Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

vrijdag 28 december 2018

Scheepjes


De scheepjes lagen op vreemde wijs

De scheepjes zijn er en het water niet.
De ruimte is er – zonder lucht
geen voorgrond en geen achtergrond -
kushanden zonder hand of mond
ondoorgrondelijk voor wie het ziet
alles tezamen en afzonderlijk -
zo duidelijk telbaar, maar optelbaar niet.

De scheepjes één voor één voor één gegrift.
Ver en perfect geschreven notenschrift.


M. Vasalis (1909 - 1998)



maandag 24 december 2018

God met ons


Geschreven door Rowan Williams (1950) in 2017; in Nederland uitgegeven in 2018.

Een prachtige ‘Kersttitel’: God met ons
‘Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam Immanuel (God met ons) geven.’

Alleen; dit boek gaat in het eerste deel over het kruis en in een tweede deel over de opstanding, gevolgd door een epiloog.
In de eerste eeuwen van onze jaartelling had het kruis niet de plaats die het nu inneemt. Het was een martelwerktuig en was niet bepaald populair.
Gek eigenlijk, zit ik nu te bedenken, dat Jezus al spreekt over ‘je kruis opnemen’ terwijl in die dagen bij de joden een kruis helemaal geen issue was. Vonnissen werden voltrokken door steniging.
Het kruis was iets van de Romeinen.

In ieder geval: Williams begrijpt dat die ‘genoegdoening’, door Anselmus geformuleerd, niet het enige is al laat hij deze benadering beslist niet los. Hij benadert het allemaal wat rustiger en genuanceerder dan Tom Wright.

Spreken over het kruis kwam pas na de opstanding op gang en dan in die mate dat het een symbool werd voor wat er was veranderd en hoe het was veranderd. Ten goede, wel te verstaan.
Het werd een teken van de transcendente vrijheid van Gods liefde. De Goddelijke geest is er op uit om ons te laten zien hoever Zijn liefde voor ons gaat. Jezus was een voor-beeld.
Offers waren er voor allerlei zaken, niet alleen om schulden te delgen.

Williams haalt er drie zaken uit:
Als eerst diende de dood van Jezus als reddingsoperatie, om onheil af te wenden. De overwinning op het kwaad van Wright en ten tweede was het plaatsvervangend en drie: versterking van het verbond.
En volgens mij ten vierde: Hij nam de verantwoordelijkheid over de kosmos zichtbaar en daadwerkelijk op Zich. We kunnen inderdaad de dood en opstanding niet versmallen tot één denkbeeld. Iets dergelijks zegt Williams verderop ook: De christelijk theologie is niet een reeks in beton gegoten monumenten waar je met je gidsje langsloop en kunt afvinken.
Ook Williams is ervan overtuigd dat we God niet ‘kalmeren’ door bloed te laten vloeien. Hij denkt dat het echte offer de gehoorzaamheid was omdat ons hart en onze wil de grootste gave is aan God. ‘Gehoorzaamheid is beter dan slachtoffer, opmerkzaam zijn beter dan het vet van rammen’ (1 Sam 15:22)
Gehoorzaamheid kost veel. Soms je leven.
‘Onze daden van gehoorzaamheid weerspiegelen die van Hem’. […] Het geschenk dat God echt zou willen, is God; zijn eigen overvloedige liefde die naar Hem terugkomt.’
Dit is volgens Williams ook ten diepste in de theorie van Anselmus; God een geschenk geven dat Hem waardig is. Om dat te kunnen beoordelen moet ik me gaan verdiepen in Anselmus.
Op een dag.

Ik zie opeens ook dat God niet ‘top-down’ wil werken maar veel meer ‘bottom-up’ en vanuit mensenharten zijn koninkrijk wil uitbreiden. Het kwaad behelsde niet alleen die Romeinen die de joden in die tijd onderdrukten maar het kwaad was veel omvangrijker en dát is een halt toegeroepen. Joden zijn eigenlijk heel egoïstisch om te denken dat de Messias alleen hén maar zou verlossen van de vijanden.

In het tweede deel schrijft Williams dat het einde der tijden met Pinksteren is aangebroken. En eigenlijk al met de opstanding of bij de laatste kruiswoorden.
Dat denk ik ook.
Toen is er iets gebeurd wat nog nooit eerder vertoond was.

Geloven in de opstanding is geloven in een nieuw tijdperk waarin het lot van de mens is verbonden met Jezus. En dat betekent ook geloven dat Jezus leeft en actief is. Plus dat het handelen van Jezus is verbonden met het handelen van God; God die Jezus heeft opgewekt uit de dood.
Hun identiteiten zijn aan elkaar gekoppeld.
‘En door te geloven in de opstanding is de Kerk meer dan gewoon de Jezus van Nazareth Vereniging.’

Waarom geloven in de opstanding? Gewoon omdat de apostelen dat vertelden. Vroeger was men niet bezig met psychés. Een opstanding was een opstanding en niet iets wat in mensenbreinen afspeelde.
En als Jezus is opgestaan dan is er een menselijke bestemming. Het boek dat over mensen en over God gaat heeft kracht; heeft effect op mensen.
Dat ontkennen is gewoon dom. Dat zegt Williams niet hoor, dat zeg ik.
Dus: Vreest niet! De goddelijke horizon is zoveel wijder dan die van ons.
Er staan nog meer mooie dingen in dit kleine boekje.
Een ieder leze zelf.

woensdag 19 december 2018

Sterren, Seth en Maagd



Zo rond kerst word je geconfronteerd met de sterrenhemel. Niet alleen bij een heldere, koude hemel waar van alles te zien is. Zoals bijvoorbeeld de Orion die in het boek Job en Amos al worden genoemd.
Maar ook juist door het kerstverhaal. Wijzen die een bijzondere ster zagen en op pad gingen.
Dat begrijp ik nog.
Je kunt je weg vinden aan de hand van sterren/ hemellichamen wanneer je daar handig in bent geworden. Dat geldt zeker deze astronomen.
Maar dat een ster stopt boven een huis en de wijzen dan precies weten welk huis ze moeten hebben.....dat heb ik altijd te wonderlijk gevonden.




Hoe zit het eigenlijk met die sterren in de Bijbel?
In principe zijn ze geschapen ‘tot tekenen en tot vaste tijden’ (Gen 1:14 ) Die vaste tijden lijken mij duidelijk. De sterrenhemel draait per dag en per jaar.
De eerste keer dat een ster met diepere betekenis kan worden gezien is in het verhaal van Bileam. (van die sprekende ezel) Hij voorspelde in Numeri 24:
‘Er zal een ster voortkomen uit Jakob (Israël) , en er zal een scepter uit Israël opkomen; die zal de palen der Moabieten verslaan, en zal al de kinderen van Seth verstoren.’ (vernietigen lijkt mij niet de juiste vertaling)
Deze Bileam was een astronoom/astroloog uit Mesopotamië die door de koning van Moab, Balak, was ingehuurd om de Israëlieten te vervloeken.
Met die ster wordt Jezus bedoeld. Zo lezen wij als christenen dat erin terug. Maar waarom alle kinderen van Seth, de heilige lijn in de Bijbel, verstoord zullen worden is mij niet duidelijk.
Seth was als plaatsvervanger van Abel, de tweede uit het gezin van Adam en Eva. Via hem loopt de heilige lijn (Gods zonen) en via Kain, de oudste, de onheilige.
Iets dergelijks had ik al eerder wat uitgezocht.

Zo las ik ook ergens dat de zevende na Adam uit het geslacht van Kain, Lamech was, ook een moordenaar. En de zevende uit het geslacht van Seth was Henoch, die met God wandelde.
Dat zegt ook alweer genoeg. Helaas vermengden deze lijnen zich weer met elkaar met de zondvloed tot gevolg.
Zit ik meteen weer te bedenken waarom Cham als tweede zoon van Noach wordt genoemd. Dat was niet bepaald een heilige lijn. In Gen 9: 24 staat dan ook dat Cham de jongste zoon was.
Sem zou dan de doorgaande heilige lijn moeten zijn en tweede zoon. Want uit de lijn van de Semieten wordt Jezus geboren. Dat ook dat klopt zou je kunnen opmaken uit Gen 10:21 (HSV)
Dus het rijtje van Noachs zonen verandert voor mij vanaf nu in Jafeth, Sem, Cham.
Logisch.

Dat heb ik nu altijd. Ik begin ergens mee en beland dan in allerlei andere interessante zaken.
Terug naar de sterren.

Zou het kunnen, zo vraag ik mij af, dat de ster die door de wijzen werd gezien in het sterrenbeeld Maagd (Virgo) stond? De ‘dierenriem’ was toen al bekend. (zoeken op Dendera dierenriem)
Mogelijk is daardoor ook de verwarring ontstaan met de ‘maagd’ en ‘ jonge vrouw’ in Jesaja 7:14?
In het sterrenbeeld Maagd heet de grootste ster ‘Spica’: ‘Korenaar’.
De Hebreeuwse naam is ‘Tsemach’ wat ook vertaald mag worden als ‘Spruit’ en dát komt verschillende keren voor in het Oude Testament van de Bijbel waarvan wij geloven dat het om Jezus de Messias gaat.
Jes 4:2; Jer 23:1 en 5; Jer 33:15; Zach 3:1 en 8 en Zach 6: 8 en 12
Een Maagd heeft toch iets te maken met een Spruit.
Als je verbanden wilt zien zie je ze overal en altijd; dat weet ik, maar toch...

In een tijd, zoals vroeger, met weinig lichtvervuiling kun je echt heel veel zien, dat weet ik uit ervaring.
Maar wát ze dan precies hebben gezien weet ik niet.
Het Sterrenbeeld Maagd is na Hydra het grootste sterrenbeeld en haar dichtstbijzijnde ster staat 32 lichtjaren van ons verwijderd. (Vir Alaraph) De Spica ligt op 220 lichtjaar.
Dat is minder ver dan de 2,64 miljoen lichtjaren van de Andromedanevel die ik kon zien met het blote oog.
Alleen weet ik niet of het astronomisch klopt vanuit het oosten gezien, richting het westen.
En dan nog blijft het errug lastig om zo’n ster precies boven één bepaald huis te zien.
Misschien hadden die astronomen/astrologen toch speciale meetapparatuur.




dinsdag 18 december 2018

De dood in Venetië

In 1912 geschreven door Thomas Mann. (1875 – 1955)
In 1929 ontving hij de Nobelprijs voor literatuur.
Ooit las ik van hem ‘de Toverberg’ maar dat is te lang geleden om me er nog iets zinnig van te herinneren. Vandaar het bloggen; zo kan ik af en toe nog eens iets terug halen. Bij het ouder worden slaat ook de vergeetachtigheid toe. Waarschijnlijk heb ik in mijn laatste levensjaren genoeg aan één boek en één film waarvan ik zal genieten en meteen vergeten zodat ik ze kan blijven herhalen.
Scheelt veel bergruimte.

Een schrijver en dichter, Gustav Aschenbach, een vijftigplusser zoekt rust in een hotel in Venetië. Op weg daarheen ziet hij een groep jonge mannen maar één daarvan is bij nader inzien al oud, geschminkt en geverfd om er toch maar jonger uit te zien en de schrijver voelt zich ontzet dat iemand zich zo kan gedragen.


Enfin, hij neemt zijn intrek in het Badhotel en probeert te genieten van de lome, warme, Venetiaanse zomer.
Als schrijver en observator valt zijn oog op een Pools gezin met een bijzonder knappe zoon (Tadzio) van een jaar of veertien. Een Griekse godheid gelijk.
Het wordt eerst niet met zoveel woorden gezegd maar uit de beschrijvingen van Aschenbachs zielenroerselen begrijp je wel dat deze verliefd wordt op Tadzio. Later wordt het explicieter beschreven.
Mann gebruikt met zijn schrijven ook veel beelden uit de oudheid en weet een bedrukte, zwoele sfeer op te roepen. Zoals ook Louis Couperus dat kon.
Een vreemde geur komt uit de stad en Aschenbach ontdekt dat de cholera heerst.
Wat te doen? Weggaan? Eerst de Poolse familie waarschuwen? Maar dan vertrekt ook Tadzio.
Niets zeggen dus.
Omdat hij zich oud voelt laat hij toe dat een ‘coiffeur van het hotel’ zijn haren van grijs weer zwart kleurt en laat zich wat ‘bijwerken’.
Waar Aschenbach zich, bij zijn aankomst in Venetië, over ontzette bij een oude, jong gemaakte voorbijganger, laat hij nu bij zichzelf toe.
Zo gaat dat met mensen. Het meten met twee maten. Wat bij de ander raar is kan in je eigen situatie volkomen natuurlijk aanvoelen.
'Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die anderen oordeelt; want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelven; want gij, die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen.' (Rom 2:1)

Hij praat het stalken van zijn geliefde voor zichzelf goed met behulp van een dialoog tussen Socrates en Phaidros : ‘Want de schoonheid Phaidros, onthoud dat wel, alleen de schoonheid is goddelijk en zichtbaar tegelijk, en zo is zij dan de weg van de zinnen, zo is zij, kleine Phaidros, de weg van de kunstenaar naar de geest.’[…] Want je moet weten, dat wij dichters de weg van de schoonheid niet gaan kunnen zonder dat Eros zich bij ons voegt en zich opwerpt als gids.’


‘Maar de lucht was vochtig, dik en vervuld van rottingsgeuren.’
Het wordt zijn dood.


De dood in Venetië (Death in Venice) is als film uitgebracht in 1971 van de Italiaanse regisseur Luchino Visconti.
Bij de eerste beelden die ik daarvan zag besloot ik toch eerst het boek te lezen. De dialogen tussen Aschenbach en zijn vriend in de film bestaan in het boek slechts in zijn eigen geest.


22-12-18

De film heb ik nu ook helemaal bekeken. Het is de vraag of ik ooit nog onbevangen kan luisteren naar het adagietto uit Mahlers vijfde.
De film is nog heerlijk ouderwets met langzame beelden en een mooie sfeer. Toch vond ik het boek beter; zoals meestal mijn eigen, in mijn hoofd gemaakte, film beter is dan die van een ander.






dinsdag 11 december 2018

Rinkeldekink



Geschreven door Martine Bijl (1948) na haar hersenbloeding in 2015. Een e-book naar de eerste druk.
Eigenlijk heb ik een gruwelijke hekel aan ‘lijdensboeken’. Het interesseert mij weinig (meer) hoe andere mensen zich door hun problemen heen worstelen. Ik begrijp ook de fascinatie voor het lijden van anderen en daarmee het lezen en/of schrijven van dit soort boeken niet. Wat is er nu mooi aan het leed van een ander?
Wat zijn de achterliggende gedachten van mensen om dit soort verhalen te schrijven en/of te verorberen?
Is het om te delen? Als verwerking? Is het om het eigen lijden te relativeren? Om adviezen of ideeën op te doen? Om saamhorigheid te kweken?
Ik kom daar niet goed achter maar het lijkt wel een ‘vrouwending’ te zijn en, niet onbelangrijk: er zit een bepaalde hiërarchie in. Het blijft mij verbazen.


Wanneer de tijd daar is dat narigheid mij overkomt, zal en wil ik me er toch op mijn eigen manier doorheen worstelen.
Ook vind ik het van nederige hoogmoed getuigen om aan anderen te laten merken – nee, natuurlijk nooit openlijk – hoe dapper jij wel niet bent.

Martine is een uitzondering en ook C. S. Lewis valt daaronder met zijn ‘Verdriet, dood en geloof’ wat hij schreef naar aanleiding van het overlijden van zijn vrouw en onder het pseudoniem N.W. Clerk.
Lewis vanwege zijn rauwe eerlijkheid en nu Martine vanwege haar onderkoelde humor.
Het is geen lineaire geschiedenis van alles wat haar is overkomen en dat is nogal wat. Behalve de hersenbloeding, ook een gebroken heup, een delirium en een depressie.
Het zijn meer situatieschetsjes gelardeerd met haar humor.

Wanneer de bloeding haar overvalt zit ze naast haar bed ochtendgymnastiek te doen ‘vervuld van eigendunk en zelfoverschatting […] Een paar makkelijke dingetjes doen nog, intens tevreden met mezelf was ik, ik kon toch ook alles. Ik leek wel van beton!’
Maar dan …... ‘het beton was porselein geworden’
Het vreemde wezen dat bezit heeft genomen van haar lichaam en daar ‘heen en weer schiet als een luchtbel in de centrale verwarming’ noemt ze E.T. naar E.T. uit E.T.

De depressie krijgt de naam ‘Zwarte Deken’. ‘Het wordt druk in mij. Ik ben in trek’.
In luchtige bewoordingen schrijft zij over ernstige zaken.
Mooi en aangrijpend maar weinig diepgang.


vrijdag 30 november 2018

In de prijzen


Gisteren heeft Judith Herzberg de ‘prijs der Nederlandse letteren’ gekregen. Een aardig geldbedrag is eraan verbonden. Dat is vast prettig, zo naast haar AOW.

In 1997 kreeg zij al de P.C. Hooft prijs voor haar hele oeuvre. Er zal nu niet meer veel belangrijks meer te winnen overblijven. Maar wanneer je 84 jaar geworden bent is dat waarschijnlijk ook niet meer zo belangrijk.
Trouwens..... wanneer ik de lijst bekijk met alle Nederlandse te winnen literatuurprijzen moet je wel erg beroerd schrijven om er nooit eens één te winnen.

Afwasmachine

Aan mijn bestek

Adieu, messen en vorken, ik was jullie nooit meer af.
Het is uit tussen ons. Geen toegewijd leuteren meer
tussen zachte doeken, ik stop jullie als lastige kindertjes

in een crèche, ik ben blij dat ik jullie heb,
o, ik zou jullie niet willen missen! maar nooit
meer zullen jullie als bekenden door mijn handen gaan,

Handenbindertjes! Voortaan zijn jullie vaat.
Hoor eens, we moeten redelijk zijn, het gaat niet aan
die conversaties na het ontbijt, hoe was de pap,
maakte het ei erg vlekkerig, is er niet al te hard
op je gebeten en was de rabarber verfrissend?

En het douwderideine lepeltje mijn deukje mijn
klein fijn mongooltje, moet jij ook door de molen?

O grote opscheplepel worden je kinderen nu voortaan
zonder aanzien des persoons door het water geslagen?

Wij moeten niet kinderachtig zijn. Warme sopjes
hebben hun tijd gehad. De wereld eist ons op
voor gewichtiger zaken. Mijn persoonlijkheid
bijvoorbeeld, moet nog ontplooid. Dat
kan natuurlijk niet met jullie, of met de kopjes.

Uit mijn ‘in-een-kringloopwinkel-gevonden-bundeltje’


Het werkte weer eens op mijn lachspieren. Zo herkenbaar. Als oudste dochter uit een groot gezin raak ik nog steeds in paniek wanneer mijn vaatwasser het niet doet.
Meteen verschijnen al die stapels borden, pannen en bakken vol bestek van vroeger weer voor mijn geestesoog. Het aanrecht rechts stond helemaal vol, hoog opgestapeld en dat moest via het sopje naar links.
Het verbaast mij eigenlijk niets dat er een vrouw aan de wieg stond van deze uitvinding.
Terecht heeft Josephine daar een hoge onderscheiding voor gekregen.
Dank zij haar kunnen wij nu tenminste onze persoonlijkheid ontplooien door ons met gewichtiger zaken bezig te houden.


Maar hoe zit het nu met die grote opscheplepel.....bedoelt ze een opscheplepel of een lepel die opschept..... *grinnik*



dinsdag 27 november 2018

Angst



Geschreven door Søren Kierkegaard (1813 - 1855) in 1844.

Eén van de weinige filosofen die over het begrip angst heeft geschreven. Ik was eigenlijk wel nieuwsgierig hoe dat nu door filosofen door de geschiedenis heen is gezien en verklaard. Want ik zie zoveel angst om mij heen en de vlucht daaruit. Maar helaas is Kierkegaard de eerste die de angst in woorden heeft proberen te verklaren en te vangen.
Zouden andere filosofen daarvoor te angstig zijn geweest? Want wanneer je daarover gaat nadenken word je wel met jezelf geconfronteerd.
In de tijd dat Kierkegaard dit boek schreef viel het vak psychologie nog onder de filosofie. Dat is wel handig om te weten want het is veel psychologie, wat ik lees.



In het eerste hoofdstuk worden de begrippen erfzonde, zondeval, onschuld besproken waarbij de angst voorondersteld wordt.
Onschuld is onwetendheid.
De zonde kwam door een zonde in de wereld. Plotseling. Met Adam (=mens) kwam de eerste zonde in de wereld, maar met ieder mens gebeurt dat weer opnieuw.
‘Evenals Adam de onschuld door de schuld verloor, verliest ieder mensch haar. Als hij haar niet door schuld verloor, dan was het ook geen onschuld, die hij verloor, en als hij niet onschuldig was, voor hij schuldig werd, dan werd hij ook nooit schuldig.’
Zie daar maar eens een speld tussen te krijgen……
Adam was eerst in een toestand van vrede en rust, hij was een dromende geest; ‘maar er is tevens nog iets anders wat echter geen onvrede of strijd is, aangezien er niets is om mee te strijden. Wat is er dan? Niets. Maar welke uitwerking heeft een niets? Het baart angst. Dat is het diepe geheim van de onschuld, dat zij tezelfdertijd angst is.’
Juist het verbod genereerde de zondeval. Dat is dan weer psychologie maar klopt die psychologie van de huidige, zondige mens ook bij een zeer goed mens zoals Adam was vóór de zondeval? Dat vraag ik mij af. Maar dat zal speculeren blijven. In ieder geval vind ik dit op zichzelf een zwak uitgangspunt maar wel sterk doordacht.

Wanneer een verbod de lust opwekt dan doet dat al een beroep op een mogelijkheid. Dat roept weer angst op want het was een onwetendheid over ‘niets’.
Adam begreep het niet, want hij kende het verschil niet tussen goed en kwaad; werd er toch door aangetrokken en dat roept angst op.
De mens is een synthese van ziel en lichaam die door zijn geest wordt gedragen. Hoe minder geest hoe minder angst.
Verder levert die slang die de mens verzoekt nog een probleem wat ik zelf al ontdekt had en waar ik ook eens met een dominee over gesproken heb zonder bevredigend antwoord. Maar misschien is dat er niet.
Het was het volgende: in de Jakobus brief staat dat God niemand verzoekt en zelf niet verzocht kan worden. Het verzocht worden komt uit de mens zelf. God beproeft de mens.
Voor mij is dat verschil flinterdun en ongrijpbaar. Voor Kierkegaard ook. De slang verzoekt de mens, van buiten de mens zelf en later de Mens Jezus, wel degelijk en is zeker in het OT geen op zichzelf staande identiteit. Hoe kan dat?
'want de aanslag van de slang op den mensch was tevens een indirecte verzoeking Gods, aangezien zij zich immers in de verhouding van den mensch wilde dringen; tenslotte komt men in strijd met deze uitspraak, dat een ieder door zichzelf verzocht wordt.'
Of de Jacobusbrief klopt niet of we begrijpen hem verkeerd.

Hoe kwam/komt die eerste zonde tot stand; hoe belanden we van de onschuld in de schuld?
Hoe van die dromende geest in een schuldige geest?
De mogelijkheid bestaat in het kunnen. De mogelijkheid gaat in de werkelijkheid over met als tussenschakel de angst. Angst bepaalt je bij de mogelijkheid van vrijheid en die vrijheid is het lege niets waarin je je zelf vorm kunt geven.
Je kijkt neer in de afgrond in jezelf en het duizelt je van de mogelijkheden die ook hun verantwoordelijkheden met zich meebrengen waarvoor je alleen zelf aansprakelijk bent.
Maar:
‘Logisch te willen verklaren hoe de zonde in de wereld is gekomen, is een onnoozelheid, die slechts bij menschen kan opkomen, die met den lachwekkende kommer rondloopen, het koste wat het wil, een verklaring te vinden.’
We moeten het volgens Kierkegaard dus niet bij de logica zoeken. Maar misschien zit er wel een logica achter die we nu echter nog niet zien.

Tweede hoofdstuk gaat over de angst die de erfzonde veroorzaakt.
‘De zonde kwam in de angst, maar de zonde voerde weer angst met zich.’ Kierkegaard verdeelt die angst in objectieve en subjectieve angst.
De objectieve is de angst ‘in welken de individu door den qualitatieven sprong de zonde stelt,’
en de tweede is ‘de angst , die met de zonde binnengekomen is en binnenkomt, en dus ook quantitatief bepaald in de wereld komt, zoo vaak een individu de zonde stelt.’

Die objectieve angst noemen we tegenwoordig de existentiële angst. De beste man heeft best wel veel invloed gehad.

Het derde over de angst als gevolg van die (erf?) zonde die in het uitblijven van het zondebewustzijn bestaat.
In heel veel ingewikkelde zinnen zegt Kierkegaard -volgens mij- het volgende:
De angst bij heidenen, dus zonder religie, komt voort uit het zich niet kunnen verhouden tot het noodlot. Want denkende heidenen (genieën) komen erachter dat ze niet alles in de hand hebben en er dus zoiets moet bestaan als een noodlot. De ‘belangrijkheid’ van zijn ‘zijn’ bestaat slechts uit ‘tijdelijke bepalingen’. Zoals het nastreven van eer, geluk, roem enz., maar er blijft een leegte.
Het religieuze genie, dat gelooft in God, die volmaakt heilig is, zal zich niet anders dan schuldig kunnen voelen ten opzichte van Hem.
‘wanneer de eindige geest God wil schouwen, moet hij beginnen met zich schuldig te voelen. Terwijl dit genie zich dus tot zichzelf richt, ontdekt het de schuld. Hoe groter het genie is, des te dieper ontdekt het de schuld.’
Laat ik díe logica nou niet snappen!
Waarom moet ik mij eerst schuldig voelen voordat ik met God in contact wil komen? Waarom kan ik niet met God in contact komen omdat ik niet weet naar wie ik anders moet gaan en omdat Hij woorden van tijdloosheid heeft? (of ‘woorden van eeuwig leven’ zoals Petrus in de Bijbel zegt)
Is het ook niet de Heilige Geest die de mens overtuigt van zonde, ons confronteert met de gerechtigheid en het oordeel?
Het is toch geen formule waarin Kierkegaard het probeert te vatten en die je jezelf kunt aanpraten?

Vierde hoofdstuk gaat over de angst van de zonde of de gevolgen daarvan en het demonische.
Een paar mooie zinnen:
‘Als men dus zegt, dat de mensch noodzakelijke zondigt, dan is dit een poging om den cirkel van den sprong in een rechte lijn uit te leggen. Dat een zoodanige onderneming velen zeer plausibel lijkt, vindt zijn oorsprong in het feit, dat de gedachteloosheid voor vele menschen de allernatuurlijkste zaak der wereld is….’
Hierin herken ik Hannah Ahrendt.
En:
‘Op dezelfde manier als de zonde in de wereld kwam, komt zij er nog altijd in, als zij niet tot staan wordt gebracht. Maar ieder harer herhalingen is geen simpel gevolg, maar een nieuwe sprong.’
Verder omschrijft Kierkegaard het demonische als angst voor het goede. Dat is er één om te onthouden.

Hoofdstuk vijf over de angst die met het geloof de verlossing brengt.
‘Eerst op het oogenblik, dat de verlossing werkelijk gesteld is, is de angst overwonnen’. […] Hij is niet vernietigd maar speelt nu een andere rol, mist hij op de juiste manier wordt gebruikt.’
En:
‘Wanneer nu de individu door de angst tot het geloof wordt gevormd, zal de angst juist datgene uitroeien, wat hij zelf voortbrengt’.
Of dat in deze tijd nog opgaat weet ik niet, al werkte het bij mij wel op die manier.
Maar juist vanwege dat aanpraten van die angst zijn er zovelen afgehaakt van het geloof en wordt het gezien als een manier om de mens te onderdrukken. En dat pikken we natuurlijk niet meer.
De mensen veranderen, de manieren om tot het geloof te bewegen dus ook.

De prachtige oude uitgave – met de teksten die ik bewust letterlijk heb overgetypt - in linnen band, van de kringloopwinkel, is uit 1931 van de uitgeversmaatschappij ‘de gulden ster’ uit Amsterdam en ooit verkocht via Harkema’s Boekhandel in Hilversum.

Via Filosofie.nl (helaas achter een betaalmuur) heb ik een testje gedaan in welke van de drie existentiële niveaus van Kierkegaard ik me zou bevinden. Het is weer eens de grijze middenmoot geworden van het ‘ethische leven’ maar ik ben goed op weg richting het religieuze niveau.
Er valt nog een weg te gaan. Dat is eigenlijk wel zo prettig.
Het onderweg zijn is al boeiend genoeg; over het eindpunt weet ik niks concreets behalve dat het mij geen angst inboezemt.

Een mens lijdt dikwijls 't meest
Door 't lijden dat hij vreest
Maar dat nooit op komt dagen.
Zo heeft hij meer te dragen
Dan God te dragen gééft.

Aan het eind schrijft Kierkegaard over de hypochonder die overal bang voor is maar of hij ooit van dit versje heft gehoord weet ik niet. De herkomst is onbekend.
Maar Montaigne (1533-1592) heeft zoiets al eens geformuleerd: 'Qui craint de souffrir, il souffre déjà de ce qu'il craint'
('Wie het lijden vreest, lijdt al door wat hij vreest')
Die is door Kierkegaard vast wel gelezen.


01-12-18
Lees ik deze week in de krant dat Martha Nussbaum een boek heeft geschreven over angst.
Helaas ik ben nog niet door haar 'Oplevingen van het denken' heen gekomen.
Wordt vervolgd.....mogelijk.
22-05-19
Martha's boek