Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

donderdag 3 januari 2013

Kunstgeschiedenis V

Het laatste traject kunstgeschiedenis ging over de kunst en architectuur van na 1850 tot heden. Na de Franse Revolutie bleef het onrustig op de ‘kunst markten’ Allerlei stromingen en tegenstromingen bestrijden elkaar en vervloeien in een geheel van emotionele -ismen.
Kloven ontstaan tussen kunstenaars en publiek en kunstenaars onderling. Bijvoorbeeld van Gogh en Gaugain.
De meest bekende stromingen zijn het Burgerlijk realisme, dat vasthield aan de traditie. De School van Barbizon, voorlopers van het Impressionisme. Het Realisme, Post impressionisme, Symbolisme en Expressionisme, Fauvisme, Kubisme, Futurisme, Dadaïsme en Surrealisme. Abstract expressionisme, Popart en Postmodernisme. Deze kun je weer verdelen in allerlei onderstrominkjes.

Ga er maar aan staan.
….als je verbanden wilt vinden vind je die altijd, overal en in alles, de wereld explodeert in een netwerk, in een draaikolk van verwantschappen en alles verwijst naar alles, alles verklaart alles……
Een uitspraak van Umberto Eco in ‘de slinger van Foucault’
Zo voelde ik mij soms ook rondgeslingerd tussen alle stromingen.
Het is heel boeiend om, zeker wat betreft de modernere kunst, een poging te doen om het te begrijpen. Soms is het mooi, maar niet interessant en soms is het interessant maar niet mooi. Soms allebei, mooi en interessant maar nog vaker allebei niet.
Ook al begrijp ik het wel.
Dan zie ik de kunstenaar-mens, gevoelig voor indrukken, stuurloos, aandacht vragend voor eigen emoties, niet beseffend dat elk mens het druk heeft met de eigen emoties en die ook allemáál gehoord willen worden in een steeds dover wordende wereld.

Tussen het cycladische beeldje en dit schilderij van Mark Rothko ('Oranje, rood, geel' en het duurst verkochte naoorlogse kunstwerk) zit een periode van pakweg 4000 jaar en voor mij een lange, boeiende reis van tien avonden, ruim 900 bekeken dia’s plus een bezoek aan het Utrechtse Catharijneconvent.
Het enthousiasme van de docent met zijn lijnentrekkende en uitleggende performance zal ik me altijd blijven herinneren.
Ik heb ervan genoten.

woensdag 2 januari 2013

Argumenten voor het bestaan van God

Op 19 december was er een debat in het Arminius denkcafé tussen Emanuel Rutten en Maarten Boudry. De vraag was: “Bestaat God?”. Het debat is hier terug te vinden.

Er werd Rutten gevraagd naar mogelijke bewijzen voor het bestaan van God. Bewijzen zijn er echter niet, er zijn argumenten te bedenken die het aannemelijk kunnen maken dat God bestaat. (zie ook de nieuwe Christelijke dogmatiek par 2.2) Ooit moest ik de godsbewijzen van Thomas van Aquino (1225 – 1274) uit mijn hoofd leren. Om het even voor mezelf weer op een rijtje te krijgen:
Het kosmologisch godsbewijs van Thomas van Aquino is gebaseerd op een a-posteriori bewijs. Dat wil zeggen dat de manier van denken uitgaat van de zintuiglijke waarneming. Daaruit blijkt dat Thomas meer door Aristoteles is beïnvloed omdat deze ook meer uitging van de waarneming dan van de theoretische mogelijkheden. Aan de andere kant ‘werkt’ Thomas ook met het bestaan van God en een bovennatuurlijke wereld zoals ook Plato deed, door de tekst van Exodus (3: 14) in zijn ‘wegen’ te gebruiken. Het kosmologische godsbewijs (de vijf wegen) van Thomas is als volgt:
1. Elk gevolg moet een oorzaak hebben; er is dan noodzakelijk een eerste oorzaak, die noemen we God.
2. Niets kan zichzelf maken, er moet een eerste maker zijn die niet gemaakt is. (kosmologisch godsbewijs)
3. Ontleend aan de tekst in Exodus : God is het hoogste ‘zijnde’ , al het andere is daarvan afgeleid.
4. Om te weten wat goed en kwaad is moet er een norm zijn. Deze hoogste norm is God.
5. Vanuit de orde en doelgerichtheid van de schepping, en de behoefte tot doelgerichtheid moet er iets zijn wat deze doelen oplegt. Dat noemen we God. (teleologische godsbewijs)

Thomas verwierp het ontologisch godsbewijs van Anselmus omdat deze God wel definieerde als essentie (dat wat het is) maar niet als existentie. (bestaan) Je kunt wel eindeloos filosoferen over de essentie maar dan is dat nog geen bewijs van existentie.
Het ontologisch godsbewijs van Anselmus (1033 – 1109) is gebaseerd op een a-priori bewijs. Dat wil zeggen dat de manier van denken is gebaseerd op theorie. Theoretisch ging Anselmus uit van een transcendente werkelijkheid en is daarmee in zijn denken meer Platoons dan Aristoteliaans.
Het ontologische godsbewijs van Anselmus is als volgt: bedenk het allergrootste en allervolmaaktste wat gedacht kan worden. Groter dan dit denkbare is God. God is iets waarboven niets groters gedacht kan worden. Het is beter te bestaan dan niet te bestaan. Een niet bestaande God is kleiner dan een bestaande dus bestaat God.

Emanuel Rutten onderscheidt de argumenten in Kosmologische, Teleologische en Ontologische argumenten. Kosmologisch: elk gevolg heeft een oorzaak. Als het universum begonnen is te ontstaan, (en daar zijn de wetenschappers het over eens: er was een singulariteit 13,7 miljard jaar geleden,) dan moet er een oorzaak zijn van het universum. Dat moet dan ook de oorzaak zijn van alle tijd, ruimte en materie. Deze oorzaak moet zelf buiten de tjid en de ruimte bestaan en dus een transcendente oorsprong hebben. (ook het Kalam argument is hierop gebaseerd wat door William Craig kort geleden weer onder de aandacht is gebracht.)
Teleologisch: er is een orde, er zijn vaste natuurwetten kenbaar. Er moet dan een ontwerper zijn die deze wetten heeft verankerd. (intentionaliteit/ doelgerichtheid?) Ontologisch: dit is een a-priori argument, het staat los van de ervaring maar ontspruit puur aan het logische denken. Rutten noemde het argument van Plantinga: Als God mogelijk bestaat dan moet er een mogelijke wereld zijn waarin God bestaat. In die mogelijke wereld moet Hij noodzakelijk bestaan. Dus bestaat Hij ook noodzakelijk in alle mogelijke werelden, en dus ook in onze wereld.
Het is zo prettig als iemand in simpele bewoordingen dat allemaal kan benoemen.
Alleen: naar mijn idee klopt de eerste premisse van Plantinga niet. (hoor mij nou!) ‘Als God mogelijk bestaat dan moet er een mogelijke wereld zijn waarin God bestaat.’ Volgens mij is dit een non sequitur: het ene volgt niet logischerwijs uit het andere. Waarom zou het mogeijke bestaan van God in een mogelijke wereld moeten bestaan? Eigenlijk zou ik Plantinga zelf moeten lezen maar mijn Engels is niet van dien aard dat ik ingewikkelde filosofische thema’s met allerlei wiskundige formules adequaat kan volgen.

Rutten’s eigen argument* is heel kort als volgt: Premisse 1: ‘Al het mogelijk ware is mogelijk kenbaar’ en Premisse 2: ‘het is onmogelijk om te weten dat God niet bestaat’ dan volgt daaruit de conclusie dat God bestaat. Aan ieder die nu gaat proberen objecties te formuleren die ook zouden kunnen gelden in plaats van God kan in zijn proefschrift terecht waarin hij al die objecties weerlegt. In 'Radix' nr 3 van 2012 staat ook een uiteenzetting
Wel zei hij nog en dat ben ik met hem eens, het is wel een verschil is of je het hebt over het monster van Loch Ness of over God, Die de grond van de werkelijkheid is en een persoonlijkheid.

Boudry reageerde daarop dat Emanuel twee verschillende definities van kennis hanteert waardoor de conclusie niet meer klopt. Emanuel hanteert volgens Boudry een vorm van kennis die erg veeleisend is. Een Cartesiaanse vorm van kennis. Wanneer we die hanteren is er niets dat zeker is behalve voor alwetende wezens. Wij hebben alleen subjectieve kennis. (Mmm, volgens mij staat hierover ook een artikel in de laatste ‘Radix’ van Victor Gijbels met repliek van Emanuel. Die moet ik echter nog lezen.)
Tweede tegenwerping: we zouden een ander alwetend wezen kunnen postuleren. Het zou b.v. mogelijk kunnen zijn dat achter die God misschien wel een schrandere eenhoorn bestaat die God wijs maakt dat hij alwetend, almachtig en goed is. (Men spreekt in die filosofische wereld altijd over Almachtig, Alwetend en Algoed. Volgens mij is goed gewoon goed.)
Er valt weer genoeg na te denken.

In het vragenrondje kwam nog de boeiende vraag naar voren wat het doel van God zou kunnen zijn.
Rutten denkt ook in de richting van het uitdrukken van Liefde van God aan schepselen. Dat er actoren zijn die in vrijheid voor het goede kunnen kiezen en deel kunnen hebben aan die liefde.
Nog een boeiende opmerking kwam er van iemand die het geloof vaarwel heeft gezegd vanwege al het kwaad en het leed in de wereld. Door het leed en het kwaad in de wereld heeft God aan atheïsten het perfecte argument gegeven om niet te geloven.
Rutten gaf ook toe dat wanneer hij de kant van atheïsten zou moeten verdedigen hij ook juist dit argument zou inbrengen. Hij is bezig om dit te doordenken en zei ook, wat ik zelf ook heel belangrijk vind, dat wanneer je de emoties met betrekking tot dit probleem los maakt van het logische denken dat er dan heel veel over te zeggen en te verklaren valt.
Ik kijk uit naar zijn doordenking van dit onderwerp.

04-01-13 * In ‘Radix’ nr 3 staat een artikel van Emanuel over zijn argument voor het bestaan van God. Rutten noemt zijn eigen argument modaal-epistemisch. Het valt niet binnen de drie groepen die hij hierboven noemt.

01-02-13 Op Rutten's eigen site staat op 17 januari een powerpoint over de ontologische argumenten van Anselmus.

Oma worden

Natuurlijk, ik heb er zo’n acht maanden tijd voor gehad om eraan te wennen. Iedereen in mijn omgeving die al oma was bejubelde die zijnstoestand en benadrukte om het hardst hoe leuk het was.
“Je zult het zien hoor, wanneer het er eenmaal is.” Het bleef echter allemaal enigszins abstract.
‘Het‘ is er. Sinds vijf dagen. Heel concreet.
Een prachtig kereltje met alles erop en eraan. Ik was vergeten hoe klein zoiets was. Het liefst zou ik het onder mijn arm meenemen en er hele dagen naar gaan zitten kijken. Dat doe ik toch maar per foto om me niet te erg op te dringen bij de kersverse ouders. Zij hebben alle drie, en voor zover ik het nu kan bekijken alles goed doorstaan. God zij dank.

Nu ben ik oma. Nu ben ik, zonder dat het me gevraagd is, een generatie opgeschoven. Zonder overleg vooraf is mij een rol toegemeten die ik op de een of andere manier moet zien te gaan vervullen. Maar ik weet niet goed hoe. Moeder worden ging veel gemakkelijker. Veel instinctiever.
Als één van de oudste kinderen uit een groot gezin, later als verpleegkundige op kraam en kinderafdeling en nog later in de wijkverpleging heb ik van alles opgezogen in mijn brein. Hoe gaat dat allemaal? Dat leven?
Zwanger zijn, bevallen, opvoeden, wat doe je wanneer kinderen ziek zijn. Hoe ga je om met invaliditeit of chronische ziekten. Hoe pak je dat allemaal aan?
Zelfs het overlijden van mensen heb ik vele malen aanschouwd. Ook daarvan weet ik hoe dat zou kunnen gaan; hoe ik die laatste stapjes waardig zou kunnen nemen of ondergaan……………...
Zo verbeeld ik mij.
Van oma worden weet ik eigenlijk niets. Dat heb ik nooit zo bewust bestudeerd. Ik voel me onzeker en als ik iets in die richting ventileer wordt er een beetje gelachen. Ik moet blij zijn (dat ben ik ook !) en vooral niets laten merken van twijfel en onzekerheid.
Een foto van het kleintje is, als een paar uur oude aardbewoner, als achtergrond op mijn computer ingesteld en daar kan ik nu eindeloos naar kijken. Bij tijd en wijle moet ik dat gaan afsluiten. Wegklikken. Daar heb ik al moeite mee.
Terwijl ik toch al een beetje afscheid aan het nemen was van het leven (ik heb mijn plicht gedaan: zie 1 Tim 2: 15 pfffft…..) wordt er nu zomaar, met kracht een tentharing aan mijn aardse tent toegevoegd en stevig in deze wereldse grond geslagen.
“Het komt allemaal wel goed.” Ja, dat geloof en vertrouwen heb ik ook wel, het leven zal zijn beloop wel hebben maar wel graag als het kan, even in mijn eigen tempo.

maandag 31 december 2012

Hoe fiks je vrouwen?
Door ze te begrijpen.

Wijze uitspraak van mijn jongste zoon van 21. Ik wens hem sterkte in het leven.
*grinnik*

zondag 30 december 2012

HC zondag 44

vr en antwoord 114
Vr: Maar kunnen zij die tot God bekeerd zijn, deze geboden volbrengen? (deze vraag volgt op de uitleg van de tien woorden van de wet)
Antw: Nee, want zelfs de allerheiligsten hebben in dit leven niet meer dan een klein begin van deze gehoorzaamheid, maar wel zo, dat zij met een ernstig voornemen niet slechts naar sommige, maar naar alle geboden van God beginnen te leven.

Via een artikel in de ‘Sophie’ van december ’12 werd ik weer geconfronteerd met iets wat al heel lang in mijn achterhoofd zit.
Deze vraag met antwoord moest ik oplepelen tijdens de aannemingsavond* bij ons in de kerk en dat heb ik braaf gedaan maar nog steeds geloof ik niet dat het waarheid is, al klinkt het heel vroom. Al die jaren daarna had ik zo’n ‘niet pluis’ gevoel hierover.
Jan Hoogland rakelt het op in dat bewuste artikel: ‘de heilige met het wijwater weggooien’.
Hij vraagt zich terecht af dat wanneer zelfs voor de allerheiligsten een begin al te groot is, wat dan het verschil is tussen zijn/haar begin of het zijne?

Zelf zou ik het nog wat scherper willen stellen: wanneer de gelovige de inwoning krijgt van de Heilige Geest (b.v. 1 Kor 6:19)en dan te beweren dat de allerheiligsten nog maar een klein begin hebben………is dat dan niet een enorme onderschatting van het werk van die Geest? Een gebrek aan vertrouwen?
Ik verwacht in mijn leven veel meer van de Heilige Geest. Ik verwacht niet een klein beginnetje maar meer dat ik op z’n minst op negentig procent kom van wat Jezus was tijdens Zijn rondwandeling op aarde.
Hoe zit het met de oproep in Rom 8: 29 om gelijkvormig te zijn aan het beeld van Jezus Christus? Met de hulp van de Geest is dat toch mogelijk? Dan kun je ‘de hele wereld’ aan.
Kijk maar naar Jezus: vlak na Zijn doop in de Jordaan door Johannes de Doper waarbij de Geest op Hem neerdaalde werd hij naar de woestijn vervoerd waar Hij, met de Geest aan de grootste verzoekingen het hoofd wist te bieden. Als voorbeeld voor ons. Die verhalen staan natuurlijk niet voor niets vlak na elkaar. (Matth. 3 en 4 en Lukas 3 en 4)
Joh.7:38: “Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft,” zo zegt de Schrift.’ 39 Hiermee doelde Hij (Jezus) op de Geest die zij die in hem geloofden zouden ontvangen;…..

Geen druppeltjes, geen klein beginnetje maar strómen en een op dat van Jezus gelijkende levenshouding.

Oké, het artikel ging eigenlijk ergens anders over…………


*Voor de religievreemden onder ons: een aannemingsavond is een avond waarop je toestemming krijgt om en plein public je geloof te belijden. Daarna ben je volwaardig lid van kerkelijke gemeenschap waartoe je behoord en mag je aan het Avondmaal gaan. Aanneming is eigenlijk een foute benaming want aangenomen ben je al bij de doop. Aan de belijdeniscatechisatie die hieraan vooraf gaat heb ik weinig herinneringen. Het is al lang gelden en de avonden waren in die tijd een monoloog van de kant van de voorganger. Als je een vraag had moest je die proberen er tussendoor te wurmen want ruimte voor discussie was er niet. Gelukkig gaat dat in deze tijd anders.

donderdag 27 december 2012

Het is verkeerd om als kinderen te blijven vasthouden aan de letter en niet op te groeien tot de vrijheid van de geest.

Erasmus

zaterdag 22 december 2012

Tonio

Een requiemroman door A. F. Th. Van der Heijden.
Aangrijpend boek. Aangrijpend op meerdere manieren.
Het verliezen van een kind op bijna tweeëntwintig jarige leeftijd door een fietsongeluk, dat is de rauwe werkelijkheid. Zulke dingen gebeuren. Ze leveren een eindeloos verwerkingsproces op.
Onze jongste heeft nu die leeftijd. Ik moet er niet aan denken.
Als je er kansberekeningen op los laat ben je kwetsbaarder dat zoiets je overkomt wanneer je vier kinderen hebt.
Toch is dat niet zo. Wanneer je er één hebt zoals Adri en Mirjam dan ben je pas echt kwetsbaar.
Je leven als vader en moeder is dan voorbij. Het grootste doel om voor te leven is er niet meer. Je verliest kennelijk je eigenwaarde. De genealogische lijn stopt. Dat maakt alles intens verdrietig.
Ik las het boek als eerste op mijn e-reader. Omdat ik s ’nachts nogal eens wakker lig heb ik er één voor mijn verjaardag gekregen. Met verlichting. Een geweldige uitvinding. Behalve met de Herder praten (schaapjes tellen gaat vervelen), kan ik nu ook lezen zonder dat mijnheer Cathy er last van heeft.
Het vervelende met zo’n verdrietig boek is dat liggend in bed door de zwaartekracht de tranen op verkeerde plaatsen belanden. Oren zijn er niet op gemaakt om ze te verwerken en in de intimiteit van de nacht hakt zo’n boek er extra in, zo lijkt het. Gelukkig ben ik erin getraind om andermans leed weer van me af te zetten.
Wat ik ook zo aangrijpend vind is dat er van enige troost door een vorm van religie geen sprake is. Behalve in een enkele vloek komt God niet aan bod. Ondanks de joodse afstamming van moeders kant. Geen hoop, geen uitzicht. Dit boek toont het verschrikkelijke, kale menselijke leed in al zijn intensiteit.
“Wij ontlopen de hoop niet, de hoop ontloopt ons”.
Als een kind is overleden is ie juist altijd aanwezig. Pan-tonio-nisme. Tot deze uitspraak komt de schrijver en ik geloof hem. “Met een sofistisch foefje zou ik dus aannemelijk kunnen maken dat hij dood voor mij belangrijker is dan levend. Uitgesloten.
A. F. Th. switcht heen en weer tussen verleden en heden. Zo zie je Tonio opgroeien en op deze manier krijg je de indruk dat het leed stukje bij beetje in de menselijke geest wordt toegelaten. Zo ervaren de ouders het ook en zo werkt het denk ik, als een soort overlevingsmechanisme van het brein bij extreme schokken.
Op zoek naar de ware toedracht van het ongeluk weet A. F. Th. te boeien en bedolven onder al dat verdriet zelfs nog wat spanning op te bouwen.
Zijn beschrijvingen van de ontvangst van het Nederlandse voetbalelftal in Amsterdam dat ‘s werelds 2e werd in 2010 krijgt iets grimmigs wat overigens, ook zonder zijn verdriet heel terecht is.
Uiteindelijk durven de ouders het aan om de cameraopnamen te bekijken die er vanwege ‘Big Brother’ via het Holland Casiono op het kruispunt zijn gericht. Helaas, het cruciale moment ontbreekt in de schokkerige beelden. “Aldus ontbrak de oorzaak, maar niet het gevolg”.
Aansprekend is Tonio’s stenenverzameling waar ie zo trots op was en waar hij op zijn kindeigen manier geld van zijn ouders aftroggelde; dan nu zijn ouders die de laatste steen voor hem moeten aanschaffen. Met inscriptie.
Het breekt je hart.

De mooiste kunst wordt vaak verkregen uit de ellendigste ervaringen. Hoe dat in het hiernamaals zal gaan is mij nog een raadsel.

A. F. Th. van der Heijden heeft er de Libris Literatuurprijs, de NS publieksprijs en de P. C. Hooftprijs 2013 voor gekregen en ook in 2011 de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre . Heel verdiend, maar of ie er echt blij mee kan zijn?