Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

woensdag 8 februari 2017

Opstanding


geschreven door Lev Tolstoj (1828 – 1910) in 1899. Een epische roman. De titel verwijst naar de (morele) veranderingen die een mens kan doorlopen in de hoofdpersonen, Prins Dimitri Iwanowitsj Nechljoedow en iets minder nadrukkelijk in Katoesjka Maslowa. (Heerlijk die namen; om je tong over te breken)

Dit boek is ook uitgegeven in de serie ‘christelijke klassieken’ die in 2014 zijn uitgegeven. Die uitgave heb ik niet gelezen. Mijn uitgave is afkomstig uit een oude tweedehands omnibus, uitgegeven in Brussel in een onbekend jaar.

Vanwege zijn hoge afkomst behoort Nechljoedow tot de Russische adel. Met een scherp oog doorziet hij de cultuur van die tijd.
De aanleiding van deze geschiedenis is dat hij als jurylid moet oordelen over een prostituee. Hij herkent haar van vroeger.
Ik verdenk Tolstoj van autobiografische elementen. Ook Tolstoj stamde uit oude adel en maakte een bekering/omkering in zijn leven mee. Mogelijk werd hij ook nog beïnvloed door het boek van Dostojewski: 'Misdaad en straf’ uit 1866 waarin Sonja Raskolnikow volgt naar Siberië. Ach, eigenlijk staan al die boeken vol met verrijzenissen.
Nechljoedow is een communist ‘avant la lettre’. Hij verdeelt zijn vaders erfenis onder de boeren en ook de erfenis van moederskant verpacht hij aan de boeren op een ‘kolchoze’ manier want officiële Kolchozen zagen het levenslicht pas onder Stalin in 1928.
En dat allemaal omdat Nechljoedow een boek van de Amerikaanse econoom, Henry George gelezen heeft en daardoor geïnspireerd is geraakt.

Terug naar Katoesjka, de prostituee. Hoe is zij zover gekomen want zij is keurig netjes opgevoed door tantes van Nechljoedow. Tijdens het proces, waar hij met zijn hoofd helemaal niet bij is overdenkt hij al het gebeurde.
Het gevolg is dat de jury een verkeerd oordeel velt en Katoesjka wordt veroordeeld tot dwangarbeid in Siberië.
Dan zet Nechljoedow alles in het werk om zijn fouten te gaan herstellen. Hij neemt de verantwoordelijkheid, die hij jaren geleden al had moeten nemen, op zich en neemt zich voor om met haar te trouwen. Hij vertelt dat aan zijn familie en vrienden die hem natuurlijk voor gek verklaren.
Hij vertelt het ook aan Katoesjka maar zij wil er niets van weten en ziet het slechts als een opoffering van zijn kant.
Een hoger beroep wordt verworpen maar wanneer zij beiden al op weg zijn naar Siberië, Katoesjka als gevangene en hij als medereiziger, weet hij gratie voor haar te verkrijgen.
Maar dan krijgt de geschiedenis een wending. Katoesjka is verliefd geworden op een medegevangene, Simonson, en heeft besloten om daarmee te trouwen en ontslaat daardoor Nechljoedow van zijn ‘verplichtingen’.

Filosofische bespiegelingen zitten er genoeg in dit boek. Eén voorbeeld want het zijn van die lange zinnen:
‘Men meent vaak dat een dief, een verrader, een moordenaar, een prostituee zich over hun bedrijf schamen, of het toch tenminste voor slecht houden. Het tegendeel is waar. Mensen die door het noodlot en hun eigen dwalingen in een bepaalde toestand komen, al is die nog zo ver verwijderd van recht en moraliteit, trachten zich steeds een levensopvatting te scheppen, waarin hun positie wettig en achtenswaardig schijnt. En om die levensopvatting voor zichzelf te rechtvaardigen, zoeken zij steun bij anderen, die zich in diezelfde omstandigheden bevinden en dezelfde opvattingen van het leven in het algemeen en van hun eigen plaats in dat leven in het bijzonder hebben.’

Naar mijn gevoel een beetje abrupt krijgt Nechljoedow (net als Raskolnikow van Dostojewski)een Nieuw Testament in handen van een Engelse journalist en al lezende ziet hij plotseling het licht via het verhaal van de wijngaardeniers uit Matth. 21: 33 en ik begrijp dat.

“Hetzelfde doen wij ook”, dacht Nechljoedow, “we leven in de overtuiging dat wijzelf de meesters zijn van ons leven, en dat het ons slechts ter wille van ons genot is geschonken. Dit is een dwaling, klaarblijkelijk een dwaling Want de mens is niet uit vrije wil op de wereld gekomen; iemand moet hem toch gezonden hebben en wel met een of ander doel. Maar wij, wij hebben nu eenmaal beslist, dat we dit zouden vergeten en dat we uitsluitend voor ons eigen genoegen zouden leven. En nu zijn we verwonderd dat we lijden en ons ongelukkig voelen, alsof dat dat niet het onvermijdelijke gevolg is van het feit, dat we ons in de toestand bevinden van de werklieden, die de wil van hun meester niet willen volbrengen. En de wil van onze meester werd in die geboden uitgedrukt, welker navolging ons het hoogste geluk op aarde zal brengen.
Zoekt het Rijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al het overige zal u worden geschonken. Wij echter zoeken al het overige, en zijn verwonderd als we het niet vinden!
Ja, dat is mijn leven tot dusverre geweest. Maar een nieuw leven gaat beginnen, een nieuwe taak wacht mij.
En inderdaad begon die nacht voor Nechljoedow een geheel nieuw leven. Niet alleen nieuw, omdat hij voortaan nooit meer aan zichzelf dacht en slechts voor anderen trachtte te leven, maar vooral omdat alles wat met hem sedert die nacht geschiedde, omdat alles wat hij zag en alles wat hij deed, voortaan in zijn ogen een geheel andere betekenis kreeg dan in het verleden.

De cursivering is van mij omdat ik denk dat daar het geheim zit van een werkelijke opstanding.


woensdag 1 februari 2017


Veel gelovigen menen dat het iets verdienstelijks is een geringe dunk van zichzelf te hebben.
Het is de armzaligste vorm van hoogmoed.

Godfried Bomans 1913-1971

zondag 29 januari 2017

Het Dodeneiland


Een symfonisch gedicht. Dat is ook leuk in de week van de poëzie.
Gecomponeerd door Sergej Rachmaninov (1873-1943) in 1903 naar aanleiding van een schilderij van Arnold Böcklin (1827-1901)
Het verhaal gaat dat Rachmaninov erg onder de indruk was van dit schilderij in een zwart- wit uitvoering en daarop dit muziekstuk componeerde.
Dies irae: de eerste woorden op de eerste tonen uit de mis van overledenen. Deze mis is in onbruik geraakt maar de eerste maten van het muzikale thema komen veel voor in de werken van Rachmaninov. Zo ook aan het einde van dit muziekstuk.

Samen met zijn tweede symfonie en zijn tweede en derde pianoconcert staat dit wel in mijn top-10 van klassieke muziekfavorieten. Het enige wat ik zelf redelijk kon spelen van hem - hij had heel grote handen - was de Prelude Opus 32, nr. 2 (sommigen zeggen Opus 3, nr. 2) waarbij ik iets te vaak in het 'agitato' gedeelte uit de bocht vloog.

Het dodeneiland heeft een sombere stemming; logisch wel. Het is soms op het lugubere af.
Dat komt, denk ik door die 'dwingende en onontkoombare' pauk die aan het einde langzaam wegsterft. Maar dat is juist ook weer indrukwekkend. In gedachten associeer ik het met de vaak nadrukkelijk tikkende klok in zeer gereformeerde huishoudens waar ik kwam bij terminale patiënten of de dreunende stappen van de, in het zwart geklede, kistdragers bij begrafenissen.
Je kunt het je voostellen: de veerman Charon (Griekse mythologie) die de doodsrivier, de Styx oversteekt om de overledene weg te brengen naar het dodenrijk.
Hij doet er - in een uitvoering van het Concertgebouworkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy – éénentwintig minuten over.



donderdag 26 januari 2017

Week van de poëzie


Vandaag begint de week van de poëzie alweer; het is niet bij te houden. Het is wel lekkere bezigheidstherapie; al die dagen, weken en maanden 'van...'
Dit gedicht vond ik wel toepasselijk:

Sommigen houden van poëzie

Sommigen -
ofwel niet allen.
Zelfs niet de meerderheid van allen, maar de minderheid.
De school waar het moet en de dichters zelf
niet meegerekend,
zullen dit er twee op de duizend zijn.

Houden van -
maar van kippensoep met vermicelli kun je ook houden,
en van complimentjes en de kleur blauw,
van een oud sjaaltje,
van je verzetten,
van de hond aaien.

Poëzie -
alleen, wat is poëzie eigenlijk.
Op deze vraag is al
menig twijfelend antwoord gegeven.
Maar ik weet het niet en daaraan houd ik mij vast
als aan een reddende leuning.


Wislawa Szymborska (1923 - 2012)


Toch ook even mijn complimenten aan Gerard Rasch (1946 - 2004) die haar gedichten zo knap heeft vertaald.

dinsdag 24 januari 2017

De dood van Ivan Iljitsj

Gepubliceerd in 1886 en geschreven door Lev Tolstoj ((1828 – 1910)
Ooit las ik van hem de bekende boeken ‘Oorlog en vrede’ en ‘Anna Karenina’.
Deze novelle zit in een omnibus (zonder jaartal) die ik op een tweedehands boekenmarkt op de kop tikte.
Toen ik dit verhaal uit had kreeg ik het gevoel dat dit verplichte stuff zou moeten zijn in de opleiding voor verpleegkundigen en eigenlijk alle mensen die te maken krijgen met terminaal zieken.
Het mentale proces waar Iljitsj doorheen gaat is kenmerkend voor mensen die overlijden aan een al dan niet langdurige ziekte.
Ivan is een keurige, plichtsgetrouwe man die ietwat oppervlakkig leeft. Een soort Facebookpersoonlijkheid. Hij is als dubbeltje geboren maar doet zich graag als kwartje voor. Hij trouwt een keurig meisje, Praskowja Feodorowna, en probeert als medewerker bij een rechtbank carrière te maken, en dat lukt hem. Hij krijgt drie kinderen waarvan er één sterft.

Het huwelijk is niet echt een succes; man en vrouw vervreemden van elkaar. Maar ach, dan gooit hij zich wat meer op zijn werk.
Na een andere baan te hebben aangenomen moet het gezin verhuizen. Geen probleem. Ivan gaat alvast vooruit en richt het iets te dure huis zelf in om de maatschappelijk hoger staande mensen met alle egards te kunnen ontvangen.
Bij het inrichten, waarbij hij zich helemaal uitleeft, valt hij. Dat is het begin van zijn einde. In eerste instantie negeert hij die pijn maar deze wordt steeds erger en Iljitjs belandt in het medische circuit van kwakzalvers. Wat er nu werkelijk aan de hand was wordt niet echt duidelijk en dat is jammer voor mijn verpleegkundige nieuwsgierigheid.
Een proces van hoop, wanhoop, twijfels en depressies begint.
Op zijn ziek- wat sterfbed wordt maakt hij de balans op van zijn leven. Hij komt langzaamaan tot de ontdekking dat hij eigenlijk niet echt heeft geleefd. Hij dacht dat hij bergopwaarts ging maar het tegendeel gebeurde.
En het is nu te laat.
Hij is bang voor wat komen gaat en wat hij niet kan tegenhouden. Hij voelt de blikken en doorziet de calculerende gedachten van de mensen om zich heen en die stemmen hem ook niet echt gelukkig. Niemand is eerlijk behalve zijn huisknecht Gerasim.
Zijn gevecht tegen het onontkoombare, wat hij niet wil, maakt dat zijn strijd alleen maar langer duurt. Tot het moment dat hij zichzelf weet over te geven, zichzelf los te laten.
Het ontwaken bij het lichamelijke sterven.

Er is niets in het verhaal dat echt troost biedt. Gerasim is de enige die mee- lijdt met zijn baas.
Toch zit er naar mijn idee een duidelijk Bijbels/filosofisch thema in.
‘Wie zijn leven zal proberen te behouden zal het juist verliezen; maar wie zijn leven zal verliezen, zal het behouden.’
Of zoals een poster van visje het eens omschreef: ‘Als je sterft voordat je sterft, sterf je niet meer als je sterft.’
‘Ontwaak’ voordat je lichamelijk sterft!

PS
Grappig is dat Tolstoj ergens verwijst naar Dostojewski. Ze waren generatiegenoten.


maandag 23 januari 2017

Dhr. T.


Na de inauguratie van de vijfenveertigste president van Amerika en het mediacircus daaromheen
plus ‘The Womans March’ de dag erna gaat het stof misschien wat neerdwarrelen.
Tijd voor bezinning.

Rikkert Zuiderveld vatte het eigenlijk wel mooi samen:

LICHAAMSTAAL
Misschien heeft u mijn lichaamstaal begrepen:
ik duw mijn hand afwerend op u af,
waarmee ik ieder weerwoord logenstraf.
Mijn ogen blijven waaks, half toegeknepen.

Met wijsvinger en duim maak ik een rondje,
kortom; ik leg het u nog één keer uit.
Zo zit het! Twijfel niet aan mijn besluit!
Als u dat doet trek ik een pruimenmondje.

Wat denkt u wel? Ik ben een self-made man,
ik heb gelijk, dat hebt u maar te slikken.
En als u mij beschuldigt, ik ontken.

Het Witte Huis is niet voor bangeriken.
Nooit laat ik merken hoe mijn knieën knikken,
geen hond die weet hoe ijzig bang ik ben.


Of hij werkelijk bang is betwijfel ik. Ik heb jarenlang iemand verzorgd met deze verschijnselen.
Deze types met een narcistische persoonlijkheidsstoornis overschreeuwen zichzelf zo oorverdovend dat zij nooit aan zichzelf twijfelen al doen ze soms net alsof. En hoe harder men tegen dit type ingaat des te feller schoppen ze van zich af.
Cathy: psychologe van de kouwe grond.

Eigenlijk is hier alles mee gezegd en hou ik mijn hart vast voor de toekomst.
Hij had vrijdag ook nauwelijks oog voor zijn vrouw. Zij had een prachtig pakje aan van Ralph Lauren. Geïnspireerd door- of afgekeken van Jacky Kennedy in 1961. Net zoals haar speech op 18 juli veel overeenkomsten vertoonde met de speech van Michelle Obama in 2008. Ik bleef steeds het gevoel houden dat ik naar een ‘Stepford Wife’ zat te kijken.

Tijdens ‘The Womans March’ was er een spandoek met de tekst ‘Free Melania’.
Ik heb ook met haar te doen.



woensdag 18 januari 2017

Niet in Gods Naam


ondertitel: 'een pleidooi tegen religieus extremisme en religieus geweld' geschreven door Jonathan Sacks.
Ik las een digitale editie want mijn boekenkast wordt te klein. En laat ik het nu voor altijd onthouden: dit type boeken moet ik niet digitaal lezen. Er staan zoveel voetnoten in, en heen en weer bladeren op een e-reader is gewoon lastig.

Ook dit boek bestaat weer uit drie delen.
1. Slecht geloof
2. Broers en zussen
3. Het open hart.
Het betoog uit dit boek is in het kort dat er wel een verband bestaat tussen geloof en geweld maar dat is beperkt en indirect en juist religie kan een antwoord geven op het geweld.


In het eerste deel beschrijft Sacks de evolutionaire -gewelds- ontwikkeling van de mens in relatie tot religie: dat hij het beste, maar ook het slechtste in zich heeft; een engel is, maar ook een demon. Een engel voor de eigen groep en een demon voor degenen die buiten die groep vallen.
We hebben de neiging om de eigen groep hoog te achten ten koste van de andere groep.
Ons zoeken naar identiteit ontaard in een dualistisch Wij en Zij denken.
Alle religies, die gebaseerd zijn op liefde en mededogen, zijn ooit in staat geweest om de ongelovige ander te zien als satan, de antichrist, kinderen van het duister. In de naam van God zijn op deze manier de meest vreselijke dingen aangericht.
‘Als we de wereld blijven verdelen in kinderen van het licht en kinderen van het duister, dan zijn we in staat om de ander te ontmenselijken en te demoniseren, onszelf als slachtoffer te beschouwen en altruïstisch kwaad te bedrijven.’
Altruïstisch kwaad is kwaad wat gebeurt met een beroep op het heilige.
Dit is in het kort wat hij in zijn boek uitgebreid uitlegt. Hij haalt de filosoof Rene Girard aan die deze mechanismen ook heeft beschreven. Inclusief het zondebokmechanisme.

In het tweede deel beschrijft hij verhalen uit het boek Genesis, - wat hij ziet als narratieve filosofie - om te laten zien dat die verhalen de confrontatie aangaan met dit feit. Die verhalen dwingen ons om de ‘menselijkheid van de ander’ te zien. In de eerste hoofdstukken van de Bijbel wordt al een verband gelegd tussen geweld en geloof: het verhaal van Kaïn en Abel. Maar de Bijbel spreekt zich er iedere keer weer tégen uit.
Kaïn, Ismaël en Ezau worden trouwens niet afgewezen. Ook diegenen die buiten een verbond staan worden gezegend en zijn geliefd door God. Zelfs Egypte en Assyrië volgens Jesaja 19:19 - 25
‘De Bijbelse ethiek is een lange les in rolomkering’. Een soort omdenken.
Sacks heeft het dan over het Oude Testament, maar Jezus zegt in het Nieuwe vaak dezelfde dingen, bijvoorbeeld over je vijanden liefhebben. Maar dat weet Sacks ook wel want hij gaat daar ook op in.

De titel van het derde deel spreekt voor zich. Hoe stellen we ons hart open.
Een mooi voorbeeld geeft Sacks over de antisemitische Hongaar Csanad Szegedi die ontdekte dat hij jood was. Dat was even slikken voor hem, hij stond ineens ‘aan de andere kant’!
Inmiddels woont hij in Israël.
Abraham en Mozes wisten wat het was om een vreemdeling te zijn. Mozes zelfs dubbel. Het volk van Israël wist dat ook ten tijde van de ballingschap in Egypte. Ze kregen de opdracht om zich dat te blijven herinneren. Niet om in het verleden te leven maar om een herhaling te voorkomen.

Ook mooi: ‘Waarom wel Izak en niet Ismaël? Waarom wel Jakob en niet Ezau? Omdat Ismaël en Ezau sterke inventieve mensen zijn die het redden door hun eigen vaardigheid en handigheid. Het volk van het verbond moet in zichzelf een getuige zijn van iets boven zichzelf.’
En:
‘Onze gedeelde menselijkheid gaat vooraf aan onze religieuze verschillen. Elke religie die anderen alleen maar ontmenselijkt omdat hun religie anders is, heeft de God van Abraham verkeerd begrepen.’

In één van de laatste hoofdstukken wijst hij op het gevaar van apocalyptisch denken. Hij omschrijft het als de zoektocht naar verandering zonder het trage proces van onderwijs. Een zoektocht naar onmiddellijke verlossing en de gevaren daarvan.
Hij is echt een meester in mooie one-liners. Ik heb hem al eens eerder aangehaald in dit blogberichtje.

Nog een paar dan : ‘Fundamentalisme ontstaat zodra mensen het gevoel krijgen dat de wereld in de positie is om het Woord te verslaan. Zijzelf zijn daarentegen vastbesloten de wereld te verslaan door middel van Woord.’
en
‘De misdaden uit naam van de religie hebben één ding met elkaar gemeen. In plaats van zich te laten vormen naar Gods beeld, plooien ze God naar ons beeld.’
De kritiek die ik op zijn vorige boek had zet hij in dit boek recht. (hfdst 15)
Hier een uitgeschreven interview met Jonathan Sacks met Lisette Thooft van Nieuwwij.


Een heel leerzaam boek. Wel jammer trouwens dat ‘die anderen’ om uiteenlopende redenen dit boek waarschijnlijk nooit zullen lezen........