Geschreven door Elaine Pagels (1943) in 1979. Vanwege het vorige boek van haar (Het vreemdste Bijbelboek) werd ik nieuwsgierig en ook omdat ik probeer op de hoogte te raken van de inhoud van de Nag Hammadi geschriften.
Ze is hoogleraar godsdienstwetenschappen en is gespecialiseerd in het vroege christendom en de gnostiek. Ze heeft meegewerkt aan het vertalen van de Nag Hammadi geschriften.
Dit boek heb ik op de tweedehands markt gevonden en komt uit een bibliotheek – Geert Grote centrum - in Arnhem, zo vertelt mij een ingeplakt papiertje. Leuk vind ik dat altijd; wie zou het boek gelezen hebben en wat vonden ze ervan? Er staan veel piepkleine streepjes in en nu heel veel grote strepen van mij.
Volgens kenners is dit een boek uit de top honderd van de vorige eeuw.
Pagels beschrijft hierin hoe in de eerste eeuwen de gnostiek en de orthodoxie naast elkaar bestonden, elkaar uitmaakten voor ketter en dat langzamerhand de orthodoxie om theologische en politieke redenen de gnostiek wegdrukte.
En dat ook daardoor de rol van de vrouw veranderde. In de gnostiek werd de vrouw veel meer gelijkwaardig gezien dan in de orthodoxie.
In de gnostiek waren geen hiërarchische structuren; iedereen was gelijkwaardig zoals trouwens de Bijbel ook zegt.
Maar daar hoefde je bij de orthodoxie niet mee aan te komen.
Maar of je nu een strikt hiërarchische structuur hebt of niet; je hebt te maken met mensen en dus met uitwassen. Wanneer je de uitwassen van de ander vergroot en de goede kanten negeert dan polariseer je lekker en creëer je een wij-zij denken met de problemen die daaruit volgen. Dat gebeurt nog steeds op allerlei vlakken en dat gebeurde toen ook.
De gnostiek delfde het onderspit omdat de orthodoxe kerkelijke structuren, met belijdenis, doop en eucharistie en duidelijke regels veel effectiever georganiseerd werden dan de ideeën van de gnostici.
Apostolische vaders als Ignatius, Polycarpus, Justinus, Irenaeus, Tertullianus en Hippolytus zijn de bekendste anti- gnostici.
Al trokken Tertullianus en Hippolytus zich op latere leeftijden terug. Ze braken allebei met de kerk. Tertullianus werd lid van de Montanisten.
Dat heeft allemaal zo moeten zijn.
De Gnostiek was een beetje een elitaire beweging. Meer voor zoekende ‘einzelgängers’ dan voor het volk. Het volk had meer behoefte aan duidelijkheid en letterlijkheid: wat is goed en wat is zonde, hoe moet ik me gedragen en wat zijn de consequenties.
Eigenlijk is dat nog steeds zo. Dat biedt aan het gros van de mensheid veiligheid en zekerheid. De orthodoxie bood een leersysteem. Buiten die kerk was er geen heil.
De meeste Gnotici hadden (hebben?) niets met zonde. Onwetendheid is het wat je tot lastige situaties brengt.
Er waren er ook die beweerden dat de mens God schiep. Tjonge, waar heb ik dat toch eerder gehoord? Er is niets nieuws onder de zon.
Het heil is in jezelf te vinden en wanneer je tot ware gnosis/ kennis komt ben je een Christus. Maar dat waren zo’n beetje de uitwassen.
Irenaeus had als argument dat God nooit een heilsweg geboden zou hebben die slechts toegankelijk zou zijn voor een intellectuele of spirituele elite.
Daarin kan ik hem helemaal bijvallen.
Er staan heel veel verwijzingen in het boek naar geschriften van de oude Apostolische vaders en de Nag Hammadi geschriften. Veel daarvan is terug te vinden op Early Christians Writings. Een reuze interessante site.
Wat ik nu wel beter begrijp zijn bijvoorbeeld de teksten in de brieven van Johannes zoals in 1 Joh 2: ‘ .. zijn er nu al veel antichristen gekomen, waaruit wij weten dat het het laatste uur is. Zij zijn uit ons midden weggegaan, maar waren niet uit ons; want als zij uit ons geweest waren dan zouden zij bij ons gebleven zijn. Maar het moest openbaar worden dat zij niet allen uit ons zijn.’
Hij heeft het hier over de gnostici.
En in 1 Joh 4: ‘Hieraan leert u de Geest van God kennen: elke geest die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en elke geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is niet uit God; maar dat is de geest van de antichrist, waarvan u gehoord hebt dat hij komt, en die nu al in de wereld is.’
Ik vond die tekst altijd zo fascinerend omdat in onze tijd juist de Gódheid van Jezus wordt ontkent. Hij was een groot profeet, en zeker een goed mens maar meer niet. Vroeger werd in de uitwassen van de gnostiek juist het ‘in het vlees gekomen zijn’ ontkent.
Alleen het ‘geestelijke’ deed ertoe.
Daar waarschuwde Johannes tegen.
Behalve allerlei uitwassen zitten binnen de gnostiek ook zeer waardevolle overtuigingen. Valentinus was één van de liberaleren onder de gnostici en vormde een eigen school: het Valentinianisme.
Dezen leerden uitdrukkelijk wel dat Jezus had geleden en was gestorven. (p 81)
Zoals meestal, is niet alles zwart wit maar bestond de wereld, toen al, uit veel meer dan vijftig tinten grijs.
In ieder geval: in 367 gaf Athanasius, de machtigste aartsbisschop van Alexandrië, bevel om zich te ontdoen van alle apocriefe boeken met ketterse tendensen.
Gelukkig dat iemand ze in een kruik heeft verstopt en bij Nag Hammadi heeft begraven zodat ze in 1945 gevonden konden worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten