Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

zaterdag 29 december 2018

Tsjaikovskystraat 40


Geschreven door Pieter Waterdrinker (1961) in 2017. Ik las een digitale editie naar de eerste druk.

Een geboren Haarlemmer, die al vroeg en graag Russische schrijvers las en daar mee werd geïnfecteerd. Hij studeerde o.a. Russische. Dit boek is autobiografisch maar met steeds een associatieve blik in de geschiedenis ten tijde van de Russische revolutie.
Over dit onderwerp heeft hij namelijk beloofd een boek te schrijven. Hij moet wel want hij heeft een flink voorschot gevraagd aan de uitgever zodat hij geld kan lenen aan zijn zwager.
Ooit wilde hij graag auteur worden maar allerlei zaken verhinderde dat steeds.
Ik vind hem ook wel wat goedgelovig want hij valt, eerst als bijbelsmokkelaar, dan als reisleider en vervolgens als zakenman steeds in handen van oplichters. De naam ‘Fopmans’ zegt genoeg.


Ten tijde van het schrijven woont hij met vrouw en poezen in een oud pand in St Petersburg aan de Tsjaikovskistraat; nee niet de componist maar een rebel.
…‘schrijven in het land waar ik vandaan kom is een voortdurend stikken.’ het Nederlandse literaire wereldje krijgt er wel van langs.
Het is een oude buurt waar ooit grote namen woonde als Brodsky, Dostojewski, Lenin en Poetin en Zinaida Hippius.
De geschiedenis spat daar van de straatstenen en daar geniet hij duidelijk van.
Ik kan het mij voorstellen; wat mensen leuk kunnen vinden aan bijvoorbeeld New York is ook mij een raadsel. Geef mij ook maar die Russische auteurs en componisten in wiens muziek je zelfs de geschiedenis hoort meeklinken. Juist door narigheid krijg je kunst.
Hij vertaalt het naar: ‘Je hoefde maar te krabben aan de huid aan een willekeurig mens en het vergoten bloed van de recente geschiedenis spoot er als een doorgesneden kafsslagader uit.’
Pieter schrijft – denk ik - zoals hij praat. Lange zinnen van soms twee of drie pagina’s zijn voor hem geen probleem.
Hij schijnt een keer in ‘Zomergasten’ te zijn geweest maar dat heb ik gemist.
Zijn naam kende ik helemaal niet. Tot nu toe. Ik mag hem wel.
Hij is een waarnemer met kleurrijk taalgebruik.
Toen zijn moeder en broer eens in St. Petersburg waren en uitgenodigd werden door het ambassadeursechtpaar schreef hij: ‘intussen stegen de dampen van de hutspot en de Gelderse rookworsten van het porseleinen rijks servies op naar de Venetiaanse kroonluchter, waaronder Molotov en Ribbentrop ooit hadden gekonkeld over hun duivelspact’.

De geschiedenis herhaalt zich niet; zij rijmt.
Als voorbeeld gebruikt hij de petitie van Russische arbeiders aan de tsaar in 1905 toen zij massaal optrokken naar het winterpaleis in St. Petersburg. De cavalerie opende echter het vuur en velen werden gedood.
Die petitie vertaalt hij naar nu: van de bootvluchtelingen gericht aan Europa.

Zijn beschrijvingen van de ‘Broederschap’ en ‘de Luchtkoets van het Rijk van de Rode Teugel’ met de op de grond naar boven starende armoezaaiers-meute, die idioten, ach, het is overal en altijd hetzelfde. Verschil tussen arm en rijk wordt ook nu steeds groter.
Ethiek is iets wat in alle tijden op gespannen voet staat met de werkelijkheid van vooral de kapitaalkrachtigen. Of moet ik toch zeggen: mensen.
Hij trekt vele lijnen door naar nu. Nee, het is niet hetzelfde als in 1905 maar het lijkt er verdacht veel op.
Het gerijmel van de tijd.



Natuurlijk heb ik zitten zoeken op Google maps naar die straat maar ik kan hem niet vinden. Ws staat nu hier binnenkort een Russische delegatie voor de deur of wordt mijn blog gehackt. *gniffel*

vrijdag 28 december 2018

Scheepjes


De scheepjes lagen op vreemde wijs

De scheepjes zijn er en het water niet.
De ruimte is er – zonder lucht
geen voorgrond en geen achtergrond -
kushanden zonder hand of mond
ondoorgrondelijk voor wie het ziet
alles tezamen en afzonderlijk -
zo duidelijk telbaar, maar optelbaar niet.

De scheepjes één voor één voor één gegrift.
Ver en perfect geschreven notenschrift.


M. Vasalis (1909 - 1998)



maandag 24 december 2018

God met ons


Geschreven door Rowan Williams (1950) in 2017; in Nederland uitgegeven in 2018.

Een prachtige ‘Kersttitel’: God met ons
‘Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam Immanuel (God met ons) geven.’

Alleen; dit boek gaat in het eerste deel over het kruis en in een tweede deel over de opstanding, gevolgd door een epiloog.
In de eerste eeuwen van onze jaartelling had het kruis niet de plaats die het nu inneemt. Het was een martelwerktuig en was niet bepaald populair.
Gek eigenlijk, zit ik nu te bedenken, dat Jezus al spreekt over ‘je kruis opnemen’ terwijl in die dagen bij de joden een kruis helemaal geen issue was. Vonnissen werden voltrokken door steniging.
Het kruis was iets van de Romeinen.

In ieder geval: Williams begrijpt dat die ‘genoegdoening’, door Anselmus geformuleerd, niet het enige is al laat hij deze benadering beslist niet los. Hij benadert het allemaal wat rustiger en genuanceerder dan Tom Wright.

Spreken over het kruis kwam pas na de opstanding op gang en dan in die mate dat het een symbool werd voor wat er was veranderd en hoe het was veranderd. Ten goede, wel te verstaan.
Het werd een teken van de transcendente vrijheid van Gods liefde. De Goddelijke geest is er op uit om ons te laten zien hoever Zijn liefde voor ons gaat. Jezus was een voor-beeld.
Offers waren er voor allerlei zaken, niet alleen om schulden te delgen.

Williams haalt er drie zaken uit:
Als eerst diende de dood van Jezus als reddingsoperatie, om onheil af te wenden. De overwinning op het kwaad van Wright en ten tweede was het plaatsvervangend en drie: versterking van het verbond.
En volgens mij ten vierde: Hij nam de verantwoordelijkheid over de kosmos zichtbaar en daadwerkelijk op Zich. We kunnen inderdaad de dood en opstanding niet versmallen tot één denkbeeld. Iets dergelijks zegt Williams verderop ook: De christelijk theologie is niet een reeks in beton gegoten monumenten waar je met je gidsje langsloop en kunt afvinken.
Ook Williams is ervan overtuigd dat we God niet ‘kalmeren’ door bloed te laten vloeien. Hij denkt dat het echte offer de gehoorzaamheid was omdat ons hart en onze wil de grootste gave is aan God. ‘Gehoorzaamheid is beter dan slachtoffer, opmerkzaam zijn beter dan het vet van rammen’ (1 Sam 15:22)
Gehoorzaamheid kost veel. Soms je leven.
‘Onze daden van gehoorzaamheid weerspiegelen die van Hem’. […] Het geschenk dat God echt zou willen, is God; zijn eigen overvloedige liefde die naar Hem terugkomt.’
Dit is volgens Williams ook ten diepste in de theorie van Anselmus; God een geschenk geven dat Hem waardig is. Om dat te kunnen beoordelen moet ik me gaan verdiepen in Anselmus.
Op een dag.

Ik zie opeens ook dat God niet ‘top-down’ wil werken maar veel meer ‘bottom-up’ en vanuit mensenharten zijn koninkrijk wil uitbreiden. Het kwaad behelsde niet alleen die Romeinen die de joden in die tijd onderdrukten maar het kwaad was veel omvangrijker en dát is een halt toegeroepen. Joden zijn eigenlijk heel egoïstisch om te denken dat de Messias alleen hén maar zou verlossen van de vijanden.

In het tweede deel schrijft Williams dat het einde der tijden met Pinksteren is aangebroken. En eigenlijk al met de opstanding of bij de laatste kruiswoorden.
Dat denk ik ook.
Toen is er iets gebeurd wat nog nooit eerder vertoond was.

Geloven in de opstanding is geloven in een nieuw tijdperk waarin het lot van de mens is verbonden met Jezus. En dat betekent ook geloven dat Jezus leeft en actief is. Plus dat het handelen van Jezus is verbonden met het handelen van God; God die Jezus heeft opgewekt uit de dood.
Hun identiteiten zijn aan elkaar gekoppeld.
‘En door te geloven in de opstanding is de Kerk meer dan gewoon de Jezus van Nazareth Vereniging.’

Waarom geloven in de opstanding? Gewoon omdat de apostelen dat vertelden. Vroeger was men niet bezig met psychés. Een opstanding was een opstanding en niet iets wat in mensenbreinen afspeelde.
En als Jezus is opgestaan dan is er een menselijke bestemming. Het boek dat over mensen en over God gaat heeft kracht; heeft effect op mensen.
Dat ontkennen is gewoon dom. Dat zegt Williams niet hoor, dat zeg ik.
Dus: Vreest niet! De goddelijke horizon is zoveel wijder dan die van ons.
Er staan nog meer mooie dingen in dit kleine boekje.
Een ieder leze zelf.

woensdag 19 december 2018

Sterren, Seth en Maagd



Zo rond kerst word je geconfronteerd met de sterrenhemel. Niet alleen bij een heldere, koude hemel waar van alles te zien is. Zoals bijvoorbeeld de Orion die in het boek Job en Amos al worden genoemd.
Maar ook juist door het kerstverhaal. Wijzen die een bijzondere ster zagen en op pad gingen.
Dat begrijp ik nog.
Je kunt je weg vinden aan de hand van sterren/ hemellichamen wanneer je daar handig in bent geworden. Dat geldt zeker deze astronomen.
Maar dat een ster stopt boven een huis en de wijzen dan precies weten welk huis ze moeten hebben.....dat heb ik altijd te wonderlijk gevonden.




Hoe zit het eigenlijk met die sterren in de Bijbel?
In principe zijn ze geschapen ‘tot tekenen en tot vaste tijden’ (Gen 1:14 ) Die vaste tijden lijken mij duidelijk. De sterrenhemel draait per dag en per jaar.
De eerste keer dat een ster met diepere betekenis kan worden gezien is in het verhaal van Bileam. (van die sprekende ezel) Hij voorspelde in Numeri 24:
‘Er zal een ster voortkomen uit Jakob (Israël) , en er zal een scepter uit Israël opkomen; die zal de palen der Moabieten verslaan, en zal al de kinderen van Seth verstoren.’ (vernietigen lijkt mij niet de juiste vertaling)
Deze Bileam was een astronoom/astroloog uit Mesopotamië die door de koning van Moab, Balak, was ingehuurd om de Israëlieten te vervloeken.
Met die ster wordt Jezus bedoeld. Zo lezen wij als christenen dat erin terug. Maar waarom alle kinderen van Seth, de heilige lijn in de Bijbel, verstoord zullen worden is mij niet duidelijk.
Seth was als plaatsvervanger van Abel, de tweede uit het gezin van Adam en Eva. Via hem loopt de heilige lijn (Gods zonen) en via Kain, de oudste, de onheilige.
Iets dergelijks had ik al eerder wat uitgezocht.

Zo las ik ook ergens dat de zevende na Adam uit het geslacht van Kain, Lamech was, ook een moordenaar. En de zevende uit het geslacht van Seth was Henoch, die met God wandelde.
Dat zegt ook alweer genoeg. Helaas vermengden deze lijnen zich weer met elkaar met de zondvloed tot gevolg.
Zit ik meteen weer te bedenken waarom Cham als tweede zoon van Noach wordt genoemd. Dat was niet bepaald een heilige lijn. In Gen 9: 24 staat dan ook dat Cham de jongste zoon was.
Sem zou dan de doorgaande heilige lijn moeten zijn en tweede zoon. Want uit de lijn van de Semieten wordt Jezus geboren. Dat ook dat klopt zou je kunnen opmaken uit Gen 10:21 (HSV)
Dus het rijtje van Noachs zonen verandert voor mij vanaf nu in Jafeth, Sem, Cham.
Logisch.

Dat heb ik nu altijd. Ik begin ergens mee en beland dan in allerlei andere interessante zaken.
Terug naar de sterren.

Zou het kunnen, zo vraag ik mij af, dat de ster die door de wijzen werd gezien in het sterrenbeeld Maagd (Virgo) stond? De ‘dierenriem’ was toen al bekend. (zoeken op Dendera dierenriem)
Mogelijk is daardoor ook de verwarring ontstaan met de ‘maagd’ en ‘ jonge vrouw’ in Jesaja 7:14?
In het sterrenbeeld Maagd heet de grootste ster ‘Spica’: ‘Korenaar’.
De Hebreeuwse naam is ‘Tsemach’ wat ook vertaald mag worden als ‘Spruit’ en dát komt verschillende keren voor in het Oude Testament van de Bijbel waarvan wij geloven dat het om Jezus de Messias gaat.
Jes 4:2; Jer 23:1 en 5; Jer 33:15; Zach 3:1 en 8 en Zach 6: 8 en 12
Een Maagd heeft toch iets te maken met een Spruit.
Als je verbanden wilt zien zie je ze overal en altijd; dat weet ik, maar toch...

In een tijd, zoals vroeger, met weinig lichtvervuiling kun je echt heel veel zien, dat weet ik uit ervaring.
Maar wát ze dan precies hebben gezien weet ik niet.
Het Sterrenbeeld Maagd is na Hydra het grootste sterrenbeeld en haar dichtstbijzijnde ster staat 32 lichtjaren van ons verwijderd. (Vir Alaraph) De Spica ligt op 220 lichtjaar.
Dat is minder ver dan de 2,64 miljoen lichtjaren van de Andromedanevel die ik kon zien met het blote oog.
Alleen weet ik niet of het astronomisch klopt vanuit het oosten gezien, richting het westen.
En dan nog blijft het errug lastig om zo’n ster precies boven één bepaald huis te zien.
Misschien hadden die astronomen/astrologen toch speciale meetapparatuur.




dinsdag 18 december 2018

De dood in Venetië

In 1912 geschreven door Thomas Mann. (1875 – 1955)
In 1929 ontving hij de Nobelprijs voor literatuur.
Ooit las ik van hem ‘de Toverberg’ maar dat is te lang geleden om me er nog iets zinnig van te herinneren. Vandaar het bloggen; zo kan ik af en toe nog eens iets terug halen. Bij het ouder worden slaat ook de vergeetachtigheid toe. Waarschijnlijk heb ik in mijn laatste levensjaren genoeg aan één boek en één film waarvan ik zal genieten en meteen vergeten zodat ik ze kan blijven herhalen.
Scheelt veel bergruimte.

Een schrijver en dichter, Gustav Aschenbach, een vijftigplusser zoekt rust in een hotel in Venetië. Op weg daarheen ziet hij een groep jonge mannen maar één daarvan is bij nader inzien al oud, geschminkt en geverfd om er toch maar jonger uit te zien en de schrijver voelt zich ontzet dat iemand zich zo kan gedragen.


Enfin, hij neemt zijn intrek in het Badhotel en probeert te genieten van de lome, warme, Venetiaanse zomer.
Als schrijver en observator valt zijn oog op een Pools gezin met een bijzonder knappe zoon (Tadzio) van een jaar of veertien. Een Griekse godheid gelijk.
Het wordt eerst niet met zoveel woorden gezegd maar uit de beschrijvingen van Aschenbachs zielenroerselen begrijp je wel dat deze verliefd wordt op Tadzio. Later wordt het explicieter beschreven.
Mann gebruikt met zijn schrijven ook veel beelden uit de oudheid en weet een bedrukte, zwoele sfeer op te roepen. Zoals ook Louis Couperus dat kon.
Een vreemde geur komt uit de stad en Aschenbach ontdekt dat de cholera heerst.
Wat te doen? Weggaan? Eerst de Poolse familie waarschuwen? Maar dan vertrekt ook Tadzio.
Niets zeggen dus.
Omdat hij zich oud voelt laat hij toe dat een ‘coiffeur van het hotel’ zijn haren van grijs weer zwart kleurt en laat zich wat ‘bijwerken’.
Waar Aschenbach zich, bij zijn aankomst in Venetië, over ontzette bij een oude, jong gemaakte voorbijganger, laat hij nu bij zichzelf toe.
Zo gaat dat met mensen. Het meten met twee maten. Wat bij de ander raar is kan in je eigen situatie volkomen natuurlijk aanvoelen.
'Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die anderen oordeelt; want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelven; want gij, die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen.' (Rom 2:1)

Hij praat het stalken van zijn geliefde voor zichzelf goed met behulp van een dialoog tussen Socrates en Phaidros : ‘Want de schoonheid Phaidros, onthoud dat wel, alleen de schoonheid is goddelijk en zichtbaar tegelijk, en zo is zij dan de weg van de zinnen, zo is zij, kleine Phaidros, de weg van de kunstenaar naar de geest.’[…] Want je moet weten, dat wij dichters de weg van de schoonheid niet gaan kunnen zonder dat Eros zich bij ons voegt en zich opwerpt als gids.’


‘Maar de lucht was vochtig, dik en vervuld van rottingsgeuren.’
Het wordt zijn dood.


De dood in Venetië (Death in Venice) is als film uitgebracht in 1971 van de Italiaanse regisseur Luchino Visconti.
Bij de eerste beelden die ik daarvan zag besloot ik toch eerst het boek te lezen. De dialogen tussen Aschenbach en zijn vriend in de film bestaan in het boek slechts in zijn eigen geest.


22-12-18

De film heb ik nu ook helemaal bekeken. Het is de vraag of ik ooit nog onbevangen kan luisteren naar het adagietto uit Mahlers vijfde.
De film is nog heerlijk ouderwets met langzame beelden en een mooie sfeer. Toch vond ik het boek beter; zoals meestal mijn eigen, in mijn hoofd gemaakte, film beter is dan die van een ander.






dinsdag 11 december 2018

Rinkeldekink



Geschreven door Martine Bijl (1948) na haar hersenbloeding in 2015. Een e-book naar de eerste druk.
Eigenlijk heb ik een gruwelijke hekel aan ‘lijdensboeken’. Het interesseert mij weinig (meer) hoe andere mensen zich door hun problemen heen worstelen. Ik begrijp ook de fascinatie voor het lijden van anderen en daarmee het lezen en/of schrijven van dit soort boeken niet. Wat is er nu mooi aan het leed van een ander?
Wat zijn de achterliggende gedachten van mensen om dit soort verhalen te schrijven en/of te verorberen?
Is het om te delen? Als verwerking? Is het om het eigen lijden te relativeren? Om adviezen of ideeën op te doen? Om saamhorigheid te kweken?
Ik kom daar niet goed achter maar het lijkt wel een ‘vrouwending’ te zijn en, niet onbelangrijk: er zit een bepaalde hiërarchie in. Het blijft mij verbazen.


Wanneer de tijd daar is dat narigheid mij overkomt, zal en wil ik me er toch op mijn eigen manier doorheen worstelen.
Ook vind ik het van nederige hoogmoed getuigen om aan anderen te laten merken – nee, natuurlijk nooit openlijk – hoe dapper jij wel niet bent.

Martine is een uitzondering en ook C. S. Lewis valt daaronder met zijn ‘Verdriet, dood en geloof’ wat hij schreef naar aanleiding van het overlijden van zijn vrouw en onder het pseudoniem N.W. Clerk.
Lewis vanwege zijn rauwe eerlijkheid en nu Martine vanwege haar onderkoelde humor.
Het is geen lineaire geschiedenis van alles wat haar is overkomen en dat is nogal wat. Behalve de hersenbloeding, ook een gebroken heup, een delirium en een depressie.
Het zijn meer situatieschetsjes gelardeerd met haar humor.

Wanneer de bloeding haar overvalt zit ze naast haar bed ochtendgymnastiek te doen ‘vervuld van eigendunk en zelfoverschatting […] Een paar makkelijke dingetjes doen nog, intens tevreden met mezelf was ik, ik kon toch ook alles. Ik leek wel van beton!’
Maar dan …... ‘het beton was porselein geworden’
Het vreemde wezen dat bezit heeft genomen van haar lichaam en daar ‘heen en weer schiet als een luchtbel in de centrale verwarming’ noemt ze E.T. naar E.T. uit E.T.

De depressie krijgt de naam ‘Zwarte Deken’. ‘Het wordt druk in mij. Ik ben in trek’.
In luchtige bewoordingen schrijft zij over ernstige zaken.
Mooi en aangrijpend maar weinig diepgang.