Ik blijf nog even bij Moring want na Louteringsberg moest ik Dis nog lezen. En inmiddels ligt ‘Eden’ (2017) ook te wachten. Om te completeren.
‘Dis’ schreef hij in 2006. Ik begin de structuur ook (eindelijk) door te krijgen. Eerst zat ik een beetje verdwaasd naar al die cirkeltjes te kijken die in het boek voorkomen totdat ik doorkreeg dat het misschien de hellekringen zouden kunnen verbeelden. ‘Dis’, ‘Louteringsberg’ en ‘Eden’ horen bij elkaar zoals de hel, het purgatorium en de hemel van Dante’s ‘Goddelijke Komedie.
In ‘Dis’ zijn er de hellekringen. (Zo zou ik het ook doen wanneer ik boeken zou schrijven: een of ander systeem er in aanbrengen.)
‘Dis, zei hij, de stad in de hel. Waar alle zwaktes bijeenkomen, een getrouwere afspiegeling van de wereld is er niet. Vergeet het Purgatorio, laat het Paradiso ongelezen. De hel is niets dan dat. Dat is de wereld.’[…]’Nee, ik geloof niet dat de wereld slecht is en ook niet dat de mens slecht is. Maar ik ben ook niet zo’n dromerige socialist die denkt dat wij in aanleg goed zijn en alleen bedorven raken door de omstandigheden. We zijn zwak.’
Dis is de hel; verbeeld door de avond van de 27ste juni negentientachig(!) - daar is ie weer – in Assen; de ‘anus mundi’, aan de vooravond van de TT.
De sfeer is ook helachtig: ‘spuiten en slikken’ zouden we nu zeggen, drinken, dansen, zingen, vechten en copuleren.
‘Ze schudde de krullen uit haar gezicht en terwijl ze haar hoofd in haar nek gooide, opende ze haar mond tot een gat waar de hele stad in kon verdwijnen.’
Jacob Noach is de hoofdpersoon. Hij heeft in tegenstelling tot zijn ouders en broer de oorlog overleefd door ondergedoken te zitten bij een boer in een hol onder de grond.
Wanneer hij na de oorlog terug gaat naar zijn ouderlijk huis, in Assen, woont er iemand anders. Die verjaagt hij en bouwt er zijn gezin en imperium op.
Drie dochters krijgt hij, die in negentientachtig de volwassen leeftijd hebben bereikt.
Er zijn overeenkomsten met De ‘Goddelijke Komedie’ want op een gegeven moment verongelukt Jacob en loopt hij door Assen/de hel als Dante met ‘de wandelende Jood’ als Vergilius. Daar leert hij zichzelf pas echt kennen en komt tot de ontdekking dat hij zoals zovele anderen het leven heeft geleefd wat voor hem klaarlag en eigenlijk nooit echt zijn eigen leven leefde.
Maar soms heb ik ook het idee dat Moring zich te veel verliest in al die overeenkomsten met de klassieke literatuur wat de filosofische diepgang en verhaallijn niet echt ten goede komen.
Het is hier en daar wat rommelig en er blijven naar mijn gevoel losse eindjes over. Maar misschien lost zich dat op in ‘Eden’.
Marcus Kolpa doet in dit boek uitgebreid zijn intrede, die in ‘Louteringsberg’ de hoofdrol speelt.
Daar heeft hij een relatie gehad met de jongste dochter van Jacob Noach: Chaja.
Hij is hier bezig met zijn Odyssee.
Wat ik mezelf ook zat af te vragen: Je bent joods wanneer je moeder dat is. Jacob Noach trouwt met een Hollandse boerendochter dus zijn dochters zijn niet joods.
Hoeveel lopen er zo rond op de wereld? Die denken dat ze het zijn maar het niet zijn. En anderen die er geen idee van hebben misschien wel jood zijn volgens deze regel?
Gelukkig kent de hemelse Herder zijn schapen, zullen we maar denken.
Regelmatig komen er bekenden langs zoals ‘de tuinman en de dood’,
Sancho Panza, wat mijn kleindochter zo parmantig weet te vertellen wanneer ze wijst naar twee houtsnijwerkjes op mijn kast. (Don Quichot en Sancho Panza)
En ‘Wie rijdt zo laat door nacht en wind? Het is de vader met zijn kind.... uit Der Erlkönig van Goethe.
Deze verwijzingen herkende ik, maar er zullen er ongetwijfeld ook langs me heen zijn gegaan.