Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

maandag 10 april 2017

De vrijheid van de wil


Geschreven door Arthur Schopenhauer (1788 – 1860). Filosoof. Hij schreef dit essay naar aanleiding van een prijsvraag van de Noorse Academie van Wetenschappen in 1839 en...... hij won.
In 1989 is het vertaald door Hans Driessen en ik las daarvan de achtste druk uit 2011.
Nu eens kijken of ik het samenvattend en samenhangend op papier kan krijgen.

Schopenhauer definieert het begrip vrijheid negatief: vrijheid is het ontbreken van hinderende en belemmerende factoren. Vervolgens brengt hij een driedeling aan: de fysieke, intellectuele en morele vrijheid en gaat dan vooral verder met de morele vrijheid; liberum arbitrium. (de vrije wil)
Een motief kan namelijk niet dezelfde werking hebben als een fysieke belemmering want er kan altijd een tegengesteld motief bedacht worden en de persoon moet/kan zich daar eventueel door laten leiden.
De voorstanders van de vrije wil zeggen vaak: ik ben vrij wanneer ik kan doen wat ik wil.
Daar zit ’m de kneep. Je kunt doen wat je wilt maar ben je vrij om te willen wat je wilt?
Schopenhauer verzet de piketpaaltjes een stapje terug.

Vrijheid is de afwezigheid van elke vorm van noodzakelijkheid (ook weer die negatie)
Noodzakelijk is datgene wat uit een gegeven toereikende grond (=voldoende reden /oorzaak) volgt.
Voor mij: elk gevolg heeft een oorzaak. De wet van de causaliteit. Een gevolg zonder oorzaak is een wonder.
Wanneer de afwezigheid van noodzakelijkheid het kenmerk is van vrijheid dan zou die vrijheid onafhankelijk zijn van welke oorzaak dan ook.
Een vrije wil zou een wil zijn die door niets wordt gedetermineerd.
Hij gaat verder met het zelfbewustzijn. Wat is het zelfbewustzijn. Dat is het bewustzijn van het eigen ik in tegenstelling tot het bewustzijn van andere dingen want dat is het kenvermogen.
Het is een ‘ik dat wil’. Het zelfbewustzijn houdt zich bijna uitsluitend bezig met de wil.
De morele gevoelens van de mens behoren niet tot het zelfbewustzijn want morele gevoelens worden voorafgegaan door ervaring en reflectie én je weet nooit wat er aan is toegevoegd door de opvoeding, al dan niet religieus van aard.

Het grootste gedeelte van het bewustzijn is het kenvermogen en is naar buiten gericht.
Iets willen betekent dat de wilsuiting als object van het zelfbewustzijn tot actie overgaat door een object van het kenvermogen(= motief) Dus wanneer er een motief van buiten komt uit het kenvermogen is het de vraag of de wil in het zelfbewustzijn vrij is om het te willen of niet.
De opmerking: ‘ik kan doen wat ik wil’ handelt over de betrekking tussen willen en handelen en dat is niet de vraag want het handelen is een gevolg van de wilsuiting. Dan heb je al ‘gewild’ om het even krom te zeggen.
De vraag is of die wil vrij is om te willen. Is de wil nu wel of niet afhankelijk van iets anders.

Schopenhauer gaat uitgebreid in op het feit dat planten door prikkels worden geleid; dieren door een motief want zij hebben al enigszins een bewustzijn en daar is de causaliteit tussen de wil en het motief heel direct. Het hier en nu.
De mens echter wordt geleid door de rede en zijn blikveld is vele malen breder. Dat omvat het heden, verleden en toekomst en zelfs het afwezige. De rede is ook in staat te overleggen.
Daardoor zijn de verbanden moeilijker te leggen; worden oorzaak en gevolg uit elkaar getrokken maar ze zijn er precies zoals bij planten en dieren.
Omdat oorzaak en gevolg uit elkaar getrokken worden raakt soms de oorzaak geheel buiten beeld en denkt de mens dat hij vrij is in het willen. Het is een illusie. Er is slechts een schijn van oorzaakloosheid wat een gevoel van vrijheid geeft.
Voor mij klinkt dit allemaal heel logisch.

Elk zelfbewustzijn is gebonden aan een karakter. Dat karakter is individueel en aangeboren. Genen waren toen nog niet bekend; Mendel leefde van 1822 – 1884 en Schopenhauer schreef dit essay in 1841 maar keek wel goed om zich heen. Hij schreef over erfelijkheid in een ander werk.

Het karakter is ook empirisch, we leren het alleen kennen door ervaring en het is constant. ‘Eens een dief, altijd een dief’.
Bijzonder vond ik wel zijn argumenten voor de verantwoordelijkheid.
In gesprekken over die vrije wil moest ik ook vaak toegeven dat het strafrecht op zijn gat lag. Want wie kan nu nog verantwoordelijk worden gehouden voor strafbare feiten wanneer je geen vrije wil hebt en je die feiten ‘noodzakelijk’ pleegt?
Schopenhauer heeft geen boodschap aan theologische implicaties maar als gelovige ontkom je niet aan je verantwoordelijkheid want God stelt ons verantwoordelijk.
Maar hoe gebeurt dat in ‘de wereld’?
Daar weten ze er ook geen raad mee want ik heb nog steeds niets vernomen van Thomas Muller, beschreven in dit berichtje die ooit een geldbedrag kreeg om het nu eens definitief uit te zoeken hoe het met die vrije wil zit.
Hier nog een berichtje over een vrije wil debat.

Juist bij de vrije wil komt volgens Schopenhauer de verantwoordelijkheidsstelling op de helling omdat er geen motieven zijn, er is geen fundament.
Iedere existentie vooronderstelt een essentie, oftewel: ieder zijnde moet ook iets zijn, een aard hebben. Deze aard staat vast. Zoals een kersenboom ook altijd kersen zal voortbrengen.
Dan zegt hij: ‘Strikt genomen impliceert de wilsvrijheid een existentie zonder essentie en dat is eigenlijk niets. De wilsvrijheid berust op een tegenspraak’. (p 69)
Iets wat niet bestaat kun je ook niet aantonen.

Bij de mens met zijn aangeboren karakter liggen de doeleinden in essentie vast. De middelen worden bepaald door uiterlijke omstandigheden en interpretatie. Die interpretatie hangt weer af van verstand en ontwikkeling.
Het kénnen is het medium van de motieven en is vatbaar voor permanente correctie. De wetgever stelt tegenover criminele motieven gewoon sterkere motieven in de vorm van sancties die wel altijd moeten worden uitgevoerd.
‘het Wetboek van Strafrecht is niets anders dan een lijst van tegenmotieven voor criminele handelingen’.
Wanneer je iets anders doet dan je meende te doen of je bent niet in staat de tegenmotieven te overzien dan ben je in moreel opzicht niet laakbaar.
Zo simpel is het. Of dat in de praktijk ook zo is waag ik te betwijfelen. Het zou interessant zijn om hem eens in de 21ste eeuw te laten kijken naar die verradicaliseerden met hun bomgordels.
Of naar mensen die geweldig goed kunnen liegen, de boel verdraaien en kunnen toneelspelen.

Aan het einde bespreekt en bekritiseert hij - soms heel hilarisch - nog een aantal filosofen die ook niet in de vrijheid van de wil geloofden met hun theologische implicaties. Natuurlijk ook Augustinus en Luther.
Schopenhauer geeft daarbij quotes die het probleem benoemen.
Augustinus: ‘de volgende vraag laat me niet los: indien de zonden hun oorsprong vinden in de ziel, die door God geschapen is, en de ziel dus een deel van God is, waarom worden die zonden dan niet via een kleine omweg aan God verweten?’
Helaas weet ik niet wat erop volgt in die geschriften want ik ben dan wel nieuwsgierig hoe Augustinus dit als gelovige oplost. Ook maar weer eens opzoeken.
Ook Luther benoemt het probleem met wat meer woorden op p 80:
‘Wanneer men instemt met de leer van de goddelijke alwetendheid en almacht, dan volgt daaruit vanzelfsprekend en ontegenzeggelijk, dat we niet door onszelf zijn gemaakt, niet uit onszelf leven of handelen, maar uitsluitend krachtens Zijn almacht [...] Gods alwetendheid en almacht zijn in flagrante tegenspraak met de vrijheid van onze wil. [...] Geen mens komt er onderuit te erkennen dat we niet uit vrije wil maar uit noodzaak worden wie we zijn, en dat we dus niet datgene kunnen doen waar we zin in hebben, op grond van de vrije wil, maar veeleer datgene wat God met ons voorheeft en met onfeilbare en onveranderlijke besluitvaardigheid en wilskracht uitvoert’.

Ik ben nog niet uitgedacht.

Des Menschen Thaten und Gedanke, wißt!
Sind nicht wie Meerses blind bewegte Wellen.
Die inn’re Welt, sein Mikrokosmus, ist
Der tiefe Schacht, aus dem sie ewig quellen.
Sie sind nothwendig, wie des Baumes Frucht,
Sie kann der Zufall gaukelnd nicht verwandeln.
Hab’ich des Menschen Kern erst untersucht,
So weiß ich auch sein Wollen und sein Handeln.

Uit Schiller’s ‘Wallenstein'.



maandag 3 april 2017

Mrs Dalloway

Geschreven door Virginia Woolf (1882 – 1941) in 1925. Ik las een digitale bezigebij uitgave naar de tiende druk uit 2014.
Woolf was een notoire feministe en vernieuwend in haar schrijven over ‘onderliggende psychologische en emotionele motieven en de diverse mogelijkheden van een verbrokkelde vertelstructuur en chronologie.’ (uit Wikipedia want zo’n zin kan ik zelf niet bedenken.)

Je moet daardoor wel bij de les blijven; op een zonnige, Londense junidag na de eerste Wereld Oorlog danst ze soepel heen en weer van brein naar brein.
Het verhaal beslaat één dag. Een dag waarop er van alles wordt gedacht en gebeurt. Een dag waarop de banjerende Big Ben resoluut de tijd, de uren, voortdrijft. Met als slot een feestje bij Mrs Dalloway waar het één en ander zich tot een cirkel lijkt te sluiten.
Het verhaal is een kijkje in de Londense society van het interbellum.

Mrs Dalloway bereidt een feestje voor en heeft het daar maar druk mee. Maar dat is wat ze doet, waar ze goed in is ondanks haar onzekerheid.
‘Die schurken, de goden, zullen niet helemaal hun zin kunnen doordrijven – het was haar idee namelijk, dat de goden, die nooit een kans om te kwellen, tegen te werken en het menselijke leven te vernielen voorbij lieten gaan, ernstig van hun stuk werden gebracht als je je in weerwil van alles gedroeg als een lady.’

Haar salon is een trefpunt van mensen van allerlei pluimage. Maar het liefst wel van goede komaf. Helemaal verguld is zij wanneer de prime-minister ook op haar feestje verschijnt. Oude vrienden verschijnen ook: haar aanbidder Peter Walsh.
Ze waren verliefd op elkaar maar Mrs Dalloway besloot met een ander te trouwen. Peter speelt voortdurend met zijn zakmes en ik vroeg me steeds af of daar nog iets mee zou gaan gebeuren.
En Sally Seton. Voor haar koesterde Mrs Dalloway vroeger romantische gevoelens. Sally durfde alles wat zij mistte.
Op het feestje verschijnt ook een echtpaar waarvan de man een gerenommeerd psychiater is.
De Bradshaws. Hij speelt een rol in het leven van het echtpaar Warren Smith. Zij is een Italiaanse en hij een veteraan uit de (eerste) Wereld Oorlog. Hij pleegt zelfmoord.
In al die hoofden spelen processen die Woolf heel weloverwogen, betrokken en soms sarcastisch beschrijft.

‘De compensatie voor oud worden, dacht Peter Walsh toen hij uit Regent’s Park kwam met zijn hoed in zijn hand, was eenvoudig dit: dat de hartstochten even sterk blijven als vroeger; maar dat je – ten slotte – het vermogen hebt verkregen dat het fijnste aroma geeft aan het leven – het vermogen om je ervaringen vast te houden, ze langzaam in het licht om en om te draaien.’

En dan die laatste, herkenbare zinnen die beschrijven hoe je iemand eerder voelt dan ziet. Zou iedereen dat hebben met bepaalde personen?
De film, The Hours, die naar een boek van Michael Cunningham in 1998 gemaakt is heb ik gezien, toen nam ik mij voor om ook ‘Mrs Dalloway’ eens te lezen.
Nu heb ik mij voorgenomen om ‘The Hours’ nog weer eens te bekijken. Misschien begrijp ik hem nu beter.
En ga ik ook op zoek naar de film van Marleen Gorris die een jaar eerder over dit boek een film maakte.


vrijdag 31 maart 2017

Boekenweek


Naar aanleiding van de boeken week die weer begonnen is en inmiddels bijna weer geëindigd, zocht ik naar krachtige uitspraken óver boeken en lezen want met het onderwerp van de Boekenweek heb ik niets: verboden vruchten.
Grappig om tot de ontdekking te komen dat er ofwel heel positief ofwel heel negatief over lezen en boeken werd en wordt geschreven en gedacht. Het lijkt mijn huwelijk wel.

Een paar tegenstrijdige op een rij:
‘Het is beter een mijl te reizen dan om duizend boeken te lezen.’
Confucius 551 - 479 BC
Chinees filosoof

‘Wie smaak vindt in het lezen van goede boeken, is bij machte om de eenzaamheid te dragen, waar dan ook en met groot gemak.’
Mahatma Ghandi 1869-1948
Indiaas politicus

‘..van vele boeken te maken is geen einde, en veel lezen is vermoeiing des vleses.’
Prediker 12
Salomo(?)

‘Sommige boeken moeten worden geproefd, andere moeten worden opgeslokt, en slechts enkele moeten worden gekauwd en verteerd.’
Francis Bacon 1561-1626
Engels filosoof en staatsman

‘Boeken verjagen de onwetendheid, de bewaker en de hoeder van de goed gecontroleerde staten’
Voltaire 1694 - 1778
Frans filosoof en schrijver
‘Er zit meer filosofie in een fles wijn dan in alle boeken.’
Louis Pasteur 1822-1895
Frans wetenschapper

‘Er zijn twee motieven om een boek te lezen: het ene, om er van te genieten; het andere, om er over te kunnen opscheppen.’
Bertrand Russell 1872 - 1970
Engels Filosoof, wiskundige en Nobelprijswinnaar literatuur

‘Alle boeken zijn in twee klassen te verdelen: boeken van het moment en boeken voor altijd.’
John Ruskin 1819-1900
Engels recensent

‘Een klassiek werk is een boek dat de mensen wel prijzen, maar nooit lezen.’
Ernest Hemingway 1899 - 1961
Amerikaans schrijver en Nobelprijswinnaar literatuur

Behalve die van Russell vond ik deze van Schopenhauer, Duits filosoof 1788-1860 de mooiste:
‘Lezen is denken met andermans hoofd.’

dus ....wanneer je wilt dat mensen jouw gedachten kennen moet je schrijven én gelezen worden want gewoon luisteren is voor veel mensen een te grote opgave geworden.
Van Schopenhauer ligt een boekje te wachten over de vrije wil. Volgens een docent is dit het meest dichtgetimmerde essay over de gedachte dat we geen vrije wil hebben. Daar ben ik dan best wel nieuwsgierig naar.
Komt dat even goed uit, want april is altijd de maand van de filosofie.
Dit jaar met als thema: ‘over de grens’




woensdag 29 maart 2017

Stabat Mater


Het afgelopen college over de wederzijdse beïnvloeding van muziek en literatuur kwamen we via Salieri en Mozart bij Alexander Poesjkin uit want hij schreef over de verhouding tussen Salieri en Mozart een toneelstuk in 1830.
In 1984 baseerde Milos Forman een film op dit toneelstuk en velen kennen die wel: ‘Amadeus’
Via Poesjkin en zijn andere werken; o.a. het gedicht: ‘Zing niet, schone vrouw, voor mij’ kwamen we bij Rimsky Korsakov die over Mozart en Salieri een opera schreef in 1897.
Ik was het mij nooit zo bewust maar dat gedicht lezende kwamen we erachter dat ‘auditiviteit’ hechter in de mens verankerd raakt dan ‘visualiteit’.
Of dat een troost is voor blinde mensen... dat weet ik niet.
‘Zing niet, schone vrouw, voor mij
de droevige liederen van Georgië:
mijn gedachten vliegen onmiddellijk
naar een ander leven en verre kusten.’


Een toegift was deze keer een inkijkje in de vele bewerkingen die zijn gemaakt op het Stabat Mater.
Een middeleeuws Latijns gedicht over Maria en haar verdriet, staande bij het kruis van haar Zoon.
In deze tijd van alle mogelijk uitvoeringen van de Mattheus Passion snap ik niet dat dit muziekstuk wat door vele componisten van een al dan niet gecompliceerde muzikale bewerking is voorzien zo weinig aandacht krijgt.
De uitvoering van Francois Poulenc uit 1951 vind ik tot nu toe het mooiste. Terwijl ik helemaal niet zo hou van koren en klassiek geschoolde stemmen.



dinsdag 28 maart 2017

Rome


We hebben een paar jaar geduld gehad. Met vrienden zouden we een weekend naar Rome gaan. Zij waren er nog nooit geweest en het kwam er nu zomaar van. Wij zijn er al verschillende keren geweest. Maar dat geeft niet, het blijft een prachtige, boeiende stad waar de historie je van alle hoeken van de straten toeroept. Niet echt een opgave om daar weer eens rond te wandelen.
Als voorbereiding en om in de stemming te komen las ik het boek SPQR van Mary Beard en verbeeldde me dat ik deze keer voorbereid op reis ging.
We hadden niet genoeg aan vijf volle dagen. Er ligt nog wat voor een volgende keer.
Ondanks dat ik de vele toeristische trekpleister al kende zag ik toch steeds weer iets nieuws.
Je kijkt elke keer weer anders.
De sixtijnse kapel blijft indrukwekkend ondanks dat we een poster van het plafond thuis hebben en ik die regelmatig bestudeer. Hij beslaat namelijk het plafond van ónze sixtijnse kapel... Het toilet.

Gek dat de schepping van Adam altijd zo de aandacht trekt. Meer dan de schepping van Eva.
Waar ik al een tijdje over mijmer is de ‘vrouwe Wijsheid’ uit Spreuken 8
Volgens mannelijke theologen ‘moet’ je daar Jezus in lezen maar dat geloof ik niet.
Chochma is een Hebreeuws vrouwelijk woord dat in het Grieks equivalent is aan ‘Sophia’.
En Jezus wordt meer geassocieerd met de 'de Logos'; het Woord.
Spr 7:4: Zeg tegen de wijsheid: jij bent mijn zuster,….. en in 8 vs 29 ev: ‘Toen Hij de fundamenten van de aarde verordende was ik (de wijsheid) bij Hem [..] te allen tijde spelend voor Zijn aangezicht’….
Wanneer ik zo ‘de schepping van Adam bestudeer zie ik achter Gods rug een jong, maar onmiskenbaar vrouwelijk persoon. Zou Michelangelo daarmee de vrouwe Wijsheid hebben bedoeld? Die gedachte bevalt mij wel.

We kwamen ook in de Stanza Rafaëlla, dat was nieuw voor ons. Mijn verrassing was groot toen ik ontdekte dat de ‘Atheense school’ een half plafond besloeg. Ik had het mij voorgesteld als een betrekkelijk gewoon fresco.




Galeria Borghese stond natuurlijk ook op het programma. Dat verveelt echt nooit; de werken van Bernini. Ook de andere werken van hem die verspreid staan door de stad hebben we bezocht. Hier een detail van 'Apollo en Daphne'



Wat ook helaas nieuw is zijn de zwaarbewapende militairen overal. Je moet er ook niet aan denken: een bommetje in het Pantheon door bepaalde barbaren die al hebben aangetoond niets om cultureel erfgoed te geven.
Het tekent de wereld van 2017.
Zal dat ooit nog gaan veranderen?



maandag 27 maart 2017

SPQR


Geschreven door Mary Beard in 2016.
Ter voorbereiding op een lang weekend Rome las ik dit boek over het ontstaan van deze stad.
De titel SPQR betekent: Senatus Populus Que Romanus oftewel 'De senaat en het volk van Rome'.
Ondertitel: Een geschiedenis van het Romeinse Rijk.
Ik las een digitale editie naar de eerste druk.
Het boek begint bij ongeveer 750 jaar BC en eindigt bij keizer Caracalla (212 AC, die van de ‘Thermen’) die alle burgers van het Romeinse rijk het Romeinse burgerecht gunde.
Zo was de grondlegger van Rome ook ooit begonnen; door van alle buitenlanders Romeinen te maken.
Het verschil? Bij burgerschap ging je kop eraf in plaats van een lange pijnlijke kruisiging wanneer je ‘dwars’ lag.
Zie Petrus en Paulus.

Dat Rome nog steeds een grote rol speelt in de menselijk geschiedenis bewijzen wel de duizenden en duizenden, oftewel 12 miljoen toeristen die jaarlijks deze stad bezoeken.
Het boek baseert zich vooral op de geschriften van mensen als Vergilius , Cicero, Suetonius, Tacitus en Flavius Josephus en Plinius de Jongere en vele, vele anderen.
En verder op haar eigen ruime kennis, verstand en inzicht.
Ik moest er even inkomen maar als snel nam het mij te pakken.
De mythen over Aeneas, de ‘voorvader’ van Remus en Romulus waarvan de laatste de ‘stichter’ van Rome werd en de eerste ‘koning’ die de stad grondvestte op het Paladijn.

Rome kende zeven koningen.
Bij de transformatie naar een keizerrijk speelde de generaal Sulla een belangrijke rol maar was Octavianus/Augustus in 27 BC de eerste keizer. Hij drukte een duidelijk stempel op de vervolg-keizers. Dit hoefden trouwens geen kinderen te zijn. Keizers adopteerden simpelweg degene waarvan ze dachten dat ie geschikt zou zijn. Geluk, improvisatie en samenzweren speelden dan ook een grote rol.
Het boek vertelt over veertien keizers. Caracalla als laatste en beslaat dan ongeveer duizend jaar.
Het eerste millennium van Rome. Het volgende is voor een ander, zoals Mary in haar epiloog schrijft.
Zeven koningen, veertien keizers…zou ze het erom gedaan hebben?

Veel van wat we over Rome weten is niet zeker; er worden nog steeds ontdekkingen gedaan. Wij liepen ook in Rome langs archeologische bouwputten.
Een paar dingen zijn wel zeker: in de 6e eeuw BC was Rome een stedelijke gemeenschap, met een centrum en enkele openbare gebouwen. Maar of het toen al ‘Rome’ heette is niet bekend.
Halverwege de eerste eeuw BC was deze gemeenschap al uitgegroeid tot een metropool van een miljoen inwoners.
Door de ‘Romeinen’ werd al heel vroeg van alles geschreven maar de contacten met de Griekse wereld in de 3e eeuw BC werkte als katalysator op hun literatuur.
De jaren 146 BC tot de moord op Julius Caesar in 44 BC staan bekend als het literaire hoogtepunt van de Romeinse literatuur en cultuur. Dat is de tijd waarin Cicero leefde en waarvan we vele brieven hebben. Op de foto het standbeeld van Cicero wat voor het gerechtsgebouw in Romestaat.

Hoe kom je nu te weten hoe de ‘gewone’ mensen leefden vóór en in die tijd want hetgeen geschreven is gaat toch vooral over de beter gesitueerden. Arme mensen schreven niet.
Nou, soms toch wel. Bijvoorbeeld op graven van geliefden, of met graffiti op muren.
Ja, toen al en ook op aardewerk en dat leverde en levert nog steeds schatten aan informatie.
Dat meisjes soms al getrouwd waren op hun elfde of twaalfde.
Dat bevallen de belangrijkste doodsoorzaak was bij jong volwassen vrouwen.
Dat de helft van de kinderen voor hun tiende jaar stierf.
Dat de naam ‘familia’ het hele huishouden omvatte; zowel de gezinsleden als de slaven.
En de vrouw die haar man iets in het oor kan fluisteren oefende toen in de praktijk ook al meer macht uit dan een collega die alleen maar officiële memo’s stuurde.

Het lastige van dit boek vond ik het ‘niet-strikt-chronologische’ van het geheel. Beard heeft haar boek meer lemma-gericht geschreven. Zoals: ‘Cicero’s mooiste moment’, ‘Een wijde wereld’, ‘Het thuisfront’ en ‘bezitters en bezitlozen’.
Wanneer je thuis bent in de materie is dat niet zo erg maar ik gooi nu nog steeds al die keizers door elkaar.
Bijzondere dingen worden beschreven zoals het ijken van rijkdommen. Het ging bijvoorbeeld niet om de hoeveelheid vierkante meters van jouw bezit maar om de hoeveelheid dakpannen.
En dan de bezienswaardigheden die er nog steeds zijn: Het Colosseum, in het jaar 70 door Vespasianus gebouwd als een plaats voor volksvermaak. Het had vijftigduizend zitplaatsen; het Pantheon, door Hadrianus gebouwd rond het jaar 120 en die nog steeds ongeveer zijn oorspronkelijke vorm heeft.
Hadrianus is dezelfde die de muur in Noord Engeland aanlegde en van het mausoleum de ‘Engelenburcht’.

Christenen speelden niet echt een grote rol volgens Beard. Het werd gezien als een pervers en opstandig bijgeloof. Ze behoefden niet actief worden opgespoord maar zo nodig wel bestraft.
Zo blijkt uit schrijfsels tussen Plinius de Jongere en Trajanus. Die van de zuil van Trajanus met al zijn overwinningen erop. Maar dat was na Nero.
In de eerste twee eeuwen is er niets wat er op wijst dat er systematische vervolgingen waren. Ze werden af en toe als zondebok gebruikt. Dat wel.
Het verhaal van Perpetua en Felicitas die vanwege hun geloof ter dood werden gebracht in de arena van Carthago herinnerde ik me nog uit de lessen kerkgeschiedenis op de lagere school; nu basisschool.
Dat verhaal is bekend gebleven vanwege het autobiografische verslag van Perpetua. Best bijzonder eigenlijk. Ze was 22.
Achter in het boek veel verwijzingen en verantwoordingen. Tussendoor plaatjes.
Een boeiend boek voor de liefhebber.

Mary Beard heeft een eigen website en daarop ontdekte ik dat we tegelijkertijd in Rome waren en zelfs in het Vaticaans museum. Ze is me niet opgevallen tussen de vele bezoekers.




vrijdag 17 maart 2017

Picasso


De afgelopen weken heb ik zitten genieten van de televisie serie over Pablo Picasso die door Jeroen Krabbé werd gepresenteerd.
Krabbé, die zelf niet onverdienstelijk schildert was op zoek naar de persoon van Picasso achter de schilderijen. ‘De man die even snel van vrouwen wisselde als van stijlen’.
(Wie weet hoeveel onwetende Picassoosjes er rond lopen.)
Heeft hij hem gevonden? Nou nee. Maar boeiend was het wel. Ik heb wel meer inzicht gekregen in de schilderijen van Picasso en in combinatie met het enthousiasme van Jeroen Krabbé is het een juweel van een tv- serie geworden.

Jeroen, zich verplaatsend in een oude rode Volvo en lopend altijd met een paar dikke boeken onder zijn arm die vol zaten met foto’s, plaatjes en papiertjes; de camera achter hem aan, een vrouwenstem die dingen vroeg en waarop Jeroen antwoord gaf; in het zonnige Spanje en Frankrijk. Een vakantieachtige formule.
De afleveringen werden afgesloten met een Picasso die uit de losse pols, heel trefzeker een stier/ Minotaurus schildert; een arrogant en sarcastisch lachje vanuit de ene mondhoek.....ik begrijp dat vrouwen verliefd op hem werden. Dat hij charisma had.

Het verhaal om de Guernica heen kende ik wel in grote lijnen. Niet dat vrouw nr. zoveel daar ook aan heeft meegeholpen om het op tijd af te krijgen. (Dora Maar, ook kunstenaar)
We hebben het gezien in het Reina Sofia in 2015.

Niet bekend bij mij was dat Picasso op hoge leeftijd zo vaak het schilderij van Velasques: ‘Las Meninas’ heeft geschilderd in zijn opmerkelijke stijl.
Dat waardeer ik trouwens ook in hem: dat hij ook heel gemakkelijk weer schilderde in een klassieke stijl. Dat had voor hem niet afgedaan. Daar was hij niet zogenaamd bovenuit gegroeid.
Dan ben je een echte kunstenaar.

Bij leven was hij al een zeer welgestelde legende. Maar ook dat had een prijskaartje.
Het is zoals Jeroen afsloot: de narigheid was voor zijn familie.
Wij, het publiek hebben al het mooie van hem geërfd.