Ondertitel: de Christelijke gemeente in een postchristelijke samenleving. Geschreven door Stanley Hauerwas, een Amerikaans theoloog. In 2001 is hij door Times magazine uitgeroepen tot Amerika’s beste theoloog. Voor zover dat waarde heeft.
Dit boek van hem bevat een aantal essays. Samengebundeld in 2010 door Jonker, Paul en Wallet. Daar zitten interessante en minder interessante stukken tussen. De één is ook wat gemakkelijker te volgen dan de ander. Vandaar ook dat het lastig is e.e.a. samen te vatten.
Het is inmiddels wel een boek geworden met heel veel potloodstreepjes en uitroeptekens. Geen enkel boek heb ik ook zo vaak moeten wegleggen om over de één of andere passage of uitspraak wat langer na te denken.
(en de band ligt uit elkaar boekencentrum! Maar dat zal wel komen doordat ie vaak in de zon op de tuintafel heeft gelegen…….)
Hij zegt de dingen heel kernachtig. Hij lijkt op een bepaalde manier orthodox maar hij weet het zo eigentijds te brengen. Ach, had ik maar zo’n buurman wat zou het leven dan plezierig worden. O, nee, het leven is niet plezierig, het leven is ‘deel hebben aan het avontuur dat christendom heet’. Maar ik heb soms wel enorm behoefte aan een aardse ‘goeroe’.
Het boek begint met een voorwoord met de reden dit boek uit te brengen en vervolgens een interview met Hauerwas waarin hij aanstipt wat verderop in het boek door middel van de verschillende essays wordt uitgediept.
Waar Dekker worstelt met de christelijke identiteit is Hauerwas daar heel helder in. De christelijke gemeenschap bepaalt die identiteit. Het boek lijkt daarom hoopvoller en het stimuleert om je schouders er weer eens onder te zetten.
Het missionair zijn heeft bij hem geen prioriteit. Dat heeft de gemeenschap en in een geïndividualiseerde maatschappij als de onze is dat eigenlijk heerlijk om te lezen. Het atheïsme is voor hem geen vijand van de kerk, dat is de sentimentaliteit, (p 23)
Christenen beginnen niet met het proberen anders te zijn. Anders zijn is geen deugd. (p 29) het christendom is de proclamatie dat God Christenen een geschenk geeft waarvan ze niet wisten dat ze het nodig hadden. (p 28) Dat geschenk verandert hun levens zo dat ze verlangen naar de juiste dingen op een juiste manier. Dát moet geleerd worden binnen de gemeenschap wat hij ook ‘kerk’ noemt. Maar meer dan eens schrijft hij er expliciet bij dat Gods Koninkrijk ruimer is dan de kerk. (hfdst 6)
De kerk heeft niet als taak om van de wereld het Koninkrijk te maken maar het is haar taak om trouw te blijven aan het Koninkrijk door aan de wereld een gemeenschap van vrede te tonen. (p 112) Daardoor is zij missionair. Op deze manier geloof ik er ook in.
Ketters moeten gewaardeerd worden; zij leren de kerk wat ze geloofd door te leren wat ze niet gelooft. (p 116) Helaas wijst de praktijk uit dat deze mensen eenvoudigweg de kerk worden uitgewerkt. Zoek maar een andere kerk. Keus genoeg. Raar is dat eigenlijk. Zelf heb ik ook meer geleerd op atheïstische fora dan op christelijke. Juist door flink tegengas te krijgen leer je het meest. Dat zou binnen een hechte christelijke gemeenschap gewoon moeten kunnen. Dat mis ik wel. In groepen of kringen is men zo bezig met theologische/ religieuze correctheid dat het af en toe afstoot.
Wat me in hoofdstuk 9: ‘Vrede stichten: de deugd van de kerk’ het meeste aansprak is dat echte vredestichters juist de confrontatie aangaan met de wetenschap dat ook zij vergeven mensen zijn. Het confrontatieproces kan er op uitdraaien dat je dingen verkeerd hebt in geschat.
Een ontroerend hoofdstuk over 9/11: Toen is de wereld niet veranderd; dat gebeurde omstreeks 33 na Christus.
Een hoofdstuk met de titel: ‘ Waarom homo’s (als groep) beter zijn dan christenen (als groep)’ met de nodige humor, maar met een diepe waarheid. Stukken over het gezin en over abortus. Met een mooie, zeer aansprekende preek van een leerling van hem waar het gaat over de ongeborenen als de onaanzienlijken uit Matth. 25.
Ik zou nog veel meer kunnen aanhalen maar een ieder leze en oordele zelf………..een aanrader!
Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht een robuuste kerk. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht een robuuste kerk. Sorteren op datum Alle posts tonen
woensdag 15 augustus 2012
maandag 30 juli 2012
Marginaal en missionair
‘Een kleine theologie’, geschreven door Wim Dekker, ‘voor een krimpende kerk’.
Eerste druk verschenen in 2011. Ik heb de vijfde uit 2012 gelezen.
Op de achterkant een samenvattende zin: analyse van de situatie in de kerk: er is sprake van een nieuw missionair verlangen, maar ook van een diepe geloofscrisis.
Het eerste deel is een wat beschouwend en analyserend gedeelte. Er staan veel dingen in die ik na een flink aantal jaren te hebben doorgebracht op verschillende fora wel opmerkelijk vind en herken. Bijvoorbeeld het feit dat heel veel gelovigen zijn afgeknapt op het instituut kerk. Dat er buiten de kerk vaak meer geloof is te vinden dan in de kerk. Hij signaleert ook het tekort aan kennis binnen de kerken en daar zal dan eerst iets aan gedaan moeten worden. Eerst van binnenuit een verdieping doormaken voordat we missionair kunnen zijn. Jammer vind ik hierbij dat hij zo consequent het woord kerk blijft gebruiken als hij de gelovige gemeente of gemeenschap bedoelt. Ik heb daar altijd moeite mee. Veel dominees doen dat.
Het tekort aan kennis is ook iets wat ik op atheistische fora ben tegengekomen. Vooral evangelen willen zo graag de blijde boodschap uitdragen maar missen veel kennis. Atheïsten of ietsisten weten vaak meer dan die goedbedoelende mensen omdat zij ook zeer wel weten waarom ze zijn afgeknapt en weten van daaruit zeer kritische vragen te stellen waar men dan geen antwoord op weet. Vaak zat ik met kromme tenen het gewurm en gedraai te lezen. Bepaald geen reclame voor het christelijke geloof. Dat waren geen schapen onder de wolven maar lammetjes en ze werden verscheurd. (Matt 10:16) Alleen de oprechten ontvingen enig respect.
En ja, dat heb ik zelf ook doorgemaakt. Daardoor ontdekte ik ook bij mijzelf een tekort aan basiskennis en een gebrek aan het doordenken van dogma’s en heb ik me op de apologetiek gestort. Als ik nu dingen van mijzelf teruglees moet ik vaak wel lachen. Ach, het is allemaal onderdeel van mijn levenspad.
Dekker houdt niet zo van de apologetiek. (laatste hoofdstuk) Ik kan dat wel begrijpen, je kunt geloven niet in een redeneerkader vatten maar ik heb inmiddels wel geleerd dat het zelden of/of is maar veel vaker en/en. Apologetiek is niet sluitend; het is een handvat. Geloven doe je met je hart én met je verstand.
In ieder geval: Het is niet prettig, zoals ook Dekker schrijft in zijn boek dat je voortdurend een gevoel van stil blijven staan ervaart in die gesprekken. (p 72) Mensen die het geloof vaarwel hebben gezegd hebben dat heel vaak zeer bewust en op voor hen goede gronden gedaan. Zo blijft het beeld actueel dat gelovigen eigenlijk niet van deze tijd zijn en verzuimen na te denken. Het is psychologisch best ingrijpend wanneer er zo badinerend tegen je wordt gedaan.
Zo herinner ik me nog een uitspraak van de ‘grote Kuitert’ tijdens een boekbespreking van hem (Zeker weten) dat hij door zijn toenmalige buurman, een natuurkundige, een beetje was uitgelachen toen hij hoorde dat hij, Kuitert nog in een zesdaagse schepping geloofde.
Ja, dat is echt al heel lang geleden. *grinnik*
Toch doet dat wel iets met je psyché. Ik zou nog altijd willen weten of en in welke mate dat Kuitert heeft getriggert en ik bestudeer mezelf om na te gaan wat het met mij heeft gedaan en soms nog doet. Aan de andere kant: voor veel atheïsten is het óók kwetsend wanneer gelovigen doen alsof zij ‘de trein missen’, geen moraal hebben en ook nog het lef hebben om aan te komen met eeuwig hellevuur.
Zo vind ik de opmerkingen in het boek van Dekker heel belangrijk wanneer hij zegt dat we op onze taal moeten letten. (rond p 130) We moeten leren om in eigentijdse woorden verantwoording af te leggen van het geloof in ons. Anders kun je niet missionair zijn en wordt de kloof tussen geloven en niet geloven steeds breder en dieper.
In het laatste gedeelte gaat hij in op verschillende vormen van kerk zijn, waarbij hij bedoelt: gemeente zijn. (denk ik) Op p 180 komt hij wat dat betreft toch tot de interessante uitspraak: “Voor velen is de kerk teveel historisch belast, terwijl ze best bereid zijn om over geloof na te denken. Koppel die twee dus niet direct aan elkaar.”
Hier slaat hij de spijker op de kop. Praat dan over ‘gemeente zijn’ en niet over ‘kerk zijn’ denk ik dan.
Veel in het boek gaat over het missionair zijn, wat logisch is gezien de titel, maar ik denk dat interne verdieping meer prioriteit moet hebben en daarin is hij m.i. weinig concreet al komt hij op p 180 toch tot een basisvraag: “ wat vind jij nu zo belangrijk, dat je dat graag met anderen zou willen delen?” Eerst daarover nadenken vóór men missionair wil zijn. Ik zou daar de volgende ‘overdenkvraag’ aan toe willen voegen: wat en in wie geloof ik nu eigenlijk en vooral waarom.
Nu ga ik me storten op de Amerikaan Stanley Hauerwas: ‘een Robuuste kerk’. Eens kijken of ik vanuit het positivistische Amerikaanse nog iets kan leren en of het veel verschilt met de Hollandse nuchterheid van Dekker. Dekker haalt hem ook hier en daar aan. Net als Charles Taylor, dus die moet ik ook nog eens lezen. Het valt me op dat er veel over dit onderwerp wordt geschreven de laatste tijd. Als het maar niet bij schrijven blijft………..
Vaak wanneer ik mijn beschouwing over een boek heb geschreven ga ik via Google kijken wat er door anderen over is geschreven om een beetje te vergelijken. Of ik geen grote dingen heb gemist b.v. Grappig is dan om te zien hoe iedereen vanuit zijn/haar eigen referentiekader heeft gelezen en geschreven. Er wordt ook over dit boek zo verschillend geschreven dat ik denk dat er nog wel een bescheiden beschouwing bij kan.
Eerste druk verschenen in 2011. Ik heb de vijfde uit 2012 gelezen.
Op de achterkant een samenvattende zin: analyse van de situatie in de kerk: er is sprake van een nieuw missionair verlangen, maar ook van een diepe geloofscrisis.
Het eerste deel is een wat beschouwend en analyserend gedeelte. Er staan veel dingen in die ik na een flink aantal jaren te hebben doorgebracht op verschillende fora wel opmerkelijk vind en herken. Bijvoorbeeld het feit dat heel veel gelovigen zijn afgeknapt op het instituut kerk. Dat er buiten de kerk vaak meer geloof is te vinden dan in de kerk. Hij signaleert ook het tekort aan kennis binnen de kerken en daar zal dan eerst iets aan gedaan moeten worden. Eerst van binnenuit een verdieping doormaken voordat we missionair kunnen zijn. Jammer vind ik hierbij dat hij zo consequent het woord kerk blijft gebruiken als hij de gelovige gemeente of gemeenschap bedoelt. Ik heb daar altijd moeite mee. Veel dominees doen dat.
Het tekort aan kennis is ook iets wat ik op atheistische fora ben tegengekomen. Vooral evangelen willen zo graag de blijde boodschap uitdragen maar missen veel kennis. Atheïsten of ietsisten weten vaak meer dan die goedbedoelende mensen omdat zij ook zeer wel weten waarom ze zijn afgeknapt en weten van daaruit zeer kritische vragen te stellen waar men dan geen antwoord op weet. Vaak zat ik met kromme tenen het gewurm en gedraai te lezen. Bepaald geen reclame voor het christelijke geloof. Dat waren geen schapen onder de wolven maar lammetjes en ze werden verscheurd. (Matt 10:16) Alleen de oprechten ontvingen enig respect.
En ja, dat heb ik zelf ook doorgemaakt. Daardoor ontdekte ik ook bij mijzelf een tekort aan basiskennis en een gebrek aan het doordenken van dogma’s en heb ik me op de apologetiek gestort. Als ik nu dingen van mijzelf teruglees moet ik vaak wel lachen. Ach, het is allemaal onderdeel van mijn levenspad.
Dekker houdt niet zo van de apologetiek. (laatste hoofdstuk) Ik kan dat wel begrijpen, je kunt geloven niet in een redeneerkader vatten maar ik heb inmiddels wel geleerd dat het zelden of/of is maar veel vaker en/en. Apologetiek is niet sluitend; het is een handvat. Geloven doe je met je hart én met je verstand.
In ieder geval: Het is niet prettig, zoals ook Dekker schrijft in zijn boek dat je voortdurend een gevoel van stil blijven staan ervaart in die gesprekken. (p 72) Mensen die het geloof vaarwel hebben gezegd hebben dat heel vaak zeer bewust en op voor hen goede gronden gedaan. Zo blijft het beeld actueel dat gelovigen eigenlijk niet van deze tijd zijn en verzuimen na te denken. Het is psychologisch best ingrijpend wanneer er zo badinerend tegen je wordt gedaan.
Zo herinner ik me nog een uitspraak van de ‘grote Kuitert’ tijdens een boekbespreking van hem (Zeker weten) dat hij door zijn toenmalige buurman, een natuurkundige, een beetje was uitgelachen toen hij hoorde dat hij, Kuitert nog in een zesdaagse schepping geloofde.
Ja, dat is echt al heel lang geleden. *grinnik*
Toch doet dat wel iets met je psyché. Ik zou nog altijd willen weten of en in welke mate dat Kuitert heeft getriggert en ik bestudeer mezelf om na te gaan wat het met mij heeft gedaan en soms nog doet. Aan de andere kant: voor veel atheïsten is het óók kwetsend wanneer gelovigen doen alsof zij ‘de trein missen’, geen moraal hebben en ook nog het lef hebben om aan te komen met eeuwig hellevuur.
Zo vind ik de opmerkingen in het boek van Dekker heel belangrijk wanneer hij zegt dat we op onze taal moeten letten. (rond p 130) We moeten leren om in eigentijdse woorden verantwoording af te leggen van het geloof in ons. Anders kun je niet missionair zijn en wordt de kloof tussen geloven en niet geloven steeds breder en dieper.
In het laatste gedeelte gaat hij in op verschillende vormen van kerk zijn, waarbij hij bedoelt: gemeente zijn. (denk ik) Op p 180 komt hij wat dat betreft toch tot de interessante uitspraak: “Voor velen is de kerk teveel historisch belast, terwijl ze best bereid zijn om over geloof na te denken. Koppel die twee dus niet direct aan elkaar.”
Hier slaat hij de spijker op de kop. Praat dan over ‘gemeente zijn’ en niet over ‘kerk zijn’ denk ik dan.
Veel in het boek gaat over het missionair zijn, wat logisch is gezien de titel, maar ik denk dat interne verdieping meer prioriteit moet hebben en daarin is hij m.i. weinig concreet al komt hij op p 180 toch tot een basisvraag: “ wat vind jij nu zo belangrijk, dat je dat graag met anderen zou willen delen?” Eerst daarover nadenken vóór men missionair wil zijn. Ik zou daar de volgende ‘overdenkvraag’ aan toe willen voegen: wat en in wie geloof ik nu eigenlijk en vooral waarom.
Nu ga ik me storten op de Amerikaan Stanley Hauerwas: ‘een Robuuste kerk’. Eens kijken of ik vanuit het positivistische Amerikaanse nog iets kan leren en of het veel verschilt met de Hollandse nuchterheid van Dekker. Dekker haalt hem ook hier en daar aan. Net als Charles Taylor, dus die moet ik ook nog eens lezen. Het valt me op dat er veel over dit onderwerp wordt geschreven de laatste tijd. Als het maar niet bij schrijven blijft………..
Vaak wanneer ik mijn beschouwing over een boek heb geschreven ga ik via Google kijken wat er door anderen over is geschreven om een beetje te vergelijken. Of ik geen grote dingen heb gemist b.v. Grappig is dan om te zien hoe iedereen vanuit zijn/haar eigen referentiekader heeft gelezen en geschreven. Er wordt ook over dit boek zo verschillend geschreven dat ik denk dat er nog wel een bescheiden beschouwing bij kan.
dinsdag 28 januari 2020
Brieven aan mijn peetzoon
Geschreven door Stanley Hauerwas (1940) gedurende ongeveer zestien jaar.
Elk jaar, op zijn ‘doopverjaardag’ stuurde Hauerwas een brief naar zijn peetzoon Laurence. (Laurie) Deze zijn in 2018 gebundeld en in 2019 in het Nederlands uitgebracht.
Hauerwas kende ik al van ‘Een robuuste kerk’ en viel voor hem vanwege zijn nuchtere, tegendraadse manier van denken.
Elke brief omvat een ‘deugd’ die hij zijn peetzoon toewenst met de haken en ogen die daaraan zitten.
De ondertitel is dan ook: ‘over karaktervorming voor grote en kleine christenen.’
Wat passeert zoal:
vriendelijkheid, geduld, eerlijkheid, moed, hoop, eenvoud, standvastigheid, vrijgevigheid en nog meer.
Een paar dingen die mij aanspraken:
Iets wat hij in zijn andere boek ook aangaf: de vijanden in deze wereld zijn niet meer te herkennen vanwege hun sentimentele vermommingen. Dat in vergelijking met de wereld waarin Bonhoeffer leefde. Daar was de vijand duidelijk. Nu niet meer.
Sentimentaliteit is zelfzuchtig en is een grote vijand van bijvoorbeeld vriendelijkheid. Vriendelijkheid moet oprecht zijn en niet gespeeld. Iedere gave heeft zo zijn tegenbeeld. Van vriendelijkheid is dat ook egoïsme.
Liegen is het tegenbeeld van eerlijkheid en oprechtheid.
Ik moet opeens denken aan een zinsnede van Emanuel Rutten die ik had bewaard om over na te denken:
“Al met al parasiteert liegen dus onomkeerbaar op de waarheid en chaos onomkeerbaar op orde. Maar dan parasiteert het niets dus eveneens onomkeerbaar op het zijn. De conclusie van mijn argument kan dan ook niet omgekeerd worden. Het enige wat volgt is dat het niets niet aan het zijn voorafgaat. Het zijn is en blijft ontologisch primair. Uit niets kan niets ontstaan.”
Het komt uit dit artikel.
Verder:
Wij hoeven God niet te beschermen. Dat kan Hij zelf het beste.
Vriendschap is het kostbaarste geschenk op aarde. En dan bedoelt hij echte vriendschap. Niet de vriendschap die zo dramatisch bezongen werd door 'Het Goede Doel'.
De wereld rechtvaardigt geweld meestal door er de rust mee te handhaven. Dat betekent alleen wel dat schijnbare rust net zo vaak een masker is waarachter geweld schuilt.
Honkballers zijn een clubje kerels met een goede oog-hand coördinatie, die hard en kunstig werken om oorlogen te voorkomen door vrede interessanter te maken in een gewelddadig land wat Amerika toch wel is.
Hij is gewoon goed in oneliners: kort en krachtig de dingen benoemen.
‘Nederigheid uit onzekerheid is geen nederigheid’ en bij vrijgevigheid:
‘Een vrijgevig mens heeft het vermogen om zichzelf aan de ander te geven zonder calculerend te zijn over wat er tegenover staat. ‘[..]
‘De scheppingsdaad zelf is een voorbeeld van vrijgevigheid.’
Daar moet ik dan weer langer over nadenken. In principe ben ik het met hem eens dat het ‘voor wat, hoort wat’ van ons verderfelijk is. Maar is die scheppingsdaad een voorbeeld van vrijgevigheid wanneer God dat alles doet om Zijn eigen eer?
Zo is mij geleerd. Ik heb dat altijd lastig gevonden.
Ik mag niet zo op mezelf gericht zijn en Gd doet volgens deze theorie niet anders.
Dat zou betekenen dat God narcistisch is en narcisme is een grote vijand van vrijgevigheid volgens Hauerwas. Hoe krijg ik dat in mijn brein op orde?
Toch maar weer eens een poosje parkeren op mijn denkzolder.
Soms moet ik ook lachen: Hauerwas kan heel eerlijk naar zijn eigen land kijken. Hij noemt het een gewelddadig land en een land dat in ontkenning leeft, selectief aan geheugenverlies lijdt en alleen naar de toekomst kijkt. Een paar regels verder weet hij zeker dat alle mensen het liefst net zo zouden zijn als zij.
Dat werkte behoorlijk op mijn lachspieren.
Ik heb niets met Amerika. Laat mij lekker Europeaan zijn, geworteld in een lange, lange culturele geschiedenis. Dat er zich zoveel ‘achter mijn rug’ bevindt vind ik een prettige gedachte.
Dat hebben Amerikanen natuurlijk ook; het is allemaal oosterse en Europese import wat daar de klok slaat, maar zij hebben dáár kennelijk weer niets mee.
Zo staat er van alles in dit boek.
Geschikt voor jong en oud.
Abonneren op:
Posts (Atom)