Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

dinsdag 6 maart 2012

Alfons Mucha




Lang voordat ik Alfons Mucha (Tsjechie 1860-1939) kende was ik al helemaal idolaat van dit soort vrouwvriendelijke prenten. Toen ik 17 was en in de grote stad ging wonen was de eerste plaat die aan mijn muur kwam te hangen iets dergelijks. Ik weet niet meer of het een reproductie van een echte Mucha was of niet. Het was in ieder geval die stijl.
Later ontdekte ik dat het Art Nouveau of Jugendstil was. Nog steeds gaat mijn hart open als ik iets zie uit die periode. Het was een korte maar hevige periode in de kunstgeschiedenis: van ongeveer 1880 – 1920. Volgens de Wikipedia was het een reactie op het vorm vervagende Impressionisme, een stijl die mij trouwens ook aanspreekt net als de Art Deco die erop volgde.
In mijn eigen interieur is niet veel te vinden; sinds kort een Tiffany-lampje in vlindervorm, gekocht via marktplaats. Een paar kaarsenhouders met de seizoenen van Mucha en een koperen vaas die ik voor 5,00 euro kocht op de Rotterdamse rommelmarkt. Het zegt menéér Cathy niet zo veel.
Wat mij het meest aanspreekt is het flamboyante, weelderige met al die golvende lijnen. Veel bloemen en planten die sprookjesachtig aandoen. Het schijnt een optimistisch wereldbeeld weer te geven. Dat spreekt me ook wel aan in deze kille wereld die de eenentwintigste eeuw heet. Ook in de architectuur heeft deze stroming zijn prachtige sporen achtergelaten. Het meest bekend is misschien wel de Sacrada Familia in Barcelona van Gaudi.
In Praag, een mooie stad, is ook nog veel te ontdekken wat dat betreft. In Nederland is het Jan Toorop die iets in deze stijl gedaan heeft voor de slaoliefabriek waardoor het in Nederland de verheffende naam kreeg van slaoliestijl.
Het gekke is dat ik nog niet zo lang geleden ontdekte dat mijn muzikale voorkeur ook uitgaat naar componisten uit deze periode. (Brahms, Dvorak, Rachmaninov, Debussy, Bruch, Grieg, Ravel en Gershwin)
Toen ik dat ontdekte vond ik dat eigenlijk wel maf. Kan het zijn dat je zomaar als uit het niets zo’n voorkeur hebt of onbewust dat kunt ontwikkelen? Van huis uit heb ik niets van dat alles meegekregen. Slechts Deo Cantemus.
Vaak ben Ik zelf mijn grootste raadsel.

maandag 5 maart 2012

Het Lam

Geschreven door Peter de Vries in 1961. Dat klinkt heel Nederlands maar is het officieel niet. Peter is van de tweede generatie allochtone Nederlanders in Amerika. Het boek gaat over deze tweede en derde generatie. Het is in het Nederlands vertaald in 2008.
Don Wanderhope (bijzondere naam) vertelt een stuk levensgeschiedenis. Die geschiedenis is doorspekt met dood, God en liefde. Hij doet dat soms heel klinisch en met zwarte humor naar zichzelf en cynisme. Hij gebruikt regelmatige kleine ‘cliff-hangers’ aan het eind van hoofdstukken. Deze Don verliest op jonge leeftijd zijn atheïstische broer, later zijn vrouw en zijn dochter. Het boek begint met een discussie tussen die broer en de rest van de familie. Soortgelijke discussies kun je nu, vijftig jaar later nog terugvinden op orthodoxe fora.
Daarna zakte het verhaal voor mij in. Soms kon ik hem niet volgen zoals bij de beschrijving van hun vrachtauto die omzakte in de vuilnisbelt. Dan liep de film in mijn hoofd toch steeds weer vast.
Pas het laatste één-derde deel ging het mij weer boeien, dan komen de gesprekken met ongelovigen en Don, die ook zegt niet te geloven is voortdurend bezig om welbewust tegen die atheïstische visie aan te dreunen. Hij zoekt dat ook steeds weer op.
Dat herken ik. Gewoon je eigen geloof testen tegen harde pantsers. Dat kan niet in een eigen kring van gelovigen, denk ik. Mensen raken te vaak geschokt. Voor mezelf vond ik wel goed om gewekt te worden uit die halleluja-lethargie, die religieuze correctheid die er over het algemeen heerst. In het boek is het pantser de in het geloof teleurgestelde jood Stein, die religie als placebo ziet. Een variatie op de opium van die andere jood? Don ontmoet hem in het ziekenhuis. Hij heeft ook een dochter met leukemie. Daardoor ontstaan de indringende gesprekken en uitspraken. Bijvoorbeeld deze: ‘Bewijs mij dat er een God is en ik word pas echt wanhopig’.
Wat Don ook steeds weer opzoekt is de Rooms katholieke kerk naast het ziekenhuis met het Christusbeeld boven de ingang met wijd uitgespreide armen. Deze speelt een belangrijke rol in het verhaal, net als de ceremonie van taartgooien in de oude slapsticks.
Don en zijn dochter Carol kunnen lachen om de, ook voor mij meest mallotige Amerikaanse uitdrukking die er bestaat: ‘Everything will be alright’ die in films te pas maar meestal te onpas wordt gebruikt. Speelt de Hollandse nuchterheid hier toch een rol?
In het nawoord van Willem Jan Otten komt de uitspraak van Luther voorbij: ‘Niemand is God meer nabij dan de vertwijfelden die God haten en lasteren’.
Ik wist niet dat deze uitspraak van Luther was, maar voor mezelf had ik ook al geconcludeerd dat dit de slechtste mensen niet zijn. Eigenlijk is dit een beetje een existentialistisch verhaal waarin wel/niet kunnen/willen geloven en de onmacht daarin een grote rol spelen. Het smaakt wel naar meer.
Op de cover staat een foto van een ‘kunstwerk’ van Willem Zijlstra. Onderdeel van zijn drieluik ‘Agnus Dei’. Geïnspireerd door het Agnus Dei van Francisco de Zurbaran. Weet je, ik begrijp de symboliek en die waardeer ik. Ik lees ook de krant al is dat op zijn kop op een cover, maar ik vind het lelijk om te zien.

vrijdag 2 maart 2012

Luisteren

In de eerste ‘Sophie’ van dit jaar staat een artikel dat mijn aandacht trok. Het is een artikel van Thijs Tromp. Hij heeft onderzoek gedaan naar het maken van ‘levensboeken’ in de ouderenzorg. Het woord zegt het eigenlijk al: met hulp van de hulpverleners vertellen en schrijven ouderen hun levensverhaal. Ze schrijven een soort autobiografie. Het bleek dat het ouderen hielp hun verleden te ‘herkauwen’. Maar hoe vaker ze het deden hoe meer de betekenis van hun verhalen veránderde; die werd positiever, werd meer aanvaard en werd hoopvoller.
Een verklaring is dat het een middel is om zin te geven aan het eigen leven. Zo houd je grip en kun je koers houden richting de toekomst.
Thijs echter denkt dat een verklaring van de positieve effecten te vinden is in de respectvolle en liefdevolle aandacht van de verzorgenden die de tijd namen om naar deze verhalen te luisteren.
Daar ging mijn brein weer overuren draaien. Zelf ben ik een betere luisteraar dan redenaar.
Ook ik heb eindeloos naar verhalen van mensen geluisterd in de tijd dat ik werkte. Omdat ik mensen in zijn algemeenheid een leuk en interessant soort vond en het leuk vond om naar hun verhalen te luisteren. Zo leerde ik de mensen die ik voor me had wat beter kennen, en probeerde ik te ontdekken hoe ieder voor zich, gevormd door hun verleden, met de tegenslagen van het leven omgingen.
(Het meest bizarre wat ik heb meegemaakt was een mevrouw die, terminaal door borstkanker, genietend naar horrorfilms lag te kijken.)
Ik kan het nu bijna niet meer opbrengen, het vreet energie.
Mensen willen gehoord worden. Baby’s schreeuwen al om aandacht. Het is een alleszins redelijke menselijke behoefte. Kijk naar de social media, het zijn schreeuwen om aandacht.
Iedereen schreeuwt.
Maar niemand luistert.
Dat is iets wat aangeleerd moet worden. Echt luisteren met het hart is een kunst. Daar ontbreekt het bij velen aan. Ik ben vaker dan eens tijdens een gesprek midden in een zin gestopt omdat ik het idee kreeg dat ik tegen een muur stond te praten…..hij/zij merkte het niet eens!
Soms zie je al aan de ogen dat er maar half geluisterd wordt omdat hij/zij al bezig is in het hoofd een antwoord te formuleren. Ik merk nu dat het mij onrust geeft in gesprekken; een opgejaagd gevoel geeft. Het vertrouwen dat mensen wachten tot ik ben uitgesproken verdwijnt langzaam. Men valt elkaar ook ongegeneerd in de rede. Let eens op tijdens praatprogramma’s op de tv. Soms praten er meerdere door elkaar heen en grijpt een gespreksleider naar mijn gevoel maar matig in. Daar kan mijn autistische trekje niet tegen. Mij is vroeger geleerd om je mond te houden als een ander praat. Ga er maar aan staan in deze tijd.
Er zijn er ook die, wanneer ze eenmaal aan het woord zijn, het niet meer loslaten. Als een wekker die afloopt. Bij sommigen, alleenstaanden bijvoorbeeld, kan ik daar wel begrip voor opbrengen. Bij dat soort stembandoefeningen valt geïnteresseerd luisteren niet mee. Want vaak is het niet meer dan dat.
Praten, maar niets zeggen.
Iemand vertelde mij eens dat ze weer teruggekeerd was in haar oude beroep van kraamverzorgster. Wat haar opviel was dat pakweg dertig jaar geleden de mensen ook nog wel eens aan haar vroegen of ze getrouwd was of kinderen had. Er werd interesse getoond in haar privéleven.
Dat komt praktisch niet meer voor.
In deze geïndividualiseerde postmoderne samenleving zijn mensen als eieren: slechts gevuld met zichzelf.

Who's gonna pay attention, to your dreams
Who's gonna plug their ears, when you scream

donderdag 1 maart 2012

Smiling

Smiling is infectious
You catch it like the "flu"
When someone smiled at me today
I started smiling too.

I walked around the corner
And someone saw me grin
When he smiled - I realised -
I'd passed it on to him!

I thought about the smile
And realised its worth:
A single smile like mine
Could travel round the earth.

So, if you feel a smile begin
Don't leave it undetected
Start an epidemic quick
And get the world infected.

Anonymous

maandag 27 februari 2012

De vlek

Van Willem Jan Otten.
Otten kende ik van ‘Specht en Zoon’ , van ‘Waarom komt U ons hinderen’ en van enkele gedichten w.o. een gedicht over Maria, maar dat is weer een heel ander verhaal.
Ik waardeer Otten om zijn originaliteit en zijn belezenheid.
‘De vlek’ is een verhaal in poëzie. Ik kreeg associaties met ‘de Beatrijs’ en 'Floris ende Blancefloer' die ik ooit op school heb moeten lezen en waarover ik op de Wikipagina terug moest lezen wat het verhaal was. Helemaal vergeten behalve dat het verhalen in poëzie waren.
Poëzie is voor mij samengebalde emotie. Reden om de vertelling van Otten langzaam te lezen en elke zin goed tot me door te laten dringen.
Het is geschreven vanuit het perspectief van een tweelinghelft die bewaker is in een ziekenhuis. Zijn broer waar ie geen contact meer mee heeft sinds de begrafenis van pa, krijgt te horen in dat ziekenhuis dat er een vlek op zijn long zit. Deze Abel Kans maakt zijn eigen afwegingen en wil geen behandeling. Deze Abel wordt doodgemept door een foute foto. Na hem komt een priester die vrijwillig meedeed aan een onderzoek en krijgt te horen dat zijn longen schoon zijn. Helaas is er een fout gemaakt en blijkt het andersom.
De manier waarop dit verhaal in woorden is gevangen vind ik prachtig. Er zitten zinnen bij waar je eindeloos over kunt mijmeren. Bijv: “wonderen, daar gelooft een Kans niet in”.
Mooie vondsten: “We waren nog niet aan het schelen”. De arts die die ochtend nog een “vlek of zes had te gaan”.
De hersenspinsels van de arts over de priester die en passant een theodicee behelzen:
“Als ik hem goed begrijp
dan denkt hij werkelijk dat niets
voor niets gebeurt. Alles,
zegt hij, is bedoeld. Dat is
de mouw die hij past
aan zijn ondoortastend bestaan,
deze mestkever van het lijden,
hoe het ook meurt, het is Plan."

Daar kun je ook weer eindeloos over nadenken.
De vertelling is een aanrader als je het geduld kunt opbrengen om intens te lezen want er zit erg veel symboliek in.
Ooit las ik ergens (helaas weer vergeten waar en kan het niet vinden) dat er geen Nederlandse existentialistische romans zijn die vanuit een gelovig perspectief zijn geschreven en die meneer uit het interview achtte de kans klein dat het ooit zou gebeuren. Toen dacht ik nog: je moet verdeurie ook alles zelf doen op deze aardkloot en bracht mijn pen in de aanslag.
Ik zie er toch maar vanaf.
Maar als er één is die het wel zou kunnen dan is het Otten.

vrijdag 24 februari 2012

Grenzen

N.a.v. een boek van Dr. H. Cloud en Dr. J. Townsend, Uitgeverij St. Koinonia uit 1997
Dit boek werd mij aangeraden door een liefhebbende zuster….…een biologische. Het was kennelijk nodig. *grinnik* Een beetje sceptisch begon ik eraan want ik hou niet zo van die Amerikaanse zelfhulpboeken, vooral niet wanneer ze door evangelicale christenen zijn geschreven. Van evangelen moet je altijd van alles om een goed christen te zijn en daar hou ik niet zo van. Daar ben ik inmiddels op stukgelopen. Even lekker generaliserend: Ze zijn soms nog erger dan zwarte kousenkerkers. Voor de gein heb ik ooit tijdens een lezing over zo’n type boek de keren zitten tellen dat het woord ‘moeten’ voorkwam, heus, ik kwam veel vingers en tenen tekort. Soms denk ik: fundamentalistisch links sluit weer aan bij fundamentalistisch rechts, dat is ook een soort van circle of life.
Ik heb besloten om vanuit Hebreeën 4 te leven en natuurlijk kan dat niet zonder hulp van Boven.
Eigenlijk stonden er best zinnige en leerzame dingen in dat boek want ik ben ook opgevoed met de idee dat je als Christen altijd liefhebbend en onzelfzuchtig dient te zijn. Altijd moet je klaar staan om anderen te helpen die daar om vragen. Nee zeggen kan niet. En sommigen vragen erg veel. De vrede dient bewaard te blijven.
Ik hoor het nu feilloos wanneer mensen smoezen bedenken om ergens onderuit te komen; het jokkebrokken en eigenlijk gewoon nee willen zeggen. Dat is een veelvuldig gevolg van het geen grenzen kunnen aangeven. Mijn gevolg was een in mijzelf terugtrekken zodat er nu gelukkig weinig aan me wordt gevraagd. Of de dingen doen uit plichtsbesef en er zelf eigenlijk niet bij zijn. Maar soms ontkom je niet aan lastige situaties. Ik herinner me een veeleisende cliënte met MS. Elke verzorger zag er tegenop om naar haar toe te gaan. Maar het moest wel gebeuren zeven keer per week. Jaar in jaar uit. Het werd zo goed mogelijk verdeeld onder elkaar. Om met de zorg te stoppen werd eigenlijk niet overwogen, dat kon niet. En de enkele collega die echt nee zei was het wattenbolletje, de mentaal zwakkere. Het werd haar/hem zeer kwalijk genomen. Verschillende collega’s vertelde me dat ze tijdens de zorg alvast maar liepen te denken aan het menu voor die avond of over de vakantie. Zo leer je je geest te sturen in moeilijke, lastige onontkoombare situaties. Wat of waar zijn grenzen in dit soort gevallen? Daar wordt in het boek niet over gesproken.
In het gewone leven denken we teveel dat we geliefd zullen zijn wanneer we dingen uit verplichting doen. Dat is een verkeerde gedachtegang. Maar velen worden wel zo opgevoed. Soms zijn we bang dat we de gevoelens van anderen zullen kwetsen wanneer we onze grenzen aangeven; dat we als egoïstisch of slecht overkomen of bang zijn om ongeestelijk over te komen. Binnen een christelijke sociale omgeving is dat vanzelfsprekend ook ongewenst.
Zo worden er meer dingen genoemd, maar deze spraken mij het meest aan. Ook wordt ingegaan aan de boodschappen van schuld. In de christelijke wereld weten we daar ook alles wel van; daar zijn we mee gekipt en bebroed. Eigenlijk kent Iedereen het wel, jou tot iets overhalen door je op de een of andere manier een schuldgevoel aan te praten. Hoe dat te onderkennen en daarmee om te gaan wordt duidelijk beschreven.
Het hoofdstuk grenzen stellen aan jezelf vond ik ook wel interessant. Dat is iets waarvan ik altijd dacht dat je die jezelf kon opleggen door pure wilskracht. “Maar”, zo zegt het boek, “dan maak je van je eigen wil een afgod en dat heeft God niet zo bedoeld. Als we alleen maar onze wil nodig hebben om het kwaad te overwinnen dan hebben we geen Redder nodig.”
Daar zit wat in. Dan zou er op de wereld ook minder kwaad moeten zijn. Zo vond ik in het boek van dr. A.H. van Veluw (‘waar komt het kwaad vandaan’) de conclusie van een studie van Rüdiger Safranski die beschrijft wat vele filosofen hebben bedacht hierover. De conclusie is dat er geen bodem is voor het doen van kwaad. De keuze voor het doen van kwaad is onbegrijpelijk en onredelijk. (hfst 3.4) Kun je daar dan tegenop met enkel wilskracht? Nee, daar is hogere hulp voor nodig.
Al met al is het een boek waar je als een kip de handige, bewust wordende graantjes uit moet pikken en de rest laten voor wat het is.

vrijdag 17 februari 2012

The tragedy of life
Is not that we die
but what dies inside of us
when we live.

Albert Schweitzer