Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

vrijdag 29 november 2019

De Moerbeitoppen ruischten


De moerbeitoppen ruischten;'
God ging voorbij;
Neen, niet voorbij, hij toefde;
Hij wist wat ik behoefde,
En sprak tot mij;

Sprak tot mij in de stille,
De stille nacht;
Gedachten, die mij kwelden,
Vervolgden en ontstelden,
Verdreef hij zacht.

Hij liet zijn vrede dalen
Op ziel en zin;
'k Voelde in zijn' vaderarmen
Mij koestren en beschermen,
En sluimerde in.

De morgen, die mij wekte
Begroette ik blij.
Ik had zo zacht geslapen,
En Gij, mijn Schild en Wapen,
Waart nog nabij.

Een mooi gedicht van Nicolaas Beets (1814 – 1903) Inclusief de ‘sch’ van het ruischen.

Maar waarom toch die Moerbeibomen? Populieren bijvoorbeeld ‘ruischen’ veel harder.
Omdat Beets ook theoloog was ben ik maar eens op zoek gegaan. De Moerbezienbomen komen drie keer in de Bijbel voor.
Wanneer David tegen de Filistijnen vecht krijgt hij de opdracht van God om te wachten op een teken: ‘En het geschiedde als gij hoort het geruis van schreden in de toppen der Moerbezienbomen, dan rep u, want alsdan is de HEERE voor uw aangezicht uitgegaan om het heirleger der Filistijnen te slaan.’ ( 2 Sam 5:24 en iets soortgelijks in 1 Kron 14: 14,15. De derde keer in Ps. 84)

Dat is mooi, het ‘ruischen’ van de Moerbeitoppen kun je dan inderdaad uitleggen als Gods nabijheid en Zijn zorgen voor zijn schepsels.
Verder vond ik nog dat de witte Moerbei symbool staat voor wijsheid.

Maar sinds de dood van Piramus en Thisbe uit de Metamorphosen van Ovidius, zijn de vruchten rood.
Even kort:
Verboden liefde, stiekem onder de Moerbei afspreken. Maar Thisbe die eerder is, moet vluchten voor een leeuwin die net een paar ossen heeft verorberd. Thisbe verliest haar sluier, die wordt toegetakeld door de leeuwin met haar bebloede muil. Wanneer Piramus later komt denkt hij dat Thisbe door de leeuwin is gedood, pleegt zelfmoord zoals een hartstochtelijk ‘lover’ betaamt en het wegsijpelende bloed wordt opgezogen door de Moerbeiboom die sindsdien rode vruchten heeft.
‘Rauwkleurig zwart, ons beider bloed ter nagedachtenis’.
Want ja, Thisbe, die de stervende Piramus vindt, stort zich ook in het zwaard.

Laat Ovidius maar vertellen; de Bijbelse wijsheid is mooier. Ik vermoed dat Beets dat ook vond.


donderdag 28 november 2019

Dat Koninkrijk


Naar aanleiding van een graf van een achttienjarige jongen schreef Gerard Reve:

“Gij die Koning zijt, dit en dat, wat niet al, ja ja, kom er eens om,
Gij weet waarom het is, ik niet.
Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?”

Soms liggen mijn blogberichten een paar weken, en nog wel een aantal keer ter lezing, te sudderen voordat ik ze echt plaatst. Nu hoorde ik kort geleden een preek waardoor ik bevestigd werd in mijn denkbeelden.
Die regels van het gedicht, waarachter bepaalde gedachten huizen fascineren mij. Velen zitten te wachten op dat Koninkrijk. Ze pluizen het boek Openbaringen na om ongeduldig te zoeken wanneer het allemaal staat te gebeuren.

Maar dat Koninkrijk is er toch allang?
Nee, nog niet zichtbaar maar dat is toch exact wat Jezus zei?
‘Mijn koninkrijk is niet van deze wereld’. Waarmee hij volgens mij bedoelde dat het geen aards koninkrijk was. Niet binnen de tijd en de ruimte, maar in een andere dimensie.
Johannes de Doper riep het: ‘Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.’
En in Lukas 17: 21 zegt Jezus: ‘Het Koninkrijk van God komt niet op waarneembare wijze. En men zal niet zeggen: zie hier of zie daar, want zie, het Koninkrijk van God is binnen in u/ is onder u/ in het midden van u.’ Vertalingen verschillen nogal.
En Paulus schrijft in zijn brief aan de Korintiërs dat vlees en bloed dat Koninkrijk niet kunnen beërven.
Eigenlijk had Paulus het allemaal wel snel door. Zijn brieven zijn eerder geschreven dan de evangeliën dus hij heeft het van de orale traditie moeten oppikken.
En in het gesprek met Nicodemus in Joh. 3 zegt Jezus: ‘Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien’.
Reve zag het niet.

Elke Christengelovige is inwoner van dat Koninkrijk, ‘Hij heeft ons getrokken (verleden tijd) uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde, (Kol 1:13) en zal Jezus Christus als zijn/haar Koning erkennen. Over de hele wereld.
Wanneer er een Koning is en er zijn onderdanen, dan kun je spreken van een Koninkrijk.
In dit geval alleen zichtbaar voor gelovigen.
Wanneer je in het buitenland een gelovige tegenkomt en je merkt het van elkaar dan heb je een onzichtbare verbinding. Ook al versta je elkaar nauwelijks.
We hebben dat ervaren in kerkdiensten in het buitenland. Wanneer we daar een kerkdienst bezoeken is dat de plaatselijke en geen Nederlands dienst. Er is een gemeenschappelijke basis. Al voel je die vaak meer dan je kunt uitspreken.
Dat heb je misschien ook wel wanneer je van elkaar ontdekt dat je graag postzegels verzamelt of zoiets maar dat is toch van een andere orde.

Bij de hemelvaart – zo denk ik – ging Jezus Zijn Koninkrijk binnen. Als eerste van velen die Hem zouden volgen. Dan is de volgende tekst niet meer zo raar.
Voorwaar, Ik zeg u: Er zijn sommigen van hen die hier staan, die de dood niet zullen proeven voordat zij de Zoon des mensen hebben zien komen in Zijn Koninkrijk.’ (Matt 16: 28)
Zij gingen geloven en vervolgens zagen ze het.

Dat het Koninkrijk op een dag ook helemaal zichtbaar zal worden zou best kunnen alleen heb ik geen idee hoe zich dat zal ontwikkelen in tegenstelling tot veel apocalyptische denkers.
Ik heb ook geen idee of dat speldenknopje in dat immense heelal dan nog wel zo interessant is. Volgens de Bijbel wel.
Ik ga het afwachten en verwachten.

Maar soms slaat de twijfel wel toe: zit het gelovige deel van de mensheid zichzelf een worstje voor te houden? Dan ga ik in gedachten maar weer terug naar het begin: kan er uit een singulariteit zo’n prachtige orchidee ontstaan of een nachtgaal die 100 - 300 verschillende wijsjes kan zingen? (Volgens Stuart Burgess) In evolutionair opzicht is dat nutteloos. Of iemand als de begaafde J.S. Bach waarvan de gaven vanuit evolutionair opzicht ook zinloos zijn.
Of een mens als ik met een bewustzijn wat zichzelf allerlei rare vragen kan stellen.
Zou dat allemaal kunnen zónder dat daar een veel groter Bewustzijn achter zit?


Voor mij is die vraag stellen, hem beantwoorden.



woensdag 27 november 2019

Westerse cultuurgeschiedenis 1000 - 1300 IV Literatuur


Het was de beurt aan twee middagen over de literatuur in Europa in deze vroege periode. Wat was er eigenlijk aan literatuur? In het oosten was veel meer: bijvoorbeeld de epen van Homerus en Vergilius.
De verhalen, epen van koning Arthur zijn in deze tijd opgeschreven. Alles was poëzie. Omdat niet veel mensen konden lezen en/of schrijven kon het op deze manier gemakkelijker worden onthouden.

We begonnen met Beowulf (975 – 1025) en het lezen van fragmenten.
Een Scandinavisch verhaal van een onbekende Engelse auteur. De oorspronkelijke bewoners van Britse Koninkrijk kwamen uit Scandinavië en de verhalen kwamen mee.
In oorspronkelijk taal voor ons niet te lezen natuurlijk; daarom in het Engels. Wel leuk dat de docent, een germanist, delen van al die oude teksten op stencil erbij gaf. Kun je toch zelf even proberen om er iets van te maken.
Er was aandacht voor de vorm, metrum en alliteratie. In het midden van de zinnen een cesuur.



Op deze manier kwamen langs:

La Chanson de Roland ( het Roelandslied): ca 1200, krijgsverrichtingen van een edele held. Gaat over iemand uit de Karolingische tijd.
El poema del Cid : ca 1140. Een Spaans heldendicht wat een mix is van geschiedenis en cultuur.
Je kunt in deze tijd de route van El Cid door Spanje volgen. Broer Cathy heeft dat vorig jaar gedaan met zijn gezin.
Chrétien de Troyes, leefde ca 1135 - 1190 : Hij was de grondlegger van de Arthurromans. Hij schreef er vijf. O.a.: Lancelot en Perceval. De belangrijkste thema’s zijn dat de ridders wel vrij zijn maar hun geschiktheid moeten bewijzen door hun avonturen. En als beloning krijgen ze een knappe vrouw.
Bernard de Ventadour, ca 1150 – 1195. Een troubadour die voornamelijk over de hoofse liefde schreef.
Hartmann von Aue, ca 1165 – 1215. Hij schreef veel minneliederen en was overtuigd van zijn eigen slimheid getuige zijn:
Ein ritter so geleret was,
daz er an den buochen las,
swaz er dar an geschriben vant
der was Hartman genant,
dienstman was er zOuwe.

Wolfram von Eschenbach: 1170 – na 1220. Een rondreizende dichter en ridder.
Zijn hoofdwerk is Parzifal. Beinvloed door Chrétien de Troyes.
Dat werk heeft voornamelijk bekendheid gekregen doordat Wagner er een opera over schreef rond 1880. Ik vermoed dat dit in de loop van de leergang nog wel een keer ter sprake zal komen.
Handig is om toch het verhaal eens rustig te lezen en op te slaan. Deze verhalen hebben zoveel schilders, muzikanten, schrijvers en filmmakers geïnspireerd.
Net als het Nibelungenlied. Ook zo’n kreet die ik vaker tegenkom en dan nooit precies weet waar het over gaat. Tot nu toe natuurlijk.
Het is ook een heldenepos uit ca 1200. Auteur onbekend en er zijn verschillende versies.
Het verhaal over de ondergang van de Bourgonden, een rijk in de Rijnstreek bij Worms. Hoofrolspelers: Siegfried, Hagen, Kriemhilde en Brünnhilde.
En het was weer Wagner die hier een opera in vier bedrijven over schreef: Der ring des Nibelungen.
Met daarin de overbekende Walkürerit . Walküren zijn strijdgodinnen uit de Noordse mythologie.
De roman van Bart van Loo kwam ter sprake (de Bourgondiërs). Reden om ook dat boek eens te lezen.

Verder nog Karel ende Elegast, onze bekendste ridderroman met voor mij associaties met mijn enthousiaste leraar Nederlands op de middelbare school. Geen historische gebeurtenissen maar meer een sprookje over trouw en de voortgang van het recht en de – volgens mij – Voorzienigheid. De auteur is onbekend, er zijn geen handschriften meer van; de eerste druk dateert uit 1480.
Er zijn twee IJslandse Edda’s; De Edda van Snorri Sturluson (1179 – 1241). Deze proza uitvoering is uit 1222 en bestaat uit godenverhalen als reactie op de kerstening van IJsland rond het jaar 1000. Met de kerstening kwamen er Engelse en Franse poëzie het land binnen en dreigden de oude verhalen in de vergetelheid te raken.
De ‘poëzie Edda’ zijn gedichten uit de orale traditie die opgeschreven zijn in de Codex Regius.

Tot slot:
Walewein uit ca 1220. Twee auteurs; de beginnende Penninc en de afmakende Vostaert. Er zijn drie onderdelen waarvan de bekendste de ‘queeste naar het schaakbord’ is. Mede omdat Louis Couperus een boek schreef naar dit verhaal: ‘het zwevende schaakbord’.
Ik heb veel van Couperus gelezen maar deze niet. Moet ik ook eens doen. Men is bezig om Couperus te hertalen maar ik weet nog niet of ik daar blij mee ben. Het is zo heerlijk om in die oude tijden te duiken. Dan past daar ook die oude taal bij. En wanneer je gewend bent om de Statenvertaling van de Bijbel te lezen dan is Couperus daarbij vergeleken een wassen neus.
Van den vos Reynaerde, Latijnse dierenverhalen uit Frankrijk. Ca 1200 -1270.
Ik maar denken dat Jean de la Fontaine die heeft geschreven maar het is Willem die Madocke maecte. Volgens het acrostichon bij het laatste vers.
Kennelijk heb ik iets door elkaar gehaald.
Het is een verhaal over de middeleeuwse rechtspraak op de hofdag van Koning Nobel.

Als allerlaatste kwam Dante Alighierie nog even voorbij omdat hij op de grens leefde van 1261 – 1321. Maar hij komt in de volgende leergang uitgebreider aan de orde.


Eén van de oudste (rond 1180) Duitse liefdesgedichtjes :

Dû bist mîn, ich bin dîn.
des solt dû gewis sîn.
dû bist beslozzen
in mînem herzen,
verlorn ist das sluzzelîn:
dû muost ouch immêr darinne sîn.

En 'last but not least' onze eerste Nederlandse zin die in Engeland is ontdekt en stamt uit ongeveer 1100:

‘Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu wat unbidan we nu’
oftewel:
‘Alle vogels zijn nesten begonnen, behalve ik en jij. Waar wachten wij nu op?’




Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.




dinsdag 19 november 2019

Be-doel-ing


Hoe zat dat ook weer met dat doel, de bedoeling, het grote WAAROM van dit aardse schouwtoneel.
Niet dat ik er nu uit kom maar nu toch nog weer een paar gedachten, behalve die hier al staan.
En op 11 februari 2019 bij ‘zondeval’ staat ook nog het één en ander. En hier
Het ‘tot inzicht komen’ en ‘liefde leren’ als waardige ‘tegenovers’ hou ik er in.
Maar de vraag blijft nog steeds waarom het God goed gedacht heeft om dat op zo’n ingewikkelde manier te construeren.

Toch maar weer terug grijpen op de prachtige mythen* die wij God zij dank hebben gekregen om het leven te lijf te kunnen gaan.
Ik geloof niet dat God die narigheid-brengende-boom in het paradijs daar heeft geplant als zogenaamd ‘proefgebod’, zoals mij is geleerd. Het lijkt dan alsof God de mens testte of ie wel gehoorzaam zou zijn terwijl Hij, in Zijn alwetendheid, natuurlijk allang wist dat we er niet vanaf konden blijven.
Er moet iets zijn waarom Hij dat allemaal liet gebeuren.

De zinsnede uit een formulier: ‘omdat de toom van God tegen de zonde zo groot is dat Hij -eerder dan dat Hij die ongestraft kon laten- de straf ervoor door de bittere en smadelijke kruisdood aan Zijn geliefde Zoon Jezus Christus heeft voltrokken’ wordt voor mij steeds onbegrijpelijker.
Die ‘toorn’ snap ik gewoon niet. Hoe kun je boos zijn op iets waarvan je weet dat het gaat gebeuren? Je kunt hooguit verdrietig zijn.
Is God boos op mij omdat ik een mens ben? Omdat ik foute gedachten heb en foute dingen doe terwijl Hij wéét wat Hij van Zijn maaksel kan verwachten? Ben ik boos op mijn kinderen wanneer ze niet handelen zoals ik dat zou willen? Hooguit teleurgesteld.
Boosheid is naar mijn bescheiden mening een te antropomorfe eigenschap die we aan God toekennen. Maar we hebben helaas menselijke woorden nodig om op een bepaalde manier duidelijk te zijn.

Laat ik er vanuit gaan dat onze Schepper enorm betrokken is op Zijn schepping. Met de mens als Zijn ‘kroonjuweel’, die waardige ‘tegenovers’ waren. Goddelijke schepsels in tijd en ruimte gebracht. Die inzicht hadden en die enigszins wisten wat Liefde is.
Maar …..ze kenden niet de reikwijdte van die Liefde.
Dan zou die boom daar geplant zijn en de val toegelaten om de evoluerende (zo denk ik) mens, inmiddels zover ontwikkeld, dat de Goddelijke adem hem/haar ingeblazen kon worden, te leren dat ie nog lang zover niet is.
Zo van: ‘Je dénkt wel dat je een God bent – of kunt worden - in het diepst van je gedachten maar er schort nog wat aan.
Jullie hebben nu ervaren dat je je nog niet eens aan een eenvoudige opdracht kunt houden.
Jullie liefde voor Mij is nog niet op juiste hoogte. Er is nog een lange, lange weg te gaan. ‘
Die zondeval geldt voor ieder mens opnieuw, om het eens met Kierkegaard te zeggen.

De zondeval: niet om God te laten zien wat Hij toch al wist maar om de mens zichzelf te laten zien. Dat ie wel kan dénken dat hij/zij geweldig is maar nog lang niet in staat is om alleen voor het goede te kiezen. We leven dan mogelijk in een soort opvoedingsgesticht om de Liefde te leren.
Nu laat ik die verzoening door voldoening, en de overwinning van Christus op het kwaad even helemaal links liggen. Die aspecten horen er ook bij.
Het zijn allemaal vlakjes van een briljant. Wanneer je alle vlakjes duidelijk in één beperkt blogbericht kunt frommelen dan bén je briljant.
Maar waarom dat gepaard moet gaan met zoveel lijden? Dat blijft een raadsel.
Ook al kun je het wat nuanceren. Wanneer iemand MS heeft betekent dat lijden. Wanneer twee mensen MS hebben betekent dat niet per persoon dubbel lijden. Integendeel zelfs; we zeggen dan ‘gedeelde smart is halve smart.’ Dus of er nu drie mensen zijn met MS of twee en een half miljoen….
Natuurlijk zou het fijn zijn wanneer er niet één was.

Waarom God toch niet meteen de juiste schepsels schiep…….. ik ben bang dat we dat nooit zullen weten. Kennelijk hecht Hij veel waarde aan een ‘wordingsevolutie’ en niet een ‘zijns status quo’.
Het eerste boek heet Genesis, wat oorsprong betekent, maar je mag het ook vertalen als ‘Wording’. Dat lijkt mij veel beter.
Het laat meer zien van een beweging. We worden als potjes geboetseerd; we gaan ergens naar toe.
We zijn bezig te worden.
Volmaakt.



* en nog maar weer eens de mooie definitie van Tolkien:
"De diepste waarheden kun je alleen in mythen vertellen.”
Of van Herman van Praag:
“De mythe is een superieur middel om in verhalende en symbolische vorm uitdrukking te geven aan ervaringen die zich niet nauwkeurig in woorden laten uitdrukken, niet te concretiseren zijn, maar die intens worden beleefd en voor het individu essentiële betekenis hebben.”




vrijdag 15 november 2019

Babettes Gaestebud.


Verliefd staar ik naar mijn gloednieuwe, opklapbare typemachientje waarmee ik surfend mij kan verbinden met de rest van de wereld, heerlijk vanachter mijn bureau met mijn voeten tegen de verwarming.
Een vervroegd verjaardagscadeau. Wat zal hier allemaal weer uitrollen. Veel vermoed ik, als ik tijd van leven en helderheid krijg, want het typt zo lekker licht weg.
Wat was mijn vader een visionair om mij op 10-jarige leeftijd mijn typediploma te laten halen. Tweehonderd-drieënzeventig aanslagen per minuut had ik en het hadden er meer kunnen zijn als ik had geweten dat je, wanneer je klaar was gewoon weer overnieuw kon beginnen met het over te typen schrijfsel.

Goed, Babettes Feest. Een Deense film uit 1987 met als regisseur Gabriel Axel. Deze film kreeg een Oscar voor beste buitenlandse film in 1988.
Wat ik niet wist is dat deze film gebaseerd is op een boek van Karen Blixen (1885-1962) uit 1958. Haar ‘Out of Africa’ kende ik wel.

Naar wat ik van deze film had gelezen vond ik het nooit de moeite waard om ervoor te gaan zitten; zo’n moraliserend verhaal. Een EO verhaal. Dacht ik.
Nu toch maar gedaan. Bij nader inzien zat ik net zo vol vooroordelen als de personages in de film.
Hij is uitgezonden door de VPRO na een zomeravondgasten sessie. Ik weet niet meer welke maar ik had hem opgenomen.
Hij viel mij ontzettend mee. Het is helemaal geen moraliserend verhaal, maar laat mooi zien wat nu belangrijk is in het leven. Waar kies je voor. Ben je bereid om de consequenties te dragen. En wat zit er verborgen onder de terughoudende keurigheid.

Zelf ben ik niet van het eten; Mijn slogan die uit China komt is: ‘wijze mensen spreken over hun ideeën, intelligenten over feiten en domme over eten’….. er zijn vandaag de dag nogal veel dommen. We ‘verdommen’ met z’n allen.
Nu werd in deze film niet over eten gesproken maar het belang van een goede maaltijd kwam wel duidelijk naar voren. Het samen aan tafel zitten en genieten. Het socializen. Ook al was dit in deze film nogal verborgen.

In een Piëtistische geloofsgemeenschap in het woeste Jutland van de vorige eeuw woonde een prediker met zijn twee knappe dochters. Het ontbreekt ze niet aan mannelijke aandacht maar pa wil geen afstand doen van hen en weet ze ‘binnenboord’ te houden. Prettig om verzorgd te zijn op je oude dag. De zussen leunen nogal zwaar op het, vaak niet eens uitgesproken, oordeel van pa, die het natuurlijk weer van God heeft.
Enfin, op een dag klopt Babette aan, een Franse dame op de vlucht en met begeleidende brief van een ex lover, of de dames voor haar willen zorgen. Dat is natuurlijk hun christenplicht dus dat doen ze graag en met liefde .Babette kan in de keuken helpen terwijl de zussen dan meer tijd krijgen bij hun belangrijke taak om voor de gemeenteleden te zorgen.
Pa is inmiddels overleden, maar de groep is nog hecht al vertoont ie wel barsten.

Dan wint Babette op een dag de Franse Lotto en wil zo graag iets terug doen. Ze stelt voor om voor de honderdste geboortedag van de prediker een diner klaar te maken op eigen kosten. Een Frans diner. Oké, dat gebeurt. Het kost haar haar hele vermogen tot stomme verbazing achteraf van de zussen. Al je geld uitgeven en niets sparen?
Maar één zus krijgt na de aanblik van kwarteltjes en een schildpad een nachtmerrie en denkt dat het hele diner een influistering is van den boze.
Goede raad is duur; ze overlegt met de broeders en zusters van de gemeente en zij beloven om niet te laten merken wat ze van het diner zullen gaan vinden; zich niet te laten verleiden door de geneugten van het vlees. Er zijn tenslotte belangrijker dingen in het leven.
Babette werkt zich uit de naad en het diner slaagt aan alle kanten. Maar feedback komt er niet, behalve van een generaal die niets wist van de afspraak om niets over het eten te zeggen.
Hij, ook een ex lover van één van de zussen, herkent de specialiteiten van de Franse keuken. Er is er maar één die zó kan koken.

Er wordt niet zoveel gesproken in de film, maar de beelden zijn zo sprekend dat de verschillende ladingen in de film wel duidelijk worden.
De Oscar is verdiend.

woensdag 13 november 2019

Westerse cultuurgeschiedenis 1000-1300 III Kunst


Deze keer was het de beurt aan een kunsthistoricus. Helaas heb ik daar één keer van gemist en moet dat stukje nu doen vanuit een soort van hand-out.
Het eerste deel ging over koningen en keizers. Karel de Grote wilde zijn rijk duidelijk vestigen en zichtbaar maken, de 'renovatio imperii'. De Dom van Aken is door hem gebouwd. Hij liet zich inspireren door ander oude gebouwen; de Basilica in Trier en de San Vitale in Ravenna.
Onder hem werden veel kloosters opgericht; geestelijke maar ook intellectuele, onderwijskundige en kunstzinnige centra.
Er werd onderwezen in grammatica, dialectiek en retorica en in aritmetica, geometrie, muziek en astronomie.
Het klooster van Cluny, dat 90 km ten noorden van Lyon ligt en gebouwd in 911 was het grootste van Europa.
Verder nog een belangrijke in Noord- Oost Zwitserland: Sankt Gallen, vernoemd naar het ‘Sankt Galler Klosterplan. Een plan van een ideaal ontwerp wat echter nooit is uitgevoerd.
Mogelijk verwijst Umberto Eco hiernaar in zijn boek ‘de Naam van de Roos’.

Verschillende vrouwenkloosters waren er waarvan de abdissen hoog in aanzien stonden. Ik moest meteen denken aan Hildegard von Bingen uit de film ‘Vision’. Ik weet niet of ze ter sprake is geweest.

Otto de Grote (of I) was de eerste keizer na Karel de Grote. (Dus niet zijn opvolger) Zijn invloed bestond erin dat hij samen met de paus het Heilige Roomse Rijk tot een eenheid formeerde. Daaruit volgde op een gegeven moment die beroemde investituurstrijd over de bisschoppelijke benoemingen waarbij de paus pas in het concordaat van Worms in 1122 aan het langste eind trok.
Tijdens het bewind van Otto was daar de Ottoonse renaissance en wat kunsthistorie betreft, van belang.
De Romaanse kunststroming was dominant in 1100 – 1200 en vooral in Frankrijk is daarover veel terug te vinden. Het tapijt van Bayeux was al eens langs gekomen.

In de middeleeuwen komen de steden erbij. De aandacht tijden de les kwam te liggen bij de Hanzesteden met hun architectuur en dat zijn er nogal wat.
Keulen is een stad die allang bestond maar profiteert van de handel en daardoor een enorme groei doormaakte. De gotische Keulse dom is bekend maar daaromheen staan nog 12 Romaanse kerken. Theophanu, de byzantijnse prinses, die als vrouw van Otto II keizerin werd van het Heilige Roomse Rijk ligt in Keulen begraven.
Dorestad was een bekend centrum in die tijd, net als Lubeck, Stralsund en Rostock.
Pas toen we naar het zuiden afzakten werd het voor mij weer wat interessanter.

Parijs, de geboorteplaats van de Gotiek, met zijn Notre Dame; Chartres en Amiens met hun Notre Dames. De dom van Milaan en de Santa Maria del Fiore in Florence. Het ging me allemaal te snel naar mijn zin.
Bij de kathedraal van Chartes stonden we wat langer stil. Het was een Romaanse kathedraal die in 1194 bijna geheel in vlammen opging. Daarna als gotische kathedraal weer opgebouwd.
We zijn er wel eens geweest. Wanneer al onze dia’s zijn gedigitaliseerd moet ik eens op zoek.
De roosvensters kwamen aan de orde en het grote portaal met de profeten en koningen. Velen staan met hun hand omhoog; dat is een spreekgebaar. Goed luisteren, ze hebben ons iets te zeggen.
Het rechter portaal beeldt de geboorte van Christus uit, in het midden Christus als koning van de hemel en het linker de hemelvaart.
Binnen ligt er in de vloer een labyrint. Dat kon ik me ook nog herinneren.
Hier een link naar de kathedraal waar alles op staat.







Deze lessen vond ik niet zo inspirerend. Jammer, want kunsthistorie interesseert mij juist wel. De mevrouw die doceerde zat achter haar computer en ik kon haar niet zien vanuit mijn plekje.
Dat werkte niet echt.




Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.


vrijdag 8 november 2019

Livia Augusta


Geschreven door Matthew Dennison in 2010 met als ondertitel ‘de machtigste vrouw van Rome’. Oorspronkelijke titel: Empress of Rome: The Life of Livia.
Ik las een digitale editie uit 2015.
Matthew is schrijver van verschillende historische boeken en journalist. Van de acht boeken die hij inmiddels geschreven heeft gaan er zes over de levens van vrouwen.
Best aardig; iemand die nu eens niet over belangrijke mannen schrijft maar op zoek gaat naar vrouwen achter die mannen. Achter elke succesvolle man staat tenslotte een sterke vrouw.
Dat doet hij in dit boek uitgebreid. En behoorlijk genuanceerd. Want wat door de jaren heen over haar geschreven is, is niet altijd vriendelijk noch feitelijk. Ook voor de schrijver zelf blijft het een zoektocht, zo erkent hij.

Tacitus schreef over haar maar zelden positief. Hij was kennelijk misogyn. Toen me dat te binnen schoot ben ik daar weer naar opzoek gegaan. Zijn er meer mensen die dat vinden?
Zo stuitte ik op een masterproef taal en letterkunde van een studente uit Gent over de karakterisering van drie vrouwen - waaronder Livia - in de annalen van Tacitus. Volgens haar had Tacitus alleen moeite met vrouwen die hun macht misbruiken om de politiek naar hun hand zetten.
Maar ja, hoe bepaal je dat feitelijk? Tacitus had het kennelijk in zijn hoofd dat Livia dat deed.

Goed, het boek.
Het duizelde mij van de namen. Ook schrijft Dennison niet helemaal chronologisch waardoor het er niet gemakkelijker op wordt.
In ieder geval: Livia Drusilla wordt geboren in de rijke patriciërs familie van de Claudii in 58 BC. Haar vader was, behalve Claudii, door adoptie ook een aristocratische Livii. Dan ben je pas echt voornaam.
De opvoeding was gericht op het overbrengen van morele waarden, huishoudelijke vaardigheden en filosofie maar ook op tweetaligheid -Grieks en Latijn - wat gelezen en geschreven moest kunnen worden. Dat gold ook voor meisjes! Van de aristocratie.
Op zestienjarige leeftijd wordt zij uitgehuwelijkt aan Tiberius Claudius Nero, een even welgestelde neef. Nee, niet de Nero, die komt pas later. Zij krijgt bij hem twee kinderen: Tiberius en Drusus.
In die tijd heerste het tweede triumviraat over het Romeinse rijk wat bestond uit Octavianus, Lepidus en Marcus Antonius, die een verhouding had met de bekende Cleopatra.

Livia’s vader en echtgenoot vochten tegen dit triumviraat. Dat was gedoemd te mislukken. Haar vader pleegde zelfmoord en Livia en Nero met hun kind Tiberius moesten vluchten.
Na de algehele amnestie bij de vrede van Brundisium in 39 BC (Brindisi) kon het gezin veilig naar huis terug.
In datzelfde jaar wordt Livia, zwanger en wel aan Octavianus voorgesteld en het was liefde op het eerste gezicht. Octavianus scheidde van zijn tweede vrouw Scribonia, op de dag dat zij beviel van hun dochter: Julia, en eiste dat Livia van Nero zou scheiden.
Dat werd geregeld en nog vlak voor hun huwelijk beviel Livia van Drusus. Zelf zouden zij geen kinderen krijgen in hun meer dan vijftig jaar durende huwelijk.
Livia werd vrouw van de ‘princeps’; de belangrijkste burger van Rome want hij had inmiddels de andere twee van het triumviraat uit de weg geruimd. De slag bij Actium was daarin belangrijk.
Wat wel belangrijk is: na de dood van Octavianus in 14 AC werd Livia vaak Iulia Augusta genoemd, oftewel: Julia. Ik ontdekte bij Flavius Josephus dat hij haar ook zo noemde. (oude geschiedenis van de joden; boek XVII 188)

Octavianus had een zus: Octavia, die met Marcus Antonius was getrouwd voordat hij zijn oog op Cleopatra liet vallen. Zij had twee dochters: Antonia Maior en Antonia minor.
Waarom gaven die mensen hun kinderen dezelfde namen? Hoe gecompliceerd! Ook voor geschiedschrijvers. Een fout is zo gemaakt.
In ieder geval: deze Octavia ontfermde zich ook nog over de drie kinderen van Cleopatra en Marcus Antonius na hun dood.
Deze twee dames: Octavia en Livia bepaalden het beeld van Rome. Zij werden de nieuwe rolmodellen. Matrona’s.
Zij kregen de onschendbaarheid van het tribuun. Een wettelijke bescherming die nog hoger ging dan die van de Vestaals maagden.
Daar waren weer wat voorrechten aan verbonden zoals het recht op een standbeeld. Dat werd ook door Octavianus geregeld.

De dames vernieuwde de Romeinse trends door een andere haardracht. Het werd een Romeinse ‘nodus’. Een rol hoog op het voorhoofd als een reactie op de buitenissige haardrachten van Cleopatra.
Deze twee Matrona's verzorgden een groot huishouden met kinderen uit allerlei eerdere huwelijken:


Marcellus en 2x Claudia Marcella uit Octavia’s eerste huwelijk,
2x Antonia uit Octavia’s tweede huwelijk,
Iullus Antonius uit het eerste huwelijk van Marcus Antonius met Fulvia,
de tweeling Alexander en Cleopatra en Ptolemaeus Philadelphus uit het huwelijk met Cleopatra,
Julia uit een eerder huwelijk van Octavianus, en
Tiberius en Drusus van Livia uit haar eerste huwelijk.

Dit gaf een prima beeld naar buiten toe. Heerlijke propaganda. Moederlijke verzorgers met een eenvoudig uiterlijk want Livia droeg voornamelijk een ‘stola’. Ze leefden uiterlijk zeer kuis en bescheiden en hielden dat hun leven lang vol zoals dat van hen verwacht werd. Livia gaf ondertussen aan allerlei goede doelen wat allemaal in haar voordeel werkte.
Dat Octavianus en Livia met elkaar over de politiek spraken is wel bekend en ook dat hij haar advies waardeerde en zich voorbereidde op gesprekken met haar. Dat blijkt uit aantekeningen.
Ze zagen elkaar als gelijken ook al was dat in het publieke leven anders. Dat kan ook niet anders als je het ruim vijftig jaar met elkaar kunt uithouden.
Livia werd ook vrijgesteld van het voogdijschap van haar echtgenoot (tutela) waardoor ze vrij was in haar financiële handelen.
Toen ze overleed was ze steenrijk.

In 27 BC ging Octavianus zich ook Augustus noemen. En Livia deelde daarin mee; zij werd Augusta, weliswaar pas na zijn dood. Dat was een titel; geen naam.
Octavianus had alle macht naar zich toe getrokken ook al was hij uiterlijk republikeins ingesteld.
Hij was gewoon de hoogste ambtsdrager van de herstelde republiek. Omdat hij rust en stabiliteit bracht kreeg /nam hij ‘als dank’ de titel Augustus.
Omdat Augustus en Livia samen geen kinderen hadden was de opvolging van groot belang. Livia zag Tiberius wel zitten maar Augustus zag meer brood in de nazaten van Julia, zijn eigen bloed, uit de Julische dynastie in plaats van de Claudische.
Het voert te ver omdat allemaal uit de doeken te doen. Ik raak ook gewoon in de war van al die verschillende namen die weer bij dezelfde personen blijken te horen. Het lijkt één grote inteeltbende.
De verhouding met haar zoon Tiberius is altijd gecompliceerd geweest ook al is hij door haar bemoeienissen keizer geworden. Als hij een ander moeder had gehad was hij, denk ik, filosoof geworden.
Wat nog wel van belang is: Drusus, de jongste zoon van Livia, was getrouwd met Antonia Minor (dochter van Octavia en Marcus Antonius), was de vader van Germanicus, de grootvader van Caligula en de overgrootvader van Nero.
Wat ik ook opvallend vond is dat Livia erfde van haar vriendin Salomé, de zuster van de Edomiet Herodes de Grote. Die van de kindermoord in Bethlehem. Geen lekkere tante, een intrigante.
Livia heeft ook lang bekend gestaan als intrigante en gifmengster omdat er zoveel jonge troonopvolgers stierven.
Dit boek lijkt haar te rehabiliteren maar……
’zeg mij wie uw vrienden zijn dan zal ik zeggen wie u bent’.
Weten zullen we het nooit maar dat zij (indirect) veel macht heeft gehad staat wel vast.
In 29 AC stierf zij.

Achter in het boek een uitgebreide lijst met geraadpleegde bronnen zoals:
Tacitus, Suetonius, Cassius Dio, Flavius Josephus, Vitruvius, Ovidius, Seneca en nog tientallen anderen.