Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

zaterdag 28 november 2015

Hannah Arendt, de studie 3


In het derde deel van haar boek zet Hannah uiteen wát ons aan het denken zet.
Volgens Plato is het de behoefte om de verwondering en bewondering (pathos)van deze kosmos te concretiseren.
Volgens Kant komt het door de behoefte om de grenzen van de kennis te overstijgen; volgens Hegel om verzoend te raken met de loop der dingen en volgens Hannah/ de moderne filosofie om te zoeken naar betekenis. (p 214)
Waarbij ik mij dan afvraag of het zoeken naar betekenis niet een terrein is van de theologie of op zijn minst daaraan grenst. Het is dan wel weer zo dat de theologie helaas terrein verliest en dat ‘moet’ kennelijk worden opgevuld.
Ik denk bijvoorbeeld aan ‘religie voor atheïsten’ van de Botton .
Hannah noemt nergens de theologie, het zoeken naar betekenis wordt opgevuld door o.a. de filosofie, literatuur/ poëzie en de ‘denkdingen’ van de beeldende kunst. Al deze takken ontspringen aan het denken.

Door na te denken wát ons aan het denken zet zoeken we naar manieren om het denkende ego ter verleiden om zich te vertonen. (p215) Om grip te krijgen zoek Hannah naar een model en vindt dat in Socrates, de zuiverste denker van het Avondland (het Westen) omdat hij niets heeft opgeschreven.
‘Want wie vanuit het denken begint te schrijven, moet onvermijdelijk lijken op mensen die tegen een al te sterke rukwind beschutting zoeken.’
Wel Hannah, dan geven we elkaar maar de hand. *grinnik*
Ergens op dit blog heb ik haar geciteerd: "Ich muss verstehen. Bei diesem verstehen gehört bei mir auch das schreiben. Das schreiben ist noch in dem vertehen's prozess."
Dat lijkt mij iets anders dan beschutting zoeken.

Socrates is voor haar de ultieme denker, die niets anders deed dan wat elke mens zou moeten doen. Hij was de horzel, hij wist te prikkelen, hij was een vroedvrouw omdat hij wist hoe hij anderen van hun gedachten moest verlossen maar zelf onvruchtbaar was en, wetende dat hij niets wist was hij niet van plan om zich daarbij neer te leggen. Maar Socrates besefte dat het denken eindigde in ‘radeloosheid’, in aporie. Tegen een muur.

In deze tijd is dat de – postmoderne- twijfel, maar deze houdt je wel wakker en voorkomt dat je verzandt in het automatisme van het alledaagse.
Daarom is denken gevaarlijk wanneer het alle doctrines opnieuw onderzoekt, oude waarden omkeert. Mensen houden daar niet zo van.
Maar niet denken is nog gevaarlijker. Hannah grijpt dan terug naar Nazi Duitsland waar waardevolle morele waarden werden omgekeerd. Dat gebeurde niet plotseling maar heel langzaam en de meesten ging mee.
Zoals – denk ik - het kokende kikkerssyndroom. Wat trouwens een mythe blijkt te zijn. Kikkers springen wel degelijk uit de pan wanneer het hun te heet onder de pootjes wordt. Maar het beeld maakt wel iets duidelijk.
Ik denk dat in onze tijd de bankencrisis op deze manier kon ontstaan.

Vragen stellen opent de semantische speelruimte, de pluraliteit, terwijl antwoorden deze ruimte sluiten. Wanneer dat teveel gebeurt verandert de wereld in totalitarisme.
We ‘moeten’ dus onze vragen blijven stellen, de ruimte openhouden. Ook al leidt het misschien nergens toe.
(Dan weet ik nu alvast dat er geen antwoorden van haar zullen komen in de rest van haar boek.)
In de zoektocht naar betekenis komt Hannah uit bij de liefde, de Eros. Het denken is een soort van verlangende liefde en richt zich op schoonheid, rechtvaardigheid, wijsheid enzovoort
Lelijkheid is een gebrek aan schoonheid, kwaad is een gebrek aan goedheid enz. en hebben daarom geen eigen wortels. Negatieve begrippen worden door het denken herleid tot betekenisloosheid.

Even terug naar de twijfel. De twijfel is leidend bij de mens die op zoek is naar bestaanszekerheid. Die twijfel is geen ‘pathos’(verwondering/bewondering)zoals bij de oude Grieken. De mens wil vaste grond onder de voeten, een vast fundament. Het moderne denken is rationeel, altijd op zoek naar wat betrouwbaar en vooral beheersbaar is.
Daaruit is de vraag van Leibniz ontstaan: ‘Waarom is er iets en niet veeleer niets?’
Voor Leibniz was de ultieme grond: ‘God’.
Ook Aristoteles kwam hier eerder op uit: ‘de Onbewogen Beweger’.
Zelf noem ik Hem als het zo uitkomt altijd de ‘Bewogen Beweger’ en kan ik op het nodige commentaar rekenen.
Kant ging een stapje verder en vroeg zich af in ‘de kritiek van de zuivere rede’ waar God dan vandaan kwam en sloeg theoretisch de verschijningsgrond voor al wat bestaat als bodem onder de filosofische bouwwerken vandaan.
Zo kan Hannah schrijven over ‘de metafysische misvatting van de twee wereldentheorie’ omdat datgene wat verschijnt (de fenomenale wereld) niet minder waard zou zijn dan hetgeen niet aan ons verschijnt; de vroegere ideeënwereld van Plato en de, voor mij, Goddelijke wereld. Zij houdt daar gewoon geen rekening meer mee.
Zij spreekt ook wel over twee werelden, maar dan de fenomenale en noumenale (het zijn, de gedachtewereld).

Nog iets opmerkelijks:
In het Griekse denken is de kosmos het Zijn, het Ene. Naar dit onvergankelijke moet de sterfelijke mens geest (nous) met zijn/haar denken zich richten.
In het Christendom is het omgedraaid: de kosmos komt op een goede dag ten einde en de mens wordt onsterfelijk door geloven.



Disclaimer: dit blogbericht gaat niet alleen over haar boek maar ook over hetgeen in de lessen wordt besproken en waarvan ik voor mezelf een samenhangend geheel probeer te maken.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten