Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

vrijdag 23 september 2016

De stilte spreekt



Geschreven door Eckhart Tolle (1948) in 2003. Ik las een zesde digitale druk uit 2009.

‘Een echte geestelijke leraar heeft niets te onderwijzen in de conventionele betekenis van het woord, heeft niets te geven of toe te voegen, zoals nieuwe informatie, een geloof of gedragsregels. De enige functie van zo’n leraar is je te helpen datgene uit de weg te ruimen wat je scheidt van de waarheid van wie je al bent en van wat je in je diepste wezen al weet.’
Zo, die eerste zin sprak me al aan, al zou ik waarheid met een hoofdletter schrijven en daarmee God bedoelen: JHWH.
Zo zag ik eigenlijk ook mijn opvoeding van mijn kinderen. Enigszins intuïtief vond ik dat ik ze geen regels moest opleggen – nou ja, een paar dan - maar veel meer de ruimte moest kaderen waarin zij zich vrij mochten bewegen.
Dat proef ik ook een beetje in deze woorden.
Al lezende op weer zo’n mooie, vredige ‘September Morn’ waarop de zon nog dwarser door de grote Cannabladeren schijnt waardoor ze nog groener lijken op te lichten, las ik over de manier om de stilte in jezelf aan te boren tot een diepere laag van ‘intens levendige vrede’.

Ik kwam al aardig in the mood toen ik opkeek en een grote spin zag in gevecht met een insect........
wèg vrede.
Ik vond de situatie zo hilarisch dat ik inwendig in schaterlachten uitbarstte. Dat bevorderde het serieuze lezen ook niet echt.
Omdat Tolle ook schrijft dat ‘het altijd beter en belangrijker is op te houden met lezen dan door te lezen’, heb ik daar, al hikkend, maar even gevolg aan gegeven. (Ja, natuurlijk ruk ik het uit z’n verband.)

Het eerste deel van het boek bestaat uit eigen uitspraken, die Tolle zelf ‘heilig’ noemt. (p 9)
Ik ben zo vrij om dat met een korrel zout te nemen. Maar misschien bedoelt hij gewoon letterlijk: apart gezet. Dan zal ik daar verder niet over vallen want ze staan allemaal apart van elkaar.
Met de nodige reserves begon ik aan dit boekje. (want op foto’s vind ik hem onsympathiek)
Ik ben ook een beetje allergisch voor esoterisch geneuzel maar al lezende ging het mij toch boeien. Veel open deuren, dat wel, maar mooi verwoord. Mooier dan ik dat kan.
Veel herkenbare dingen zoals:
‘Ieder ego bevat wel ten minste een element van wat we een ‘slachtoffermentaliteit’ zouden kunnen noemen. Sommige mensen zien zichzelf zo duidelijk als slachtoffer dat de slachtofferrol de centrale kern van hun ego wordt.’
Ik herken dat in bepaalde figuren, die dat niet in woorden uitdrukken maar in hun houding. Tegelijkertijd stralen ze ook heldhaftige pogingen uit om het te relativeren en daardoor in balans te blijven. Maar je voelt van een afstand dat interne gevecht.
‘Zoals water een vaste, vloeibare of gasvorm kan hebben, kan het bewustzijn ‘bevroren’ zijn als materie, ‘vloeibaar’ als verstand en denken en vormloos als zuiver bewustzijn.’
Hierbij moest ik denken aan Swaab die in zijn boek 'Wij zijn ons brein' naar mijn idee enkel over het brein spreekt in ‘bevroren’ toestand met hooguit een paar druppeltjes vloeibaar.
'Als je in de natuur loopt of rust, eer haar dan door er helemaal te zijn. Wees innerlijk stil. Kijk. Luister.
Zie hoe elke plant en elk dier helemaal zichzelf is. Anders dan de mensen hebben ze zich niet in tweeën gesplitst. Ze leven niet via een mentaal beeld van zichzelf en hoeven dus ook niet te proberen dat beeld te beschermen en te versterken. Het hert is zichzelf. De narcis is zichzelf.'

Zou dat het zijn waardoor mensen zo graag in de natuur rondlopen en daardoor tot rust komen?
De natuur ademt iets uit wat we zelf zouden willen bezitten. Rust. Eenheid.
Dat de natuur door mij dan haar eigen schoonheid en heiligheid leert kennen gaat voor mij een stapje te ver. Te etherisch, te vaag.
In de hoofdstukken ‘relaties’, ‘De dood en de eeuwigheid’ en ‘Lijden en het einde van het lijden’ heb ik het meest gemarkeerd. Er staan teveel nadenkertjes in om hier neer te plempen. O.a over het luisteren.
Een ieder leze zelf.

Nou, eentje dan:
'Als je kunt leren de eindes in je leven te aanvaarden en zelfs te verwelkomen, kun je tot de ontdekking komen dat het gevoel van leegte dat in het begin onbehaaglijk was, verandert in een gevoel van innerlijke ruimte waar een diepe vrede van uitgaat.
Door te leren op deze manier elke dag te sterven stel je je open voor het leven.'

Voor mij is dat met wat andere woorden zeggen wat Jezus in Joh 12:25 ook al zei:
Wie zijn leven liefheeft, zal het verliezen, en wie zijn leven haat (níet op de eerste plaats zet/loslaat) in deze wereld, zal het behouden tot het eeuwige leven.

Wat moet ik met deze goeroe die al heel wat mensen heeft weten te bereiken.
Het zal wel weer overwaaien. Er zijn er gekomen en weer gegaan: Redfield, van de Celestijnse belofte; Neal Donald Walsh, van de gesprekken met God; Krishnamurti van ‘het begint bij jou’; Wayne W. Dyer, ‘Niet morgen maar nu’.
En zo zullen er wel meer zijn en nog meer komen. Allemaal vinden ze het wiel weer uit door de religies door elkaar te husselen en wijsheden te destilleren. Mijn raad: relativeer en pik de dingen eruit die je verder helpen in het denken.

De zon schijnt: ik ga genieten van het NU.

maandag 19 september 2016

De brand van Rome


Een historische roman, geschreven door Paul Maier (1930) in 1981. Ik las de vijfde, digitale druk uit 2010. Maier is emeritus hoogleraar oude geschiedenis van de universiteit van Michigan, VS.

Eerder las ik ‘het Rama- document’ en dat boeide mij.

Ook dit boek is spannend en geschreven vanuit het perspectief van de burgemeester van Rome in de tijd van keizer Nero. Deze Flavius Sabinus is twee keer door Nero aangesteld als ‘stadsprefect’.
Zijn broer Vespasianus werd na Nero, Galba, Otho en Vitellius keizer van het Romeinse rijk. Die laatste drie regeerden zeer kort.
Nero is bekend om zijn wreedheid, niet in het minst ten opzichte van de christenen die hij de schuld in de schoenen schuift van de brand van Rome in het jaar 64.
De feiten die Maier noemt zijn betrouwbaar en worden verantwoord achter in het boek.
Veel heeft hij van de oude geschiedschrijvers Tacitus, Suetonius en Flavius Josephus.

Om de feiten heen heeft hij het verhaal gesponnen wat heel goed zo gebeurd zou kunnen zijn.
Petrus en Paulus wandelen ook nog binnen. Het is onbegrijpelijk dat Paulus zich ooit heeft beroepen op keizer Nero. Een gruwelijke moordenaar. Maar veel werd in het begin van zijn regeren onder de pet gehouden. Toen echter Seneca en Burrus, twee belangrijke raadsmannen, hun grip verloren op Nero was het hek van de dam en werden er complotten gesmeed om Nero om t brengen.

Wat ik niet wist is dat Nero zich meer kunstenaar dan staatsman voelde. Hoe dramatisch.
Bij zijn dood sprak hij volgens Suetonius: ‘Een groot kunstenaar gaat met mij verloren!’



Uit de Annalen 15.44 van Tacitus, vertaald door Ben Bijnsdorp het stukje over de christenen:

15.44.2. Maar noch door menselijke middelen, noch door schenkingen van de keizer of verzoeningsdiensten voor de goden kon de schande weggenomen worden dat men geloofde dat de brand op bevel was aangestoken. Derhalve heeft Nero, om dit gerucht radicaal uit de weg te ruimen schuldigen verzonnen en met de meest geraffineerde straffen laten boeten; dat waren degenen die, gehaat om hun schanddaden, het volk 'Christenen' noemde.

15.44.3. De man aan wie deze naam ontleend is, Christus, was onder de regering van Tiberius door de landvoogd Pontius Pilatus ter dood gebracht en, hoewel dit verwerpelijke bijgeloof voor het moment onderdrukt was stak het toch weer de kop op, niet alleen in Judea, de bakermat van dit kwaad, maar ook in de stad, waarheen nu eenmaal van alle kanten alle afschuwelijks of schaamteloosheid bijeenkomt en in ere gehouden wordt.

15.44.4. Zodoende zijn eerst degenen die er voor uit kwamen gevangen genomen, vervolgens op hun aanwijzingen een zeer grote menigte die in staat van beschuldiging gesteld werd, niet zozeer aan het aanstichten van de brand als wel aan haat jegens de mensheid. En men bespotte hen bij hun dood door ze, bekleed met de huiden van wilde dieren, om te laten komen, verscheurd door honden of aan het kruis genageld ofwel moesten ze, voor de vuurdood bestemd, bij het vallen van de avond dienen tot verlichting bij nacht.

15.44.5. Nero had zijn eigen tuinen voor dit schouwspel aangeboden en bood circusspelen aan terwijl hij zich in de uitdossing van een wagenmenner mengde onder het volk of werkelijk op een wagen plaats nam. Als gevolg hiervan kwam er medelijden op voor hen die dan wel schuldig waren en de meest ongehoorde straffen verdiend hadden maar die, zo vond men, niet aan het belang van de staat geofferd werden maar aan de wreedheid van deze man.


donderdag 15 september 2016

Doneren?


Afgelopen dinsdag is in de tweede kamer een wet aangenomen (met één stem meerderheid vanwege een verlate ‘kamerganger’ die tegen zou hebben gestemd) inzake de wet op de donorregistratie.
Wanneer je het puur zakelijk en theoretisch bekijkt is het een vooruitgang, zeker voor degenen die al zolang wachten op een donororgaan.
Maar.....het gaat over eigen lichaam en dat roept emoties op.

Voorheen was het liefdadigheid om je lichaam of onderdelen daarvan beschikbaar te stellen.
Je wilde iets betekenen voor je naaste wanneer je dat lichaam niet meer nodig zou hebben.
Heel mooi en heel nobel.
Al sinds mijn opleiding verpleegkunde maalt het ook door mijn hoofd. Wat mij tegenhield was de rompslomp rond dit gebeuren, die ik mijn nabestaanden niet wil aandoen en ook weet ik helaas hoe sommige artsen zijn. Het is een heel moeilijk vak om integer te blijven en je niet te laten beïnvloeden.

Ga ik het nu doen? Ik moet er in ieder geval - nog steeds - over nadenken en een beslissing nemen, ook al moet de wet nog goedgekeurd worden door de eerste kamer.
Ik moet een beslissing nemen over iets dat onvervreemdbaar van mij is.
Dat is raar. Heel raar.

Ik vraag me af of ze in de tweede kamer voldoende nagedacht hebben over het ethische/psychologische aspect. Ik hoorde Pia Dijkstra (ik geloof bij Umberto Tan) zeggen/vragen dat wanneer je goed wilt doen en je medemens wilt helpen door te doneren je dat toch nog steeds wil?
Nou nee, er is iets heel subtiels veranderd.
Door de verplichting om erover na te denken wordt de prikkel uit het willen gehaald.

Ik ben tegen deze wet en omdat ik ertegen ben wil ik zeker geen algemeen donor meer zijn en ga ik me als ‘nee’ registreren. Voor mijn eigen familieleden denk ik heel anders.
En omdat ik niet hypocriet wil zijn zal ik – mocht het ooit nodig zijn - ook weigeren een orgaan van een ander in ontvangst te nemen.

16-09
Via de kranten en social media wordt er wat af gediscussieerd.
Een paar dingen die me opvielen. Volgens de krant worden er opeens heel veel ‘nee-ers’ geregistreerd.
Volgens Pia Dijkstra maakt dat niet uit want het schept in ieder geval duidelijkheid.
Welke duidelijkheid vraag ik mij dan af want het was toch al duidelijk?
Het ‘Nee, tenzij… ‘ lijkt mij heel duidelijk. Maar dat was kennelijk een niet-welgevallige duidelijkheid voor D66.

Verder lees ik toch heel vaak van voorstanders dat wanneer mensen geen donor willen zijn zij het recht op een orgaan, mocht het ooit nodig zijn, verspelen. Hoe zit het dan met die wil om goed te doen? Toch niet erg overtuigend, dat ‘voor wat, hoort wat’ gedoe.
Ik denk dat mensen hier misschien ook nog te weinig over nadenken; dat jouw organen misschien in mensen belanden die je zelf helemaal niet zou uitkiezen. Dat jouw organen mogelijk met eenzelfde vaart worden afgestoten en in de vuilnisbak belanden.

Wat mij ook nog te binnen schoot wat destijds op een forum ter sprake kwam: een aantal jaren geleden (2008) sprak dr. Swaab in een tv programma:
“Een EEG geeft alleen informatie over een klein deel van de bovenste hersenschors en al helemaal geen informatie over wat zich in de diepte van het brein afspeelt en dat zijn ook de plaatsen waar de geheugensporen liggen.”
Weten we eigenlijk wel zeker hoe dood ‘hersendood’ is?




dinsdag 13 september 2016

De jacht op het verloren schaap


Geschreven door Haruki Murakami (1949) in 1982.

De eerste druk in het Nederlands verscheen in 1991; ik las de zeventiende uit 2015. Opgepikt in een executieverkoop.
Eerder las ik van hem Norwegian Wood en de trilogie 1q84.

Het leuke van het lezen van buitenlandse auteurs is dat je overal komt. Deze keer in het noorden van Japan op het grootste eiland: Hoikkaido waar kennelijk azalea’s bloeien in de herfst zo tegen de winter aan. ( p 288) Dat vond ik ietsje twijfelachtig. Maar een reis naar Japan staat nog op het verlanglijstje dus misschien kom ik er ooit zelf achter of het klopt.
Toen ik het uit had en het nawoord van de schrijver las bleek dat ik weer eens in een verkeerde volgorde lees. Ik had eerst ‘Luister naar de wind’ en ‘Flipperen in 1973’ moeten lezen omdat dit ook een soort van trilogie is. Gelukkig heb ik die ook uit dezelfde verkoop.

In ieder geval heb ik het weer met plezier gelezen. Een jonge man, de ik-figuur zonder naam, met zijn vriendin, ook zonder naam maar met uiterst aantrekkelijk oren worden uitgedaagd een verloren schaap te zoeken. Het kenmerk is een ster op zijn rug. Er zit een deadline aan vast met nare gevolgen.
Voor die gevolgen dekt de jongeman zich vast zoveel mogelijk in.
Wanneer het verhaal je te pakken krijgt blijkt het weer een ‘pageturner’ te zijn. Lukt het om dat schaap te vinden, waarom moest hij dat nu zo nodig gaan zoeken, wat zit erachter en waarom?
Een verbinding met het transcendente wordt gelegd; ik noem het maar een vorm van ‘literair magisch realisme’.
De manier van schrijven is vaak droog komisch. Een paar voorbeelden:
‘In het vliegtuig sparen we meer dan tien uur uit, nietwaar? Die tijd moet toch ergens heengaan?’ ‘De tijd gaat nergens heen. Het is een optelsommetje, meer niet. Die tijd kunnen we gebruiken zoals we willen, of het nou in Tokio of in Sapporo is. In tien uur tijd kunnen we vier films zien en twee keer uit eten gaan. Of niet soms?
‘Maar als ik nou niet naar de film of uit eten wil?’
‘ Dat is jouw probleem. Daar kan de tijd niets aan doen.’
Dat gaat dan zo een poosje door. Het is zo banaal en soms werkt het zo op mijn lachspieren.
Net het leven zelf.

‘Een karakter kan zich nog enigszins veranderen, maar de middelmatigheid is voor eeuwig. Dat heeft een Russische schrijver ooit gezegd. Soms zeggen ze wel slimme dingen, die Russen. Nou ja, ze hebben dan ook de hele winter de tijd om erop te komen.
Na het douchen kijkt de jongeman naar een oude Amerikaanse oorlogsfilm op tv.
‘Maar op het eind kwam alles weer op zijn pootjes terecht. Echt zo’n film dat je denkt: Nou, oorlog is zo gek nog niet – alles komt toch op zijn pootjes terecht. Wie weet maken ze een dezer dagen wel een film waarin de hele mensheid wordt uitgeroeid in een atoomoorlog, maar alles toch weer op zijn pootjes terecht komt.

De titel deed mij als gereformeerd meisje denken aan het verhaal uit de Bijbel van het verloren schaap. Het heeft er niets mee van doen. Tenminste: ik kan niets ontdekken. God komt wel een keer ter sprake want de chauffeur van de limousine is gelovig en heeft zelfs het telefoonnummer van God op zak. De jongeman noteert het en vraagt:
‘Waar kan ik het met God over hebben? Ik ben geen christen’.
‘Dat is niet zo’n probleem. Vertelt u Hem gewoon maar wat u denkt of over in zit. Het hindert niet hoe alledaags het onderwerp is, God zal u heus niet uitlachen omdat het Hem niet interesseert.’
‘Wel, reuze bedankt. Ik bel Hem beslist op’.
‘Doet u dat,’ zei de chauffeur.
Aan het einde van het boek blijkt de lijn echter dood te zijn.
Gelukkig heeft de mens geen fysieke lijn nodig.

Tegelijkertijd zit ik in een boek van Remco Campert op mijn e-reader. Ik lees vaak verschillende boeken tegelijk.
Wat valt mij op? Dat de Nederlandse schrijver zo zwaar op de hand is; zichzelf zo bloedserieus neemt. Die indruk heb ik van o.a. Murakami totaal niet. Alles blijft luchtig. Bij Campert wordt van alles vermeld wat naar mijn idee totaal irrelevant is. Ja, vanwege de sfeertekening maar die sfeer wordt misschien wel daardoor zo zwaarbeladen. Zó serieus. Hou ik daarom minder van de Nederlandse literatoren? Ik moet eens extra gaan opletten.
Pas las ik ‘de Joodse Messias’ van Arnon Grunberg. Die heeft ook dat luchtige maar hij staat mij tegen omdat ik zijn overmatige aandacht voor genitaliën vervelend vind.
De gemeenschap (is zo vertaald) in de boeken van Murakami is niet subtiel, eerder zakelijk en daardoor voor mij beter te verteren.
Wordt vervolgd met de voorgaande boeken.

zondag 11 september 2016

Een foto van elf september


Ze sprongen uit de brandende etages naar beneden -
een, twee, nog een paar
hoger, lager.

Een foto hield ze levend tegen
en bewaart ze nu
boven de aarde naar de aarde toe.

Elk van hen is nog een geheel
met een persoonlijk gezicht
en bloed dat goed verborgen is.

Er is tijd genoeg
voor het haar om los te waaien
voor de sleutels en het kleingeld
om uit de zakken te vallen.

Ze zijn nog steeds in het bereik van de lucht,
binnen de kring van de plekken
die net zijn opengegaan.

Ik kan maar twee dingen voor hen doen -
die vlucht beschrijven
en geen laatste zin toevoegen.

Wislawa Szymborska (1923 -2012


Hoe intens mooi en tegelijkertijd intens gruwelijk.
Ook ik zat aan de buis gekluisterd vijftien jaar geleden en zag het gebeuren.
Niet teveel denken aan wat er in die mensen omging, dat is zinloos..………
....geen laatste zin toevoegen.





donderdag 8 september 2016

September Morn


Stay for just a while
Stay, and let me look at you
It's been so long, I hardly knew you
Standing in the door
Stay with me a while
I only want to talk to you
We've traveled halfway 'round the world
To find ourselves again

September morn
We danced until the night became a brand new day
Two lovers playing scenes from some romantic play
September morning still can make me feel that way
.......


Op mooie septemberdagen zoals deze, wanneer het zonlicht in mijn tuin van helder naar goudgeel verandert heb ik de neiging om September Morn van Neil Diamond hard door het huis te laten galmen.
Het ware beter geweest wanneer ik in een psalm was uitgebarsten maar die spreken niet over die gouden gloed die over mijn nog steeds doorgroeiende en doorbloeiende vermoeide plantjes ligt.
De septemberochtend impliceert dat als vanzelf.
Daarbij dromend over de dingen die passé zijn en voorzichtig de emoties toelatend.
Zie je, ik word er lyrisch van.

Op begrafenissen en crematies kan ik me er ook over verbazen hoe gemakkelijk de stichtelijke en vrome liederen van vroeger zijn veranderd in hedendaagse toppers. Die ook nog eens veel gemakkelijker de emoties bespelen.
En daar houden we van.
Ik hou niet van Claudia en niet van Nederlandstalige liedjes maar op een dag ‘As the final curtain falls before my eyes’ zing ik, denk ik :

‘Mag ik dan bij U?’
God zij dank weet ik het antwoord al.




maandag 5 september 2016

Norrlandse Aquavit


Geschreven in 2007 door Torgny Lindgren (1938) Ik las een tweede druk uit 2010.
Eerder las ik van hem ‘de Bijbel van Doré’ en ‘Het groene glas’.

Een opwekkingsprediker, Olof Helmerson, keert na vijftig jaar terug naar Neder – Avabäck in het noorden van Zweden om zijn zeven(!) gemeenten weer toe te spreken. Tussen 1947 en 1955 heeft hij daar een grote opwekking in gang gezet en sommigen heeft hij zelfs verschillende keren bekeerd maar dit is zijn laatste reis en deze keer is zijn missie volstrekt tegenovergesteld: de bekeerden overtuigen van de valsheid en leugenachtigheid van de bekeringsboodschap, hen nogmaals te bekeren maar nu in tegenovergestelde richting.
Een innerlijke stem heeft hem dat gezegd. O ironie!
Maar helaas, die vijftig jaren zijn ook in het noorden niet zomaar voorbij gegleden. Ook daar heeft de urbanisatie toegeslagen en heeft de dood velen bekenden ingehaald.
De vierentachtig jarige Olof rijd op zijn vouwfiets rond en bezoekt degenen die hem nog zouden moeten kennen.
Jammer voor zijn ego, maar dat zijn er erg weinig. Alleen de oude Gerda, die al drie jaar ligt te wachten op hem, herkent hem direct.
De ‘Stockholmer’, een nieuw gezicht voor de prediker reageert droogjes op zijn pogingen: Dan moet je ons eerst opwekken en bekeren voordat je ons weer van de bekering af kunt helpen.

Er wordt een moord gepleegd en Olof blijkt ook nog eens een dochter te hebben. Alles gelardeerd met het voor mij al bekende cynisme.
Asta is de verzorgster van Gerda en Olof vraagt aan Asta waarom ze de klok niet opwindt. En Asta antwoord met een sneer naar de 'zorgelijke' bureaucratie: “Nee, dat staat niet in het schema”.
Ze had het zelfs nagevraagd bij de autoriteiten in de stad. Maar ze had graag gewild dat het mocht.

Zo zit het boek vol met aardigheden. Langzaam lezen is het devies.
Tussendoor zit een verslag van een bezoek van Koning Karl in dat gebied in de negentiende eeuw waarbij ook allerlei wonderen gebeurden. Vergelijkbaar met het bezoek van Olof. Denk ik. Alleen wat flamboyanter.
De plaatselijke journalist, Leif Vikström is daar mee bezig en Olof mag meelezen. Leif kan niets anders dus werd hij maar schrijver.

‘Je mag toch ook in God geloven als je een afvallige bent?’ zei Marita.
‘Uiteraard’ zei Olof Helmerson, ‘Vrijwel alle afvalligen zijn gelovigen.’


donderdag 1 september 2016

Het kleine meisje van meneer Linh


Geschreven door Philippe Claudel in 2005. Ik las al meerder boeken van hem. Te vinden via de zoekmachine.
Een ontroerend boek(je) over ontheemd voelen, liefde, vriendschap en zorg.

Zoals in meer boeken van Claudel wordt er niet precies beschreven waar het verhaal zich afspeelt. Meneer Linh ontvlucht het regiem van zijn oosterse land met zijn kleindochter, Sang diû.
Zoon en dochter zijn omgekomen; zijn vrouw is hij al langer kwijt.
Maar hij heeft zijn kleine meisje nog en meneer Linh heeft er alles voor over om haar een goede opvoeding, warmte en liefde te geven. Zo heeft hij toch een toekomst.
Hij belandt in een asielzoekerscentrum, sluit een hechte vriendschap met de westerse dikke meneer Bark ondanks de taalbarrière. Meneer Linh noemt Bark 'Goedendag' en Bark verbastert de naam van de kleine meid tot Sans Dieu en meneer Linh tot ‘Tao Laï' en........nee, ik ga er niet teveel over zeggen; het is een ontroerend juweeltje.

Tao heeft te maken met de oorsprong en doel van alle dingen, daarom staat er denk ik voorin 'aan alle meneer Linhs van deze wereld. En aan hun kleine meisjes.'
Sans Dieu? Nee, soms gebeuren er wonderen.