Geschreven door Jonathan Sacks, maar wanneer precies weet ik niet. Dit eerste deel gaat over individuen en families, in tegenstelling tot Exodus wat over de geboorte van een volk gaat.
Dit boek bestaat ook weer uit twaalf parasjot. Letterlijke betekenis: gedeelte.
In een wekelijkse parasja die ik
toegestuurd krijg van het CIS (Centrum voor Israël studies) wordt de vraag
gesteld waarom de Bijbel niet begint met Exodus.
Dat geldt toch als het begin van het Joodse volk en het begin van de Joodse
kalender? 'Deze maand zal voor u het begin van de maanden zijn. Hij zal voor
u de eerste zijn van de maanden van het jaar. ' (Ex. 12:2).
De grote geleerde Nachmanides (1194-1270) geeft op deze
vraag het volgende antwoord: 'Het is noodzakelijk de Thora te beginnen met 'In
den beginne schiep G'd den hemel en de aarde' (Gen. 1:1), want dit is de basis
van het geloof (Hebr. 'Emoena'). Je zult eerst in G'd als Schepper van deze
wereld moeten geloven, voor je Zijn geboden in acht kunt nemen. Het geloof in
G'd gaat aan al het andere vooraf.'
Ook Sacks komt tot deze conclusie.
De Thora is een boek over hoe te leven.
Wat moet ik doen, hoe behoor ik te leven en wat voor type mens moet ik proberen
te worden. Dus geen wetenschappelijk boek. Hij gaat dan ook voorbij aan de discussies
over al dan niet letterlijk lezen. Belangrijker is dat uit de verhalen levenslessen
te trekken zijn voor alle tijden en plaatsen. Hij maakt, net als in Exodus, rijkelijk
gebruik van de Midrasjiem.
Sacks sluit aan bij de ‘rede over de menselijke waardigheid’ van Pico della Mirandola uit de vijftiende eeuw. De mens moet zichzelf scheppen.
Deze rede betekende een breuk met de christelijke leer dat de mens ongeneeslijk
bedorven zou zijn en de Platoonse gedachte dat de mens aan onveranderlijke
vormen gebonden zou zijn.
God heeft geen beeld dus waarnaar is de mens dan geschapen? Wel: naar een vrijheid die niet is ingeperkt
door natuurwetten – waar wel wat op af te dingen valt volgens mij - en met het
vermogen tot spreken en scheppen. Tot verantwoordelijkheid en terughoudendheid.
Het karakter van het jodendom bestaat uit het idee dat sterfelijkheid te overwinnen
is in het krijgen van kinderen om behalve onze genen ook onze ideeën en idealen
te laten voortleven tot het einde der tijden. (p 38)
Ondertussen moeten we in het hier en nu verantwoord leven. Het goede doen omdat het goed is.
Wat viel mij verder op en wat wil ik onthouden:
In de eerste hoofdstukken wordt God Elohiem genoemd; de Kracht
der Krachten terwijl het tetragammaton (of Yahweh), hier Hasjeem genoemd wijst
naar een persoon, een Gij. De God die we ontmoeten in de openbaring. Eva noemt
God bij de geboorte van Kain voor het eerst Hasjeem zonder Elohiem. De
menselijke waarneming veranderde.
Noach was een Tsaddiek vóór de vloed. Daarna wordt hij niet
meer zo genoemd. Waarom?
Noach was te gehoorzaam. Het was blinde gehoorzaamheid en hij had geen eigen
initiatief.
Volgens vele (zondag)schooljuffen en meesters zou Noach terwijl hij de ark
bouwde wel hebben geëvangeliseerd en de mensen hebben gewaarschuwd, maar daarover
staat niets in de Bijbel. Noach redde alleen zichzelf en zijn gezin. Geloof is meer dan
gehoorzaamheid, het is ook de moed om te scheppen.
Noach wandelde met God maar tegen Abraham werd gezegd: wandel voor mijn
aangezicht en wees onberispelijk.
Hoe het komt dat Noach wist van reine en onreine dieren
terwijl dat pas op de Sinaï bekend werd, daar schrijft Sacks niets over. Niet
belangrijk denk ik. Dat zijn van die Westerse spitsvondigheden die er helemaal
niet toe doen.
De verhalen van Adam en Eva, Kain en Abel, Noach en de
torenbouw van Babel tonen resp. steeds een
nieuwe stap in het volwassen worden van de mensheid. Adam door het
ontkennen van persoonlijke verantwoordelijkheid, daarna Kain door het ontkennen
van de morele verantwoordelijkheid, Noach ontkende de collectieve verantwoordelijkheid
en de torenbouwers de ontologische.
Abraham was de eerste aartsvader die zijn verantwoordelijkheid
op alle vlakken nam.
Hij daagde God uit in een rechtvaardigheids kwestie. Later deden Mozes en Job
dat ook.
Maar is het niet zo dat God eigenlijk de mens uitdaagt? Tot een weerwoord om beide kanten te horen?
Zo heb ik jaren geleden besloten – het was een wilsbesluit – om niet meer in
een eeuwigdurende hel te geloven. Ik vond en vind het niet eerlijk dat
tegenover pakweg 80 jaar leven hier op aarde, waarbij je overgeleverd bent aan
genen en omstandigheden, mogelijk een eeuwigheid van narigheid te wachten
staat. Hoe kan dat rechtvaardig zijn?
Nog weer later ontdekte ik dat ik zo niet meer over God wilde denken en
schaamde ik me dat ik het ooit had gedaan.
De verschillen in de aartsvaders: Abraham, Izak en Jakob.
Abraham de vriendelijke, die zijn verantwoordelijkheid nam. Hij symboliseert de
morgen; bij hem begint een nieuw religieus bewustzijn. Een zoektocht.
Izak de stille en weinig originele maar wel heel volhardend in het geloof, de
moed hebbend om door te gaan en niet op te geven wanneer het tegen zit. Hij symboliseert de middag; de dialoog wanneer
hij in het veld loopt en mijmert.
Jacob is weer heel anders: een ‘lover’ en strijder. In de nacht krijgt hij een
visioen. Hij stuit op God. Een onverwachte ontmoeting tussen de menselijke ziel
en God.
Jakob was iemand die er vandoor ging met de zegen die
bedoeld was voor een ander. Een zegen van rijkdom en macht. Die was voor Ezau
bedoeld. Wanneer hij vlucht voor Ezau zegent Izak hem alsnog met de juiste zegen: die
van kinderen en land. De verbondszegeningen.
Waarom wilde Jacob zo graag als Ezau zijn? Die een man van de natuur was?
Waarom willen wij vaak als een ander zijn? Het kost Jakob de rest van zijn
leven om te ontdekken dat hij is zoals hij is en zo ook mag zijn. En het niet
verwachten moet van macht en rijkdom. Zoals het joodse volk nu.
Toen pas kon hij zeggen: ik heb alles.
Het verhaal van Jozef, die toch niet de belangrijkste zoon
was. Dat waren de zonen van de minder geliefde Lea: Levi en Juda.
Uit Levi komen de priesters voort en uit Juda de koningen en zal de Messias
voortkomen. Ook geeft Juda zijn naam aan het volk, de zuidelijke stammen wel te
verstaan. De Noordelijke stammen worden weggevoerd en assimileren in de wereldbevolking.
Juda maakt ook de grootste ontwikkeling door. Van een pragmaticus die zijn
broer Jozef verkoopt tot de boeteling. Degenen die in staat zijn tot
verandering en groei zijn in het jodendom groter dan degenen die altijd al
deugdzaam leven. Ik moet meteen denken aan de gelijkenis van de verloren zoon.
Haten in de Bijbel is niet het haten wat wij doen maar het minder geliefd zijn.
Ezau werd niet door God gehaat, maar minder geliefd.
Van Jozef vroeg ik mij altijd af waarom hij bij de apotheose uitroept: ‘Ik
ben Jozef, leeft mijn vader nog?’
Dat had hij net gehoord van Juda. Waarom stelde hij dan die vraag? Helaas
geeft Sacks daar geen antwoord op.
Er komen meer dingen aan de orde waarvan ik weet dat ze in het Nieuwe Testament
weer worden aangehaald.
Dat Jozef bijvoorbeeld een type van Jezus is, is voor mij glashelder, maar
daarover rept Sacks vanzelfsprekend niet.
Het belang van ‘tesjoeva’ bespreekt hij uitgebreid. Het opbiechten van zonde,
het voornemen om het niet meer te doen, ook niet wanneer de gelegenheid daar
is. De kracht om te vergeven wat juist degene verheft die vergeeft.
Dat vrede boven waarheid gaat. Dat vond ik ook wel een mooie. Want wat weten
wij nu van waarheid? Er zijn de meest verschrikkelijke dingen gebeurt uit naam
van de waarheid terwijl er maar Eén is die de Waarheid in pacht heeft en dat
zijn wij niet.
Er staan teveel mooie dingen in.
Ik ga me op Leviticus verheugen.