Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

maandag 16 maart 2020

Nag Hammadi II Codex I



Verhandeling over de opstanding en De Drievoudige Verhandeling
Nog steeds uit de eerste Codex.

De verhandeling over de opstanding komt uit de school van Valentinus (2e eeuw) of mogelijk van hemzelf.
Het is een brief aan een zekere Rheginus gericht.
‘Er zijn mensen , mijn zoon Rheginus, die veel kennis willen vergaren. Met dat doek storten ze zich op kwesties waarvoor nog geen antwoord bestaat. En als ze dat vinden, hebben ze meestal een hoge dunk van zichzelf. Maar ik denk niet dat ze daarbij staan in het Woord van de Waarheid.’
Oeps.

Dan volgt een verhandeling over de opstanding die voor ons, mensen, geestelijk van aard is en de opstanding van de ziel en het lichaam overstijgt.
Ook het losmaken van het materiele krijgt aandacht.
Wat opvalt in deze brief is de erkenning van de ‘twee-naturenleer’ van Jezus Christus: God en mens en Zijn lichamelijke opstanding. Hij heeft de dood teniet gedaan.
En de gedachte aan een mogelijke ‘pre-existentie en de idee dat deze wereld een illusie is. Zoiets als in ‘The Matrix’.


De Drievoudige Verhandeling is één van de grootste boeken uit de 2e helft van de 3e eeuw en bestaat, zoals het kopje al zegt, uit drie delen.
Het begint met een bespreking van de Vader, als de wortel van het Al.
Zelf onverwekt, zonder begin en zonder einde, onveranderlijk. Er worden heel wat woorden gebruikt om de Ene te beschrijven. Hoe kan het ook anders. ‘Hij is een eenheid en toch ontelbaar in Zijn eigenschappen en namen.'
De mooiste vond ik: ‘de in-zich-zelf het AL-zijnde’
Ik leer meteen weer allerlei woorden:
eonen of totaliteiten: manifestaties
pleroma: volheid.
Logos en Sophia waren mij bekend, maar opmerkelijk dat in het voorwoord staat dat de Logos hier dezelfde functie vervuld als de Sophia in andere geschriften. Woord= Wijsheid.
De Logos is hier niet de Zoon.

Het meest opvallende:
De generaties zijn bedacht door de Vader als bewustzijnsubstanties. De generaties, mensheid zijn als embryo’s zich niet bewust van het bestaan. Pas bij de (weder)geboorte komen zij in het licht en krijgen een besef van Hem die hen heeft voorgebracht.
‘Hij deed dit niet omdat Hij het hun misgunde, maar opdat de eonen niet vanaf het eerste begin hun volmaaktheid zouden ontvangen, zich niet zouden verheffen tegen de heerlijkheid van de Vader en niet zouden denken dat zij dit alleen uit zichzelf hebben. Want juist zoals Hij hun wilde toestaan tot leven te komen, zo wilde Hij hun ook toestaan tot volmaaktheid te komen.’
Even verderop: ‘Hij staat slechts toe dat er een zodanig beeld van Hem gevormd wordt, dat er naar Hem wordt gezocht, terwijl Hij zijn onnaspeurbare oorspronkelijke wezen voor zich houdt.’
Daarna volgt een verhandeling over de Zoon met ook veel woorden om Hem te ‘definiëren’ wat ook weer regelmatig samenvalt met de Vader.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten