo Escobar van het Medellín Cartel zegt me wel wat maar verder weet ik eigenlijk weinig van die tijd op dat continent. Het verraste me dat men daar zo leed onder de dreigingen van die drugsmaffia en dat dit Colombia uiteindelijk naar de afgrond bracht. Wij hadden het hier nog te druk met de koude oorlog denk ik.
In de slogan van Nixon: ‘War on drugs’ hoor ik de echo van Bush: ‘War on terror’.
Het is een liefdesverhaal binnen een liefdesverhaal maar het is geen vrolijk boek. Niets wil er lukken.
Ja, dat is soms leven-eigen.

Antonio Yammara (1970) is docent (Inleiding in de rechtsgeleerdheid) en leert op een dag de eenzame Ricardo Laverde kennen in een biljartclub. Deze Laverde heeft iets geheimzinnigs. Maar wat? Hij komt daar niet achter en op een dag wordt Laverde vermoord waarbij Antonio zwaar gewond raakt. Het is dan ergens in de 90er jaren
Nadat hij enigszins genezen is laat hij vrouw Aura en kind Leticia achter en gaat hij op zoek naar de achtergrond van Laverde want dat zal hem helpen bij zijn eigen keuzes in het leven, denkt hij. Een cassettebandje met lugubere geluiden speelt een belangrijke rol. Hij ontdekt dat Laverde een dochter, Maya heeft en een Amerikaanse vrouw, Elaine, een gringa die heel idealistisch, vrijwilligster was bij het Peace Corps.
Lanzaamaan worden de dingen duidelijk.

Dit boek las ik weer naast de computer om alles na te zoeken. En het klopt. De moorden door Escobar op de minister van justitie in 1984 , op een hoofdredacteur in 1986 en op een presidentskandidaat in 1991. De universiteiten aan de rand van de wijk La Candelaria enz.
Lang leve Google Maps met streetview. Je kunt er door de ‘calla’s’ en ‘carrera’s’ wandelen. Daar hou ik wel van, dat precieze.
Aan het, wat open einde van het verhaal is Antonio vol hoop op een betere toekomst.
Ik wat minder, maar dat doet er helemaal niet toe.



maandag 6 juli 2015

De Weldoener


Geschreven door P.F. Thomése in 2010. Ik las 'm als e-book.
Het was mijn eerste kennismaking met deze schrijver. Een mening heb ik (nog) niet over hem; daarvoor moet je meerdere boeken lezen, vind ik.

Dit boek gaat over een groot ego. Een mens die God is, in zijn gedachten. Dat zijn we allemaal wel een beetje maar deze heer is het extreem. Hij is dood – ‘ontheven van plaats en tijd, vrij man onder de eindeloze hemel, dood weliswaar maar vrij.’ - en door middel van een flash back beleeft hij zijn leven. Om die reden vond ik de uitstapjes naar de geest van Lou Wehry, zijn concurrent die het beter heeft gedaan in het leven, de geest van zijn vrouw en van de moeder van Alicia een beetje vreemd en onkloppend maar dat heeft de schrijver mooi opgelost door hen onder het deel ‘Koor: tegenstemmen’ te rangschikken.


Hij (50 jaar) heeft zijn naam veranderd van Theo Kiers in Sierk Wolffensberger, is ‘omhoog’ getrouwd met Ghislaine, barones d’Agincourt d’Eisenach die Frans spreekt en heeft een zoon Théophile.
‘Hij is een kunstenaar, een man van de geest.’
Deze ‘god’ is een, naar eigen ideeën, ondergewaardeerde componist en heeft de functie van stadsdirigent aangenomen zodat hij zijn eigen werk kan uitvoeren.
‘Zo diep is hij gezonken. Uit artistieke wanhoop staat hij hier van middelmatige mensen muziek te maken, volmaaktheid te koken uit troep’.
Tijdens de Heilige Week voor Pasen ontfermt deze Theo/Sierk zich over een meisje dat zelfmoord wilde plegen en na veel gedoe besluit hij met haar uit zijn saaie leven te ontsnappen. Iedere keer botsen zijn verheven gedachten met de rauwe werkelijkheid maar hij gaat onbekommerd verder.

Thomése schrijft mooie dingen:
‘Ware muziek is een herinnering, het na-ijleffect van iets wat zelf niet meer te achterhalen valt. Het is de openbaring van iets wat zelf al geen vorm meer heeft. De aandachtige luisteraar volgt nootje voor nootje een spoor dat op datzelfde moment al niet meer bestaat.’
En soms cynische.
Over de De Heilige week: De Here jezus zal spoedig sterven en verrijzen, zoals Hij elk jaar weer braaf voor ons allen doet, hiertoe aangespoord door toepasselijk gezang en begeleidend orgelspel.

Wat mij soms stoorde was zijn gebruik van bijvoeglijke naamwoorden:
‘de monumentale toegang is van een overweldigende ontoegankelijkheid, hij verzinkt erbij in het niet. Een kleine, verdwijnende gestalte wordt hij hier, boven aan de uitgesleten, stenen trappen, onvindbare figurant in de megalomane contouren van een bovenmenselijk portaal.
Pfffffft.

Wat die Heilige Week in zijn verhaal betreft slechts een poging want goed begrijpen doe ik het niet.....Sierk lijdt die week en moet zijn ‘god/weldoener-zijn’ bekopen met de dood. Helemaal zijn eigen keus.
Dat doen goden soms. Het is niet anders.

Het verhaal start met een passende strofe uit King Lear, vijfde acte, derde scene. Die begrijp je pas goed wanneer je het boek uit hebt.

Nu ontvlucht ik wat boeken betreft weer even dit zwaarmoedige land en ga naar andere, zonnigere continenten waarvan de schrijvers niet zijn geïnfecteerd met het Calvinisme.
Waar vanuit een boek de zon, de kleuren en geuren opstijgen en Latino muziek.
Past beter bij een hittegolf.