Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

vrijdag 31 augustus 2018

Last Rose of Summer


Tis the last rose of summer
Left blooming alone;
All her lovely companions
Are faded and gone:
No flower of her kindred,
No rose-bud is nigh,
To reflect back her blushes,
Or give sigh for sigh.

I'll not leave thee, thou lone one!
To pine on the stem;
Since the lovely are sleeping,
Go, sleep thou with them.
Thus kindly I scatter
Thy leaves o'er the bed,
Where thy mates of the garden
Lie scentless and dead.


So soon may I follow,
When friendships decay,
And from Love's shining circle
The gems drop away.
When true hearts lie wither'd,
And fond ones are flown,
Oh! who would inhabit
This bleak world alone?


Thomas Moore (1779 – 1852), niet te verwarren met Thomas More.


De roos is - tot nu toe de laatste - uit mijn eigen tuin.







vrijdag 24 augustus 2018

Eden


Mörings tot nu toe laatste boek uit 2017. Een boek over alles behalve het paradijs; de hof van Eden.
Het lijkt er wel op; de beschrijvingen over een oerbos op de eerste pagina’s. Maar al snel doen narigheid en de dood zijn intrede weer en de ‘Niemand’, de wandelende jood/ Ahasverus, Niekas, de Zwarte, dhr. X: allemaal dezelfde, wordt eruit verjaagd.
Het is een boek over tijd. Een wonderlijke dimensie. Over ontheemding.
Waar is eigenlijk thuis? En over zingeving.

Eden verwijst naar het startpunt van een ieder: ‘De scheppingsgeschiedenissen die ten grondslag liggen aan zoveel culturen reppen bijna allemaal van vlucht, van exodus, van odyssee. Uit Eden, uit Uruk, uit Ithaca, uit het Rusland van de tsaar, uit het Midden-Oosten, terug naar het land der vaderen, voortgedreven door aanstormende legers, natuurrampen of uitzichtloze armoede.’


Twee verhaallijnen lopen door elkaar, die van Niekas en van Mendel Adenauer. Gelukkig in verschillend lettertype. En er zijn nog wat zijsporen wat je zeker het gevoel van ontheemding geeft, want vaak wist ik niet wat ik er mee moest. Losse eindjes genoeg. Of ik begrijp het niet goed, dat blijft natuurlijk ook altijd, zij het een zeer onwaarschijnlijke, mogelijkheid. *gniffel*
‘De wandelende Jood’ in dit boek begint in een oerbos en reist door de tijd heen naar Heden.

In het heden kruist hij zijn pad met dat van Mendel Adenauer - uit Morings boek ‘Mendels erfenis’ - een, inmiddels klinisch psychiater, die te maken krijgt met wonderlijke gevallen waarvan het de bedoeling is dat hij ze allemaal een soort van ‘in hun eigen kracht zet’.
Dit herken ik uit mijn werkzame tijd. Es ist zum kotzen.
Het is een elegante manier om te zeggen: zoek het uit.
‘De verzekeraars, de cliënten en de artsen, iedereen is gericht op snelle, heldere diagnoses en effectief en goedkoop behandelplan. Niemand neemt meer genoegen met ambiguïteit of de mogelijkheid dat het leed dat wordt gevoeld misschien wel bij het leven hoort. Dus wordt er voor geschreven, behandeld, online of in het echt, want iedereen moet functioneren, bij voorkeur zo snel en optimaal mogelijk, want de economie staat niet stil.’ [….]
Honderd jaar geleden waren ze de plaatselijke excentriekeling, de dorpsgek of ‘Jannes’ die het af en toe ‘in de kop’ had. Ze konden functioneren, al dan niet zelfstandig, omdat ze tot een gemeenschap behoorden die haar leden over het algemeen opving en van bescherming en verzorging voorzag.’

Kom daar nu maar eens om.
In ieder geval redt Mendel dhr. X door hem te láten en wie één mens redt, redt de hele wereld, zo luidt een joods gezegde.

De zingeving komt ook tot uitdrukking in:
‘Het is de enige zin van het bestaan, de Zwarte: om de wereld heel te maken.’
Dat heel maken begint bij jezelf en daar loopt Mendel tegenaan. Wie helpt wie nu eigenlijk?
Zit daar wat in? Wanneer je door problemen niet verder kunt kijken dan jezelf wordt de wereld heel klein en heb je nauwelijks oog voor wat er om je heen gebeurt. Dat heb ik ook gezien in mijn werkzame tijd.
Zouden we, als mensheid op deze manier (eerst jezelf helen), op zeer lange termijn weer een ‘Eden’ kunnen creëren?
Een 'Paradise Regained'?
Dat door H. Marsman zo mooi is 'verdicht' in 1927.
Ik heb toch zo mijn twijfels. Veel mensen komen namelijk nooit 'uitgeheeld'.

Een paar opmerkelijk losse zinnen om over na te denken:
‘Een lezer weet dat elk boek een ander verhaal vertelt, elke keer als iemand het leest.’

En deze:
‘Het boek is niets dan een vorm voor het verhaal en dat is niet weg.’
‘de heer die mij opdracht gaf, zoekt de vorm,’ zei ik bitter.


Dit gaat over de opdracht aan Niekas/de Zwarte om het boek van Raziël te vinden dat de aartsengel ooit aan Adam en Eva gaf toen zij uit de hof van Eden werden verbannen.
Met dat boek zouden ze de weg terug naar huis beter kunnen vinden en meer van God begrijpen. Een handboek voor iedereen die op weg is. Het komt uit de Kabbala.


'Paradise regained'

De zon en de zee springen bliksemend open:
waaiers van vuur en zij;
langs blauwe bergen van den morgen
scheert de wind als een antilope
voorbij.

zwervende tussen fonteinen van licht
en langs de stralende pleinen van 't water,
voer ik een blonde vrouw aan mijn zij,
die zorgeloos zingt langs het eeuwige water

een held're, verruk'lijk-meeslepende wijs:

'het schip van den wind ligt gereed voor de reis,
de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen,
de morgen en nacht twee blauwe matrozen -
wij gaan terug naar 't Paradijs'.

H. Marsman (1899-1940)




donderdag 16 augustus 2018

Dis




Ik blijf nog even bij Moring want na Louteringsberg moest ik Dis nog lezen. En inmiddels ligt ‘Eden’ (2017) ook te wachten. Om te completeren.

‘Dis’ schreef hij in 2006. Ik begin de structuur ook (eindelijk) door te krijgen. Eerst zat ik een beetje verdwaasd naar al die cirkeltjes te kijken die in het boek voorkomen totdat ik doorkreeg dat het misschien de hellekringen zouden kunnen verbeelden. ‘Dis’, ‘Louteringsberg’ en ‘Eden’ horen bij elkaar zoals de hel, het purgatorium en de hemel van Dante’s ‘Goddelijke Komedie.
In ‘Dis’ zijn er de hellekringen. (Zo zou ik het ook doen wanneer ik boeken zou schrijven: een of ander systeem er in aanbrengen.)
‘Dis, zei hij, de stad in de hel. Waar alle zwaktes bijeenkomen, een getrouwere afspiegeling van de wereld is er niet. Vergeet het Purgatorio, laat het Paradiso ongelezen. De hel is niets dan dat. Dat is de wereld.’[…]’Nee, ik geloof niet dat de wereld slecht is en ook niet dat de mens slecht is. Maar ik ben ook niet zo’n dromerige socialist die denkt dat wij in aanleg goed zijn en alleen bedorven raken door de omstandigheden. We zijn zwak.’
Dis is de hel; verbeeld door de avond van de 27ste juni negentientachig(!) - daar is ie weer – in Assen; de ‘anus mundi’, aan de vooravond van de TT.
De sfeer is ook helachtig: ‘spuiten en slikken’ zouden we nu zeggen, drinken, dansen, zingen, vechten en copuleren.
‘Ze schudde de krullen uit haar gezicht en terwijl ze haar hoofd in haar nek gooide, opende ze haar mond tot een gat waar de hele stad in kon verdwijnen.’
Jacob Noach is de hoofdpersoon. Hij heeft in tegenstelling tot zijn ouders en broer de oorlog overleefd door ondergedoken te zitten bij een boer in een hol onder de grond.
Wanneer hij na de oorlog terug gaat naar zijn ouderlijk huis, in Assen, woont er iemand anders. Die verjaagt hij en bouwt er zijn gezin en imperium op.
Drie dochters krijgt hij, die in negentientachtig de volwassen leeftijd hebben bereikt.

Er zijn overeenkomsten met De ‘Goddelijke Komedie’ want op een gegeven moment verongelukt Jacob en loopt hij door Assen/de hel als Dante met ‘de wandelende Jood’ als Vergilius. Daar leert hij zichzelf pas echt kennen en komt tot de ontdekking dat hij zoals zovele anderen het leven heeft geleefd wat voor hem klaarlag en eigenlijk nooit echt zijn eigen leven leefde.
Maar soms heb ik ook het idee dat Moring zich te veel verliest in al die overeenkomsten met de klassieke literatuur wat de filosofische diepgang en verhaallijn niet echt ten goede komen.
Het is hier en daar wat rommelig en er blijven naar mijn gevoel losse eindjes over. Maar misschien lost zich dat op in ‘Eden’.
Marcus Kolpa doet in dit boek uitgebreid zijn intrede, die in ‘Louteringsberg’ de hoofdrol speelt.
Daar heeft hij een relatie gehad met de jongste dochter van Jacob Noach: Chaja.
Hij is hier bezig met zijn Odyssee.

Wat ik mezelf ook zat af te vragen: Je bent joods wanneer je moeder dat is. Jacob Noach trouwt met een Hollandse boerendochter dus zijn dochters zijn niet joods.
Hoeveel lopen er zo rond op de wereld? Die denken dat ze het zijn maar het niet zijn. En anderen die er geen idee van hebben misschien wel jood zijn volgens deze regel?
Gelukkig kent de hemelse Herder zijn schapen, zullen we maar denken.

Regelmatig komen er bekenden langs zoals ‘de tuinman en de dood’,
Sancho Panza, wat mijn kleindochter zo parmantig weet te vertellen wanneer ze wijst naar twee houtsnijwerkjes op mijn kast. (Don Quichot en Sancho Panza)
En ‘Wie rijdt zo laat door nacht en wind? Het is de vader met zijn kind.... uit Der Erlkönig van Goethe.

Deze verwijzingen herkende ik, maar er zullen er ongetwijfeld ook langs me heen zijn gegaan.








zaterdag 11 augustus 2018

Mendels erfenis


Het debuut van Marcel Möring, geschreven in 1990. Hij kreeg er de Geertjan Lubberhuizenprijs voor.
Ik wist niet eens dat die bestond maar een debuutprijs prijs is terecht.
Eerder las ik ‘Louteringsberg’, ‘Lijdenslust’ en ‘Het grote verlangen’.

Een boeiend boek. Soms wel lastig te volgen; wat is heden, wat is verleden, wat zijn dromen en wat is de werkelijkheid. Het loopt allemaal door elkaar.
Mendel Adenauer is zoon van Ruth en kleinzoon van Wolf en Lena. Vader onbekend en blijft dat.
Een Asjkenazisch joodse familie die de Holocaust, ieder op zijn/haar manier heeft overleefd.
‘Het stof dat in je kleren is blijven hangen, onderweg, dat je voorouders hebben meegenomen, blijft bij je’.


Mendel is van na de oorlog maar voelt zich een einzelgänger en dat is ie ook. Zijn grootouders sterven kort na elkaar, zijn moeder vertrekt naar Israël, rijdt daar op een landmijn en sterft ook.
Zijn vriend Wessel vertrekt naar Engeland en zo blijft Mendel alleen met zijn contactgestoordheid maar met een rijk geestesleven en weet eigenlijk niet wat hij met zijn leven aan moet ook al wilde hij als kind ‘a mensch’ worden.
‘Het is alleen dat ik niet weet waarom alles is zoals het is. En ik moet weten waarom het is zoals het is.’
Hoe herkenbaar. Alleen…. Ik moet niet weten maar ik wil weten en weet meteen dat ik het nooit zal weten.

Anna, een schoolvriendin uit een heel ander nest probeert hem te helpen wanneer hij bij een psychiater belandt. Zij woont in een groot huis midden in het bos; toen moest ik aan ‘Louteringsberg’ denken. Grote huizen in bossen geven rust.
Het denken neemt een grote plaats in. God is schepper omdat Hij denkt, zo denkt Mendel. Maar zo denkt hij zelf ook. Hij denkt dat door het denken de dingen bestaan. Lena heeft het door omdat Wolf ook zo is:
‘ Jullie geloven dat het genoeg is als je iets denkt, dat de wereld dan jullie wel begrijpt, jullie vertellen niets.’
Waarom zou je ook iets vertellen wanneer er geen mensen zijn die luisteren? Dat snap ik wel.
Wolf schrijft veel dingen op en na zijn dood vindt Mendel zijn notities die eindigen met ‘negentientachtig’.
Later ontdekt hij dat hij is opgenomen in een sanatorium met als intakedatum 1980.
Dus heb ik me suf gepeinsd wat Moring daarmee bedoelde. Mogelijk dat opa’s leven daar eindigde en Mendels leven daar begon? 'Je moet voelen.'

Nog een, voor mij, boeiend thema:
Het Christendom is voor Mendel een probleem.
‘Het is een leengeloof, een op religieuze kolonisatie gebaseerde cultuur. Heeft u zich ooit afgevraagd hoe het voor een jood moet zijn om christenen te horen spreken over ‘onze aartsvaders’, de ‘heilige Jakob’, ‘onze lieve Heer’?
Het is alsof er op een avond wordt gebeld. Je doet de voordeur open en op de stoep staan vier, vijf mensen, van jouw leeftijd. Je hebt ze nooit gezien. Ze lopen naar binnen [….]Ze nemen plaats in de kamer en behandelen jouw huis als dat van hen, jouw ouders als hun biologische ouders, jouw leven en jouw geschiedenis als hun onvervreemdbare leven en geschiedenis’.
[…]
Waarom moeten zij (de joden) zich eeuw na eeuw onthouden van fundamentele kritiek op hun eigen ontvoerde, vervormde geloof? Waarom worden zij, die zoveel meer kennis hebben van de oorsprong en diepte van dit geloof, waarom worden zij niet gehoord als zij wijzen op incongruenties, fouten, barsten, breuken en dat bastaardgeloof?

Hier kan ik het alleen maar mee eens zijn. Hard maar duidelijk.
Als christenen zou ons een bescheidener opstelling niet misstaan. Ik hoor nog steeds in kerken en op verenigingen dat wij joden tot jaloersheid moeten wekken volgens Paulus in Rom 11:11.
Op de betweterige manier die wij, als christenheid tot nu toe gehanteerd hebben, hebben we gefaald en zullen dat, als we niet veranderen, blijven doen.


Tijdens het lezen schoot dit refrein door mijn hoofd:

We're two of a kind
Silence and I
We need a chance to talk things over
Two of a kind
Silence and I
We'll find a way to work it out

(Alan Parson’s Project: Silence and I)

vrijdag 10 augustus 2018

Kom terug


Als ik die woorden eens zó zacht kon zeggen
dat niemand ze kon horen, dat niemand zelfs kon denken
dat ik ze dacht....

en als iemand dan terug zou zeggen
of desnoods alleen maar terug zou denken,
op een ochtend:
‘Ja.’


Toon Tellegen (1941)


donderdag 9 augustus 2018

Memento


Een film uit 2000 die op mijn kijkverlanglijstje stond. Nee, daar staan niet alleen boeken op.
Ik had hem al eens opgenomen van de BBC maar om het Engels goed te kunnen volgen valt niet mee. Dan ben ik bang dat ik teveel mis en daardoor de film niet begrijp. Ik heb al problemen bij Nederlandse sprekers. Wat mij betreft ondertitelen ze alles.
En nee.....nooit nasynchroniseren!!
In ieder geval: deze film is ook een product van Christopher Nolan, de regisseur van o.a. ‘Inception’ en ‘Interstellar’ en kwam een paar weken geleden zowaar op Canvas.

Ook in deze film speelt Nolan met de dimensie ‘tijd’ maar weer op een andere manier.
Leonard Shelby, gespeeld door Guy Pearce was verzekeringsagent en er is één cliënt die hem bijblijft: Sammy Jenkins. Deze cliënt leed aan anterograde amnesie.
De film begint met een shot dat Leonard iemand neerschiet en een ‘achterstevoren’ stukje.
Het verhaal wordt vervolgd door stukjes over wat daartoe heeft geleid. Ieder stukje gaat een beetje verder terug en vervolmaken op deze manier het verhaal. Omgekeerd chronologisch dus.
Dat vind ik ook spelen met de tijd.
Leonard lijdt ook aan een vorm van anterograde amnesie; na een bepaalde gebeurtenis in zijn leven kan hij geen nieuwe herinneringen aanmaken.
Om die reden laat hij zeer belangrijke dingen die hij niet wil vergeten op zijn lichaam tatoeëren en neemt hij regelmatig polaroid foto’s die hij voorziet van tekst over feiten die hij zeker weet en niet wil vergeten.
Die bepaalde gebeurtenis is de gewelddadige dood van zijn vrouw waarbij hij ook een klap van de malle molen heeft opgelopen.
De shots worden afgewisseld met zwart-wit shots die wel chronologisch zijn en op een gegeven moment komen deze samen.
Het einde van de film is echter onzeker: heeft Leonard zelf de moord op zijn vrouw begaan en projecteert hij die op Sammy Jenkins? Of is alles gebeurt zoals hij langzamerhand zijn herinneringen wil invullen?
Je moet er wel met het koppie bij blijven want Leonard wordt door iedereen die hem kent gemanipuleerd omdat hij het toch steeds weer vergeet.

‘We all need memories to remind ourselves who we are’
Zou ook een mooie quote zijn bij ‘het grote verlangen’.

Wat ik toch weer grappig vond:
ik moest denken aan het boek van Oliver Sacks : ‘De man die zijn vrouw voor een hoed hield’ uit 1985. Daarin komen allerlei verhalen voor van mensen die iets mankeren aan hun brein en daarin staat het verhaal van Jimmy G. die lijdt aan een soortgelijke vorm van amnesie.
In de film komen twee personen voor met dezelfde initialen. Zou dat toeval zijn? Ik geloof het niet.
Het zijn vast grapjes van Christopher en zijn broer Jonathan Nolan, die het boek schreef.





woensdag 8 augustus 2018

Het grote verlangen


Geschreven door Marcel Möring (1957) in 1992 alweer. Hij kreeg er de AKO-literatuurprijs voor in 1993.
Ik was er al eens eerder in begonnen maar andere boeken dienden zich aan die dringend eerder gelezen moesten worden waardoor ik het heb neergelegd.
Dan nu toch.
Waar het zich precies afspeelt, daar kom ik niet zo goed uit maar doet er ook niet toe. De ‘grijze’ woonwijken en industrieterreinen geven de sfeer prima weer. Vooral aan het einde, wanneer de dingen helderder worden, komt de focus te liggen op bomen in hun gouden herfstkleur.
Ik vond het een mooi maar beetje deprimerend boek. Drie kinderen die hun ouders verliezen bij een auto-ongeluk. Raph van veertien en de tweeling van twaalf: Lisa en Sam. Deze laatste is de hoofdpersoon.


Belanden alle drie in verschillende pleeggezinnen. Thema’s 'Exodus en Diaspora'
Proberen bij het ouder worden elkaar op te zoeken en hun leven vorm te geven met de herinneringen, die vooral van Lisa komen. Voor Sam is er een grijze leegte die hij naar zijn eigen idee vult met de verhalen van Lisa.
'Het leven is niet begonnen, dacht ik, het wordt nooit rustig en helder. Dit is Plato's grot. Ik kijk naar de schaduwen die over de rotswand trekken. Voor iemand die heeft geleerd niet op zijn geheugen te vertrouwen, die zijn eigen verleden niet kent en dus is aangewezen op de verhalen die zijn zuster en zijn broer vertellen, is dat een schokkende ontdekking.'

Het grote verlangen is het verlangen naar de herinneringen. Maar het willen herinneren is niet genoeg zo lijkt Moring hier te willen zeggen. Wanneer je iets heel graag wilt maar zonder echt ernaar te verlangen, ontglipt het je steeds maar weer. Zo komt dat tenminste als moraal van het verhaal naar voren uit een verhaal dat Lisa aan het einde van het boek vertelt over ‘De Man Die Alles Vergat.
Sam ‘leeft ook op wilsbesluiten’ maar verzuimt om zijn hart in te schakelen.
‘Liefde is een wilsdaad. Je stopt met houden van. Het overkomt je niet. Eerst blijf je desondanks van iemand houden. Pas als dat ‘desondanks’ te lang duurt stop je. Omdat je dat wilt.'

En er is iets…..Wanneer je goed leest merk je de kleine, wat raadselachtige zinsneden op die aan het einde van het boek hun betekenis krijgen.
Dat hij filosofisch kan schrijven wist ik al uit ‘Louteringsberg’ en ‘Lijdenslust’.
Er valt veel meer te ontdekken in dit boek.

Voorin een gedicht van Rilke (1875 -1926) met deze zinnen:

Herr: es ist Zeit. Der Sommer war sehr gross.
[…]
Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr.
Wer jetzt allein ist, wird es lange bleiben,
wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben
und wird in den Alleen hin und her
unruhig wandern, wenn die Blätter treiben.



maandag 6 augustus 2018

Voor haar


Zij verstaat de kunst van bij me horen
In mijn lichaam heeft ze plaats gemaakt voor twee
In mijn ogen woont ze, in mijn oren
Ze hoort en ziet mijn hele leven met me mee
Soms begint ze in mijn hart te zingen
Waar het nacht wordt heeft ze lichtjes aangedaan
En door haar weet ik dan door te dringen
Tot de onvermoede schat van ons bestaan
Zo alleen maar wil ik verder leven
Schuilend bij elkaar
En als ik oud moet worden, dan alleen met haar

Zij kent al mijn dromen en mijn wanen
Al mijn haast en al mijn honger en mijn spijt
Als ik lach kent zij alleen de tranen
Die daar achter liggen in de tijd
Zo alleen maar wil ik verder leven
Schuilend bij elkaar
En als ik oud moet worden, dan alleen met haar

Zij is meer dan deze woorden zeggen
In mijn lichaam heeft ze plaats gemaakt voor twee
Maar wie weet een wonder uit te leggen
En een wonder draag ik met me mee.

Frans Halsema. (1939-1984)

Gisteravond een flardje gezien van ‘zomergasten’ met Louis van Gaal.
Een liedje van Halsema kwam voorbij en het irriteerde me en het schijnt nog wel één van de mooiste liefdesliedjes te zijn.
Wat irriteerde me?
Vooral de tweede strofe die begint bij ‘Zij kent al mijn dromen..'
Dan vraag ik mij af: en.... ken jij ook al háár dromen? Al háár wanen?
Al háár haast, al háár honger, al háár spijt?
Ken jij háár tranen wanneer zij lacht?
Versta jij eigenlijk wel de kunst om bij háár te horen?

Daar hoor ik niets van.
Ben/was je zo iemand die denkt/dacht dat hij het centrum van de kosmos is/was?

woensdag 1 augustus 2018

Een man van horen zeggen


‘Pas als er niemand meer is die zich jou herinnert ben je echt dood’.
Marcel Möring in ‘Het grote verlangen’.
Dat schoot mij te binnen bij het lezen van dit boek van Willem Jan Otten. Maar misschien heeft Moring het weer van Otten. Beter goed gejat dan slecht bedacht zullen we maar denken.
Zo moet ik dat natuurlijk niet zien: schrijvers en alle andere kunstenaars inspireren elkaar.
En laat ik eerlijk zijn: ook in mijn brein wordt van alles opgeslagen waarvan ik de herkomst niet meer weet.
Het is Ottens roman/novelle debuut uit 1984. Daarvoor schreef hij gedichten en toneelstukken.



Gerard Legrand, een pianist, is al tien jaar dood maar zijn bewustzijn leeft nog via de herinneringen van zijn nabestaanden. Die kan hij waarnemen. Vanuit het hiernamaals. Maar dat bewustzijn is dan kennelijk opgelost wanneer hij niet meer herinnert wordt.
In ieder geval leert hij zichzelf een beetje kennen via de herinneringen van zijn directe nabestaanden: Olga, zijn ex-vrouw, Belle/Danielle zijn vriendin met (zijn?)dochter Lotte en zijn zoons Johannes en Frank.
Klara, zijn schoondochter organiseert een herinneringsmaaltijd vanwege zijn ongeluk, tien jaar geleden. Hij reed op vijfenvijftigjarige leeftijd onder een truck en overleefde dat niet. Die chauffeur is de enige die met spijt terugdenkt aan hem.

Klein boekje, heel veel denkwerk. Eigenlijk teveel denkwerk met dit aanhoudende warme weer wanneer ik alleen maar amechtig in een stoel kan hangen en kan lezen. In de winter nog maar eens lezen.
Het perspectief is wel interessant zoals ook in Ottens ‘Specht en Zoon’.

Waarom deze ECI-uitgave deze omslag heeft; daar ben ik nog niet achter. Hij is wel mooi.
En dat voor negentig cent van de kringloopwinkel.

Waarom ik dit blogje op deze manier ben begonnen?
Omdat ik ergens las dat de eerste zin pakkend moet zijn anders leest men niet verder.
Maar wat een kolder is dat eigenlijk. Dat zegt wel iets over de lezers van nu.
Je leest toch niet alleen omdat een eerste zin mooi of pakkend is?
Ik lees omdat ik een bepaald boek wil lezen of omdat ik (meer) wil lezen van een bepaalde schrijver.
Dan zal de eerste zin mij een worst wezen.