Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

maandag 9 juli 2012

‘Zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten’

Voor mij één van de mooiste Nederlandse spreekwoorden. Als je hier over nadenkt en hem in het leven om je heen toepast; op anderen maar nog meer op jezelf dan gaat er een psychologische wereld voor je open.

vrijdag 6 juli 2012

Conspiracy Theory

Een aantal jaren geleden klaagde één van mijn zussen (onder de 50) over vermoeidheid. Tsja, dat kan van alles zijn. Toch maar naar de huisarts, bloed prikken e.d. Geen bijzonderheden. Maar even aanzien. De klachten verergerden en uiteindelijk werd ze door verwezen naar een specialist.
Deze kon in eerste instantie ook niets vinden. Mijn zus werd echter steeds zwakker en zwakker, zo erg dat ze haast niet meer op haar benen kon staan. In gedachten zagen we haar al in een rolstoel rondrijden. Allerlei scenario’s werden doorgenomen: Fybromyalgie? M.E.?
Tot op een gegeven moment de specialist kennelijk het licht kreeg en haar controleerde op het vit D gehalte in haar bloed. Veel te laag!
Pillen meegekregen en het advies om meer in de zon te gaan zitten. Vooral in de tijd dat je schaduw korter is dan jezelf bent. Want vit D doe je vooral op via het zonlicht op de huid.
Geloof het of niet: zuslief ging opknappen en op dit moment is ze weer zo gezond als een 'vette' vis.


Wat wil ik met dit, wat ingekorte verhaal? Op vakantie in Frankrijk merkte ik dat aan alle melk kunstmatig vit D wordt toegevoegd. Waarom in vredesnaam in zo’n zonnig land?
Op het Zuid-Franse strand zag ik om mij heen hoe vlijtig er gesmeerd werd met allerlei zonnebrandmiddelen, gehoorzaam aan alle waarschuwingen tegen huidkanker dat kennelijk nogal schrikbarende vormen begint aan te nemen. Voor bewijs hiervoor ben je weer overgeleverd aan de medicinale goden. Factor 20 tot 50 was heel gewoon.
Terwijl ik in drie dagen zo ongeveer chocoladebruin zie (factor 6 en okay mijn genen werken mee), vertrokken deze mensen weer bijna even wit van het strand als ze gekomen waren. Terwijl hoe donkerder een huid, des te betere bescherming toch tegen huidkanker?
Maar eerlijk is eerlijk: ook die verschrikkelijk verbrandde ruggen en neuzen van vooral Engelsen zie je dankzij dit gesmeer niet meer.
Maar nu vraag ik mij af of vanwege die zonnebrandmiddelen er nog wel vit D wordt opgenomen door de huid. Ik krijg sterk de indruk van niet anders zou er toch niet kunstmatig ‘bijgevoed’ worden via melkproducten?
Helaas kun je via Google -zoals altijd- alles vinden wat je maar wilt vinden, dus gebruik ik mijn eigen boerenverstand.
Waar komen die zonnebrandmiddelen vandaan? Juist, bij de farmaceutische industrie. Waar komt de kunstmatige vit D vandaan? Juist, bij de farmaceutische industrie. Zo snijd het mes aan twee kanten.
Mocht je dankzij! of ondanks het gesmeer toch huidkanker krijgen……dan wil de farmaceutische industrie je daar vast wel weer bij helpen.

Ik ruik een conspiracy……….

donderdag 14 juni 2012

Lost Love

Dit gedicht kwam ik weer tegen. Het laatste couplet van dit gedeelte is het meest bekende en het raakt mij iedere keer weer. Ik zou Tennyson echter tekort doen wanneer ik alleen dat couplet zou plaatsen. Het complete gedicht 'in Memoriam A.H.H.' (ter herinnering aan zijn beste vriend en zwager) is enorm lang; dit is deel XXVII en de eerlijkheid gebied mij te bekennen dat ik het nooit intensief helemaal heb gelezen.

I envy not in any moods
The captive void of noble rage,
The linnet born within the cage,
That never knew the summer woods;

I envy not the beast that takes
His license in the field of time,
Unfetter’d by the sense of crime,
To whom a conscience never wakes;

Nor, what may count itself as blest,
The heart that never plighted troth
But stagnates in the weeds of sloth;
Nor any want-begotten rest.

I hold it true, whate’er befall;
I feel it, when I sorrow most;
It's better to have loved and lost
Than never to have loved at all.


Alfred, Lord Tennyson
(1809 - 1892)
een site met meerdere gedichten.

dinsdag 12 juni 2012

De Pest

Oorspronkelijke titel ‘La Pest’ van Albert Camus. Geschreven in 1942 en uitgebracht door Editions Gallimard in Parijs. De vertaling is van Willy Corsari uit 1973 uitgegeven door de bezige bij.
Eigenlijk was ik bezig in een boek van Marcel Möring: ‘Het grote verlangen’ maar toen kreeg ik dit boek van een vriend te leen. Na één bladzijde te hebben gelezen om een beetje sfeer te proeven heb ik het niet meer weggelegd en ben ik Marcel totaal vergeten. Ik moet denk ik, opnieuw beginnen want er is (nog?) niets blijven hangen.
Wat is het wat zo boeide? Alweer de herkenning in de beschrijving van de mensen uit de moderne ordelijke witte handelsstad Oran aan de Algierse kust. Een stad met 200.000 inwoners. De kronikeur is een inwoner van dat stadje. De bevolking heeft het druk met geld verdienen. Helaas is de stad verkeerd om gebouwd, met de rug naar de zee, zodat men die altijd moet gaan zoeken.
Ik krijg nu de neiging om hele stukken te citeren, maar laat ik me toch maar beperken.
“Zonder twijfel bestaat er heden ten dage niets natuurlijkers dan dat mensen van de morgen tot de avond werken om daarna bij kaartspel, in cafés en onder kletspraatjes de tijd te verdoen, die hun rest om te leven.” Bij dat laatste moet ik dan wel weer grinniken. Een bekende oneliner uit onze tijd is: ‘Ik leef niet om te werken, maar werk om te leven’. Waar dat ‘leven’ dan uit bestaat……..vaak mag slechts de bekende Joost dat weten.
Camus vindt het leven absurd en ik kan me daar wat bij voorstellen.
“Ofwel de mannen en vrouwen verslinden elkander inderhaast in wat men de ‘liefdesdaad’ pleegt te noemen, of zij beginnen samen een lange sleurgang. Tussen deze twee uitersten bestaat maar zelden een middenweg.”
Met lijden en sterven hebben de stadsbewoners niets, dat is alleen maar lastig. Een zelfdoder, Cottard, die op tijd wordt ‘gered’ voelt zich schuldig dat ie zoveel last heeft bezorgd. Hij krijgt verder geen aandacht of psychische hulp. In het vervolg van het boek gaat hij wel zijn discutabele rol spelen.
Dan worden er stervende en dode ratten gevonden; het begin van de ellende. Dr. Rieux en collegae krijgen het druk met de zwarte dood. Vervolgens beschrijft Camus een heel proces wat een pestepidemie doet met de nijvere bevolking van de stad waar ook de handel dood gaat aan de pest want de stad wordt van de wereld afgesloten.
Wat een dergelijk epidemie doet met mensen als dr. Rieux en pater Paneloux; met de journalist Rambert die ook opgesloten raakt en die wanneer hij de kans krijgt om aan de stad te ontsnappen besluit om te blijven en de handen uit de mouwen te steken. Iemand als Tarrou, die van alles zomaar noteert en zich afvraagt of je een heilige kunt worden zonder God, door altijd de kant van de slachtoffers te kiezen. Maar ook slachtoffers worden soms beulen.
De schrijver Grand die, opgesloten in zichzelf aan een boek is begonnen maar niet verder komt dan de eerste zin.
Tot op een dag er mensen zijn die niet sterven maar genezen en de ratten verschijnen dan ook weer op het toneel.
Alles kan weer opnieuw beginnen….
Toch wordt het anders omdat mensen veranderen in zulke zware omstandigheden. Dr. Rieux wordt steeds koeler, afstandelijker en emotielozer. “Men wordt het medelijden moe, als het nutteloos is. En deze gewaarwording, van een hart dat zich langzaam sluit, schonk de dokter voor het eerst wat opluchting in deze verpletterende dagen.” Dat proces is heel knap beschreven want aan het eind blijkt Rieux de kronikeur zelf te zijn. Pater Paneloux wordt milder. Na een donderpreek waarin hij de pest de gesel van God noemt – “Broeders, gij zijt in grote nood , broeders, gij hebt het verdiend………overdenkt dit en buigt uw knieën” - gaat hij over op de bedoelingenleer. “Men moet niet proberen het schouwspel van de pest te verklaren maar men moet proberen er de verborgen lering uit te trekken.”
Hij sterft uiteindelijk eenzaam maar met het zicht op het kruis. “Geestelijken hebben geen vrienden, zij hebben alles op God gesteld.”
Grote vragen komen aan bod: Hoe kun je als mens vóór de doodstraf zijn? Hoe kun je gelovig zijn wanneer er een God is die een kind onder verschrikkelijke pijnen laat sterven aan de pest. In deze scene is er een heftige confrontatie tussen Rieux en Paneloux. Paneloux accepteert de consequenties van zijn geloof. Of je verloochent God of je gelooft en vertrouwt Hem en accepteert alles wat Hij doet of nalaat, vaak zonder het te begrijpen. Dat is dan weer een raadsel voor Rieux en Tarrou.
Het is een aangrijpend boek.
Er staan heel veel mooie uitspraken in. “….hij dacht dat het niet belangrijk was of die dingen een zin hadden gehad of niet, doch dat het slechts belangrijk was vast te stellen hoe de hoop van de mensen beantwoord wordt.”
Een aanrader.

vrijdag 8 juni 2012

Alles wat slaapt is lief

donderdag 7 juni 2012

Oud en Wijs?

“........Mensen die met de regeringspolitiek instemmen, verwijt men een slaafse houding en men scheldt ze uit voor onbenullige meelopers. Zowel in het maatschappelijke als in het persoonlijk leven is dan het streven gericht op een nivellering, waarbij niet meer duidelijk is wie leiding geeft en wie leiding krijgt, en men bewondert leiders die zich als ondergeschikten gedragen. Onder zulke omstandigheden moet de vrijheid toch onvermijdelijke extreme vormen aannemen?
Zij dringt in de particuliere woningen door en eindigt in een anarchie die zich zelfs van huisdieren meester maakt.
Vaders wennen er bijvoorbeeld aan zich te gedragen als hun kinderen, uit angst voor hun zoons.
Omgekeerd meten die zoons zich de vaderrol aan en verliezen alle respect en angst voor hun ouders, om maar vrij te zijn.
Er is geen verschil meer tussen eigen burgers en vreemdelingen, of die nu een verblijfsvergunning hebben of niet.
Zo zijn er nog wat van die kleinigheden. Een leraar is onder die omstandigheden bang voor zijn leerlingen en praat hen naar de mond. Leerlingen zien op hun leraren neer en in het algemeen gedragen jongeren zich alsof zij de volwassenen zijn. Zij verzetten zich voortdurend en willen alles beter weten.
Oudere mensen proberen zich met een soort joviale kameraadschappelijkheid aan te passen aan de jeugd en doen alles om maar jong te lijken en vooral een ouderwetse of autoritaire indruk te vermijden........”

Herkenning? Dit is geschreven rond 380 BC door Plato. (Politeia) Leuk hè, het werkt altijd een beetje op mijn lachspieren wanneer je ontdekt dat de eigenaardigheden van de huidige tijd helemaal niet nieuw zijn maar bijna zo oud als de wereld zelf. Nou ja, oké, een paar duizend jaar oud i.p.v. 4,6 miljard jaar.
Vooral dat jong lijken: wanneer ik sommige mensen zie joggen in een tempo waarvan ik denk, mens ga toch lekker gewoon lopen, dan heb ik medelijden.
Wanneer ik zie hoe mensen zich afbeulen in een sportschool, zich laten faceliften of in laten spuiten met botox dan kan ik een glimlach niet onderdrukken en vraag ik me af waarom we toch zo ons best doen om zo mooi en zo fit mogelijk in die kist te belanden.
We zijn en blijven een raar volkje.

maandag 4 juni 2012

Fundamentalisme en de historisch-kritische methode zijn twee zijden van dezelfde medaille.
Zij veranderen beiden Sola Scriptura in ‘sola text’.

Stanley Hauerwas