Geschreven door Pierre Abélard (1079 – 1142) ergens tijdens zijn leven.
Ik las een viator-reeks uitgave uit 2013. Wel zo gemakkelijk lezen in plaats
van dat middeleeuws. Vertaald en ingeleid door diverse hoge heren.
Zijn naam kwam langs in een module Westerse cultuurgeschiedenis en ik had ooit
dit boekje van hem gekocht op een tweedehands marktje. Filosofen en theologen
hebben altijd mijn belangstelling. Ik val voor mannen met brede, ruimdenkende
breinen. Net als Heloise. Het enige probleem is dat de meeste mannen van zichzelf denken dat ze
die hebben. *grinnik* En ik ben ‘helaas’ voor mezelf een strenge jury.
Het leuke van dit boek is dat Abelard als filosoof,
overtuigd van het nut van de natuurwetten (naturalist, maar eigenlijk christen),
in gesprek gaat met een jood en een christen en heel redenerend, nominalistisch in gesprek is
met zichzelf.
Dat is ook meteen de zwakte. Het hele boek komt uit zijn eigen brein.
Hij snijdt wel interessante en actuele onderwerpen aan en het is boeiend om te
lezen hoe hij er duizend jaar geleden met zijn scherpe geest over dacht.
Eerst worden de spelregels besproken en wanneer de drie het met elkaar eens
zijn gaat de Filosoof, die ook als gespreksleider fungeert, van start al heeft
hij niet veel fiducie in zijn opponenten. Joden zijn dwaas en christenen
krankzinnig.
Hij gaat eerst heel kort in gesprek met de jood en bevraagt hem over het houden
van de oude wetten die niet de oudste zijn want dat zijn de natuurwetten en die
voorzien eigenlijk in alles. Job uit de Bijbel leefde ook op die manier en werd
door God geprezen.
De joodse wetten leveren de joden niets op gezien de deplorabele toestand
waarin het volk zich bevindt terwijl hen wel voorspoed op aarde wordt beloofd.
(Deut 6,7)
Dus wat is het nut voor de joden van die strenge wetten.
Het antwoord van de jood volstaat natuurlijk niet. De jood geeft toe dat wat
zij geloven niet verstandelijk te beredeneren valt. Het valt echter ook niet te
weerleggen.
De wet houden gebeurt uit liefde voor God. Een antwoord op het antisemitisme
heeft de jood ook niet behalve dat zij door christenen worden gehaat omdat de
joden de God van de christenen gekruisigd hebben.
Zelf ben ik ook al eens op onderzoek uit geweest om te ontdekken wat nu de bron
is van – ook het huidige- antisemitisme
is maar ik kom er, Aristoteliaans gezien, niet achter. In die tijd was het ook al zo.
Zie de boeken van Schama. Het moet een metafysische oorzaak hebben.
De filosoof bewondert de geloofsijver van de jood en hij is
nieuwsgierig of de juiste intenties aanwezig zijn of dat die op een
dwaling berusten. Hier is duidelijk de nominalist aan het woord.
De filosoof vraagt verder over de besnijdenis, over het nut van de
reinigingswetten en over dat eeuwige wat niet verder lijkt te gaan dan de duur
van het aardse leven. (p 89)
In het Oude Testament lees je inderdaad weinig over het hiernamaals. De meeste inzettingen
gelden daar niet voor. De besnijdenis als eeuwige inzetting zal toch een keer
stoppen neem ik aan.
Er komt geen joods antwoord meer. Met joden heeft Abelard kennelijk toch wat
minder contacten gehad.
De Filosoof begint zijn gesprek met de christen met de
opmerking dat de wet van de christenen later is gekomen en dus beter zou moeten
zijn.
‘Naarmate en een wet nieuwer is, moet ze volmaakter zijn en overtuigender
bij het belonen en moet haar leerstelling redelijker zijn.’
De christen antwoord hierop dat deze leer ons openbaart wat
het hoogste goed is en langs welke weg wij dat kunnen bereiken. Dat is langs de
weg van de deugden.
Wat is het hoogste goed en wat het grootste kwaad? Dat zijn na een flinke
discussie de hemel en de hel. Tussendoor komt er van alles langs; de duivel en de
val van de engelen, de transcendentie en immanentie van God, deugden en
ondeugden en wat moet je nu letterlijk lezen en wat niet.
Nog preciezer gedefinieerd is het hoogste goed God zelf. Het grootste kwaad
wordt niet helder geformuleerd. Het blijft bij: de kwellingen naar verdienste. Dat
vond ik wel opvallend.
Maar dan:
Wanneer is iets kwaad? Een straf voor iets is kwaad, maar het vergrijp waardóór
is een groter kwaad.
‘Wanneer dan het vergrijp van een mens een groter kwaad is dan zijn straf,
hoe kunt u dan de straf van iemand zijn grootste kwaad noemen, als, zoals net
is gezegd, het vergrijp het grootste kwaad is?’
Tsja, hoe kun je dan de kwellingen in de hel het grootste kwaad noemen?
De christen reageert met de opmerking dat mensen in de hel steeds haatdragender
worden jegens God en dus steeds slechter worden dan ze in het hiernumaals al
waren.
Andersom worden mensen in de hemel dan steeds gelukzaliger.
Heel spitsvondig en een fascinerende gedachtegang.
Ik zou bij Abelard het
verschil willen aankaarten tussen doen en zijn. Je leest wel iets van ontologie
tussen de regels door maar nog niet expliciet. Wat bij zijn tijd paste denk ik.
Maar waarom de verrijzenis van het lichaam? Het lijkt soms
net de catechismus: ‘Wat troost geeft u de opstanding des vlezes?’ (Zondag 22)
Maar die bestond toen nog niet.
Antwoord van de catechismus (in gewone taal): ‘Na dit leven wordt mijn ziel
direct tot Christus, het Hoofd van het lichaam, opgenomen. Ook mijn
lichaam wordt straks door Christus opgewekt. Het wordt weer één geheel met
mijn ziel en het wordt hetzelfde als het verheerlijkte lichaam van
Christus.’
Abelard vanuit de christen: alles is door God gemaakt tot Zijn eigen eer, dus
ook de lichamen die straks geen afbraak meer zullen vertonen.
Wanneer is iets goed want ‘er bestaat nauwelijks iets
goeds wat ook geen schade aanricht en niets kwaads, wat niet ook voordeel
oplevert.’[…]
‘Wie zou ook niet weten dat de hoogste goedheid van God, die niets zonder
reden laat gebeuren, ook de slechte dingen zo goed regelt en op de allerbeste
manier daarvan gebruik maakt, zodat het zelfs goed is dat het kwaad er is,
hoewel het kwaad zelf absoluut niet goed is.’ (p. 209-210)
Vandaar dat Abelard de nadruk legt op de intenties van het
handelen. Iets goeds kan worden gedaan op een verkeerde manier en andersom. God
heeft altijd goede intenties en heeft Zijn eigen logica ook al is die voor ons
verborgen.
Daarbij wordt de gedachtegang van Augustinus aangehaald uit ‘De Civitate Dei’:
‘Want God zou, zo zeg ik u, geen enkele van de engelen of mensen hebben
geschapen, van wie Hij van te voren wist dat zij slecht zouden zijn, als Hij
ook niet net zo goed had geweten, tot welk nut van de goede mensen Hij hen zou
kunnen gebruiken.’
Het kwaad dient een doel.
Het was toen kennelijk al de enige manier om er mee om te kunnen gaan. De bedoelingenleer.
Volgens mij ligt het allemaal wat gecompliceerder.
Waar Abelard ook op uitkomt is het: ‘Uw wil geschiedde’.
Dat is mooi.
Niet vanuit de lijdelijkheid maar vanuit het vertrouwen dat Hij
het geheel overziet en de controle houdt.