Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say

vrijdag 29 juli 2016

Brieven over het kwaad



Een briefwisseling tussen Baruch de Spinoza en Willem van Blijenbergh uit 1664 – 1665.
Het is een hertaling uit 2012 van de oorspronkelijke brieven van de beide heren door Miriam van Reijen. Zij studeerde sociale filosofie en ethiek, en cultuur- en godsdienstsociologie en promoveerde in 2010 op iets van Spinoza. Zij schreef ook het uitgebreide voorwoord. Ik las een tweede druk uit 2015.

Bij het lezen van het boek van Steven Nadler werd mijn belangstelling gewekt door het feit dat ook Spinoza niet in een vrije wil geloofde. Dat heeft hij verder uitgewerkt in zijn ‘Ethica’.
Wel grappig dat wat ik voor mijzelf had bedacht al veel eerder door Spinoza was bedacht.

Ook in dit boek komt het ter sprake: centraal staat de vraag naar de verantwoordelijkheid voor het kwaad in de wereld: als God er verantwoordelijk voor is dat mensen een vrije wil hebben, is hij dan ook verantwoordelijk voor wat zij met deze vrije wil uitspoken?
Als christen ging Van Blijenbergh uit van een vrije wil en heeft een heel ander godsbeeld dan Spinoza. Dat verbaasde mij wel. Van Blijenbergh heeft kennelijk de Nederlandse Geloofs Belijdenis van Guido de Brès uit 1561 niet gelezen of wel gelezen en er niets mee gedaan.
Spinoza heeft heel andere ideeën en probeert dat te verduidelijken.

De beide heren hebben hetzelfde bouwjaar (1632) maar verschillen enorm van inzicht en blijven dat doen waardoor de briefwisseling van korte duur was.
Van Blijenbergh startte deze naar aanleiding van het boek van Spinoza over de filosofie van Descartes.
Het grote verschil tussen de mannenbroeders is dat Spinoza zich vrij voelt om te denken zoals hij denkt en dat van Blijenbergh wel wil denken maar nooit tegen de Bijbel in.
Hij hanteert altijd twee regels: 1. Filosoferen volgens het helder en onderscheiden begrip van zijn verstand en 2. Filosoferen naar het geopenbaarde woord ofwel de wil van God.
Wanneer ze botsen dan geldt de tweede regel en vertrouwde hij meer op het geschreven woord dan op zijn verstand. (p 77)
Ik maak er dan van: meer vertrouwen op zijn interpretaties van het geschreven woord.
Dat had Spinoza al snel door en zijn aanvankelijk enthousiasme bekoelde rap.
Hij schrijft dat hij ook aan de Schrift gezag toekent maar niet ‘zoals gewone theologen, vooral van het slag dat de Schrift altijd letterlijk neemt en alleen de oppervlakkige betekenis oppakt’

Het geheel lijkt op een forumdiscussie met een lengte aan berichten die men vandaag niet meer zou lezen. Laat staan overdenken.
Op fora moet je kort en bondig schrijven. Het ‘moet’ bijna op een smartphone-scherm passen anders wordt het niet gelezen. Het lezen zelf laat ook te wensen over maar dat was in de tijd van Spinoza en van Blijenbergh ook al zo.
Van Blijenbergh legt Spinoza in de eerste brieven van alles in de mond en daar knapt Spinoza enigszins op af.
Het is ook lastige materie en ik verdenk Spinoza ervan om te theoretisch te denken. In veel dingen ben ik het wel met hem eens: God is als schepper / voor Spinoza: God = natuur, verantwoordelijk voor deze aarde.
Hij bepaalt alles en daarmee is alles gedetermineerd.
‘mensen ervaren wel iets wat ze vrije wil noemen maar daarmee zeggen ze niets anders dan dat ze niet alle oorzaken van hun willen en handelen kennen, en het daarom toeschrijven aan henzelf als oorzaak. In feite is er echter voor alles een oorzaak, ook voor wat zich in de geest afspeelt.
‘Er bestaat in de Geest geen vrije wil; doch de Geest wordt genoopt dit of dat te willen door een oorzaak welke eveneens door een andere oorzaak bepaalt is, en deze wederom door een andere, en zo tot in het oneindige.’. (ethica II stelling 48)
Voor mij zo logisch als wat.

Het woord kwaad moet ook gedefinieerd worden. Volgens van Blijenbergh is kwaad iets doen tegen de Goddelijke wil en volgens Spinoza, die totaal niet antropomorf denkt, zijn goed en kwaad geen eigenschappen van dingen of gebeurtenissen. Ze hebben geen zelfstandigheid, het zijn ‘denk-dingen’, geen zijnswijze maar een zienswijze.
Mensen plakken er etiketjes op omdat ze dingen met elkaar vergelijken. Dan komt het één er beter vanaf dan het andere. Alles is echter volmaakt naar zijn aard. Zoals God het bedoeld heeft

Van Blijenbergh komt dan met een soort idee van de opmerking van Dostojewski (oké: die kwam twee eeuwen later) ‘zonder God is alles geoorloofd’. Maar dan in de zin van: als alles uit God voorkomt waarom is er dan goed en kwaad en maakt het dan nog uit wat je doet?
Het antwoord van Spinoza:
‘Als goed voor god zou betekenen dat de rechtvaardige voor god op de een of andere manier goed doet en de dief daarentegen een of ander kwaad ,dan antwoord ik dat noch de rechtvaardige noch de dief plezier of verdriet in god kan veroorzaken. Maar als uw vraag is of die twee manieren van doen, in zoverre ze iets feitelijks zijn en dus door god veroorzaakt, niet even volmaakt zijn, dan zeg ik, als men alleen op de manier van doen let, en op zo’n manier dat ze er allebei feitelijk zijn, dat ze allebei even volmaakt kunnen zijn. Maar als u dan vraagt of dan de dief en de rechtvaardige niet even volmaakt zijn? Dan antwoord ik daarop nee.
Want onder een rechtvaardig mens versta ik diegene die steeds verlangt dat iedereen het zijne bezit. In mijn Etica (die ik nog niet heb uitgegeven) heb ik laten zien dat dit verlangen in de vrome mensen noodzakelijk ontstaat vanuit de heldere kennis die zij van zichzelf en van god hebben.
En omdat de dief dit verlangen niet heeft, mist hij noodzakelijk ook de kennis van god en van zichzelf, dat wil zeggen het belangrijkste dat ons tot mensen maakt.
Maar als u misschien wilt weten wat u zelf motiveert om die handelingen die ik deugd noem, liever te verrichten dan andere handelingen, dan antwoord ik dat ik niet kan weten welke van het oneindig aantal mogelijke manieren god gebruikt om u tot zulke handelingen te determineren.’


Wat ik ervan heb geleerd is dat het precies definiëren en formuleren in een discussie zo belangrijk is.
Ook het goed naar elkaar luisteren of goed lezen. Te onderzoeken of je de ander echt begrijpt of op zijn minst proberen te begrijpen. Deze heren lagen te ver uit elkaar wat principes betreft.
Zij hadden te verschillende beelden bij de begrippen. Dat maakte het moeilijk.

Met het godsbeeld van Spinoza kan ik niet zo goed uit de voeten.
JHWH betekent: God is.
Alles wat je meer zou zeggen beperkt Hem. Een Zijnde. Schepper en Onderhouder. Ik betwijfel of dat kan samenvallen met de natuur.




zondag 24 juli 2016

Geduld met God


Geschreven door Tomáš Halík (1948) in 2007.
Ondertitel: ‘Twijfel als brug tussen geloven en niet-geloven’.
In 2014 vertaald in het Nederlands en ik las de derde druk uit 2015. In 2011 al bekroond met de Europese prijs voor het beste theologische boek.

Tomas Halik is een Tsjechische Rooms Katholieke priester, theoloog, filosoof en psycholoog.
Hij probeert een brug te slaan tussen geloof en scepsis, tussen christelijke zingeving en atheïstische levensoriëntatie, zo vermeld de achterflap.
Hij neemt Zacheüs uit de Bijbel als uitgangspunt. ‘Zacheüs die liever schuchter van een afstand toekijkt dan dat hij enthousiast meedoet’. Dan moet ik al wel grinniken: De atheïst als nobele schuchtere. Hij zou eens op Freethinker moeten gaan lezen. Zijn compaan Jos Strengholt is er op stuk gelopen en schreef daarna zijn ‘kleine catechismus voor freethinkers’.
Aan dat type atheïsten wijdt hij ook wel een bladzijde (p. 102) en ik begrijp het wel: atheïsten, ik noem ze antitheïsten, durven de dingen gewoon recht voor z’n raap te zeggen in tegenstelling tot gelovigen. Daardoor scheppen ze duidelijkheid. Op het vrijdenkersforum heb ik dan ook meer geleerd dan op gereformeerde fora omdat ik gedwongen werd om na te denken en kwam ik tot de ontdekking dat ik veel te weinig weet. Daar probeer ik nu de rest van mijn leven wat aan te sleutelen.
Halík verstaat onder atheïsten de zoekers en twijfelaars. Voor mij zijn dat agnosten en ietsisten.
Díe types als Zacheüssen benoemen, dat begrijp ik.

Ook Halík voelt zich soms beter thuis bij atheïsten (lees dus agnosten, ietsisten en randkerkelijken) dan bij gelovigen. Alleen weigert hij net als ik om God af te schrijven maar om geduld te hebben. Vormgegeven in Geloof, Hoop en Liefde.
Omdat ik het boek van een vriendin te leen had kon ik er niet naar hartenlust in krassen en strepen.
Jammer, want het boek had grijs gezien van het potlood. Er zijn dingen waar ik het mee eens ben en heel mooi vind en er zijn dingen waar ik zo mijn vraagtekens bij heb.
Het is wel lastig om een samenvatting te geven. Een paar dingen:
Halík benoemt verschillende dingen, opgedeeld in hoofdstukken en probeert inzicht te scheppen en adviezen te geven.
De meest atheïsten zijn niet afgeknapt op het geloof maar op het instituut kerk. Het lijkt alsof die ongelovigen alles achter zich hebben gelaten maar het is de kunst om daar doorheen te prikken en dan niet te gaan vertellen hoe het zit maar om naast die mens te gaan zitten en eerlijk te zijn over je eigen twijfels en tekortkomingen.
Dit staat natuurlijk al in alle mogelijke missionair bevlogen boeken van deze tijd. Niets nieuws dus.
Halík pleit voor een open houding tegenover al die verschillende Zacheüssen aan de rand van de kerken die vaak bevolkt worden door ‘standaard' parochianen.
Onwillekeurig moest ik denken aan onze ‘kerktuinman’ die alle verschillende heesters rondom onze kerk in dezelfde bolvorm snoeit. Ik moet daar altijd om grinniken en hoop intussen maar dat onze dominees een andere kijk hebben op hun vak.

God is een mysterie. Ja dat klopt.
‘Het is Gods bedoeling om te leven met het mysterie.’
Dan verslik ik mij. Weer iemand die exact meent te weten wat Gods bedoeling is. Dan verdenk ik hem er van in zijn eigen zwaard te vallen.

‘Rijp geloof is een geduldig wachten in de nacht van het mysterie’ (P. 105)
Mmm, geduld hebben, ja. Maar met een eindeloze ‘godsverduistering’ genoegen nemen, nee.
Hij noemt al eerder het voorbeeld van Theresia de Lisieux.
Als protestants meisje kende ik haar niet.
Volgens Halík was op haar sterfbed haar geloof totaal verdwenen. Alleen de liefde bleef. Hij wil daarmee zeggen dat zelfs de grootste gelovige daarmee te maken kan krijgen maar mij bevreemdt het. Zo heb ik notoire atheïsten ook zien sterven.
Wanneer je niets merkt van God heb je een rijp geloof. Ben je door zo’n verklaring niet bezig jezelf te bedotten? Of is hij bezig de grote baas niet af te vallen? Ze is tenslotte heilig verklaard.
Is dat geen cognitieve dissonantie om de leegte te verklaren? Want zo kun je natuurlijk alles met een vroom sausje overgieten. Daar ben ik nog niet uit.

Waar Halík over valt is de leer van ‘verzoening door voldoening’. Kennelijk komt die bij Anselmus van Canterbury (1033-1109) vandaan. Daarin begrijp ik hem wel. Ik heb me ook al zo vaak afgevraagd waarom God toch een offer nodig heeft terwijl Hij in het OT ergens schrijft dat Hij eigenlijk geen offers wil. Waarom toch zo’n ingewikkelde ‘constructie’ met bloedvloeiing. De ‘Heidelberger’ geeft daar ook niet echt een duidelijk antwoord op.
Nu zie ik het meer zo: Offers zijn niet nodig voor God maar offers zijn nodig voor de mensen. Om de mens duidelijk te maken dat de schuld is vereffent. Het schuldgevoel kan van de baan. Dus niet om God 'af te kopen'.
Want wat was de eerste emotie na de zondeval? Het gevoel van schuld. Dat kan een mens verlammen. Dat is vast niet de bedoeling. (Waarom heeft God de mens zo gemaakt? Dat is dan weer een interessante vervolgvraag.)
Zo werden in de OT tijd door de (schuld)offers genoegdoening gedaan. In het NT werd door Godzelf in Jezus Christus dat definitief gedaan.
Jezus stond op uit de dood zodat we over Zijn dood voor ons ook geen schuldgevoel behoeven te hebben. Die bevrijding geldt voor iedereen die gelooft.
Voor mij weer een ander aspect van het paasverhaal, net als het aspect van verantwoordelijkheid nemen over deze kosmos door God in Jezus.
Verzoening door voldoening: helaas voor Halík en mij staat het toch echt letterlijk in de Bijbel.
Bijvoorbeeld Rom 5: 11; 2 Kor 5:18 en 19; Hebr 9:15; 1 Joh 2:2; 1 Joh 4:10.

Af en toe dacht ik dat ie te zweverig werd wanneer hij het mysterie teveel omarmt maar later relativeert ie weer:
'Geloof zonder kritische vragen verandert in een saaie en levenloze ideologie en infantiele dweperij, of in fundamentalisme en gevaarlijk fanatisme. Rationaliteit zonder spirituele en ethische impulsen uit de wereld van het geloof is echter net zo eenzijdig en gevaarlijk, en kan uitmonden in een cynisch pragmatisme of een verbitterde scepsis.' (p.89)

Nog een mooie quote van Ronald Rolheiser die door Halík wordt aangehaald (er worden veel mensen aangehaald; het is echt een belezen man, die Halík. *grinnik*) :
‘Los van een reële, historisch verankerde gemeenschap, met welke fouten dan ook, ligt de weg open voor een leven zonder confrontatie, maken we van religie een privéfantasie die we naar believen delen met gelijkgezinden, die ons nooit zullen tegenspreken op punten waar we uitdagingen het hardste nodig hebben.[…] In gemeenschap openbaart zich de waarheid en fantasieën worden verjaagd.’


woensdag 20 juli 2016

Aantekeningen uit het dodenhuis


In 2015 is een heruitgave verschenen van de ‘Aantekeningen uit het dodenhuis’ van Fjodor Michailovitsj Dostojevski 1821 - 1881 wat hij schreef in 1862.
In 1968 is het voor het eerst uitgegeven in Nederland.
Ik las een digitale editie naar de vijfde druk met een uitgebreid voorwoord van Jan Brokken.
Dit boek vestigde Dostojevski's naam als schrijver. Hij was zelf politiek dwangarbeider in zo’n kamp van 1849 -1853. In dit boek beschrijft hij zijn ervaringen aan de hand van de hoofdrolspeler Aleksandr Petrovitjs, een adellijke intellectueel die in een werkkamp in Siberië belandt omdat hij iets vaags op zijn kerfstok heeft.

Volgens kenners zitten in die vier jaar opsluiting van Dostojewski de kiemen van zijn hele oeuvre, in het bijzonder van 'Misdaad en straf' en ‘de gebroeders Karamazov’ die ik ook allebei heb gelezen. In ‘de Idioot’ ben ik wel eens begonnen maar helaas. ‘De gokker’ heb ik ook ooit eens gelezen maar daar weet ik weinig meer van.
Wanneer je weet dat sommige personages uit zijn latere boeken hierin al in de kiem aanwezig zijn is het wel grappig om daarnaar te zoeken.
In de medegevangene Alej zie ik bijvoorbeeld Aljosja uit ‘de gebroeders Karamazov’.

Het was mijn bedoeling ons hele kamp en alles wat ik in die jaren heb doorgemaakt, samen te vatten in één breed opgezet, overzichtelijk beeld. Ik weet niet of ik dat doel bereikt heb. En het is ook niet aan mij om dat te beoordelen.’
Ergens aan het eind bij zijn vrijlating schrijft hij:
‘Zo kwam het dus dat ik bij onstentenis (het ontbreken) van boeken onwillekeurig was afgedaald in mijn eigen innerlijk, mezelf problemen voorlegde en die trachtte op te lossen, soms werkelijk martelende problemen…….maar dat zijn allemaal dingen die je niet zo gemakkelijk aan derden kunt duidelijk maken.’
Wel, duidelijk is dat hij in zijn andere boeken verschillende vraagstukken verder heeft uitgewerkt.
Dostojewski is een waarnemer. Hij heeft de mensen van het strafkamp bestudeerd en in dit boek mooi weten weer te geven. Aantekeningen uit een dodenhuis voor de levenden.
Gebrek aan psychologisch inzicht kan hem niet verweten worden. Dat is zijn kracht; het waarnemen en raak weten te typeren.
In een cursus kunstgeschiedenis leerde ik dat veel kunstenaars beroemd zijn geworden, niet omdat ze zo geweldig schilderde maar omdat ze vernieuwend bezig waren voor hun tijd. Zou dat met Dostojewski ook het geval zijn geweest? Dat zijn waarnemingen en doordachte hersenspinsels op deze manier nog nooit in woorden waren gevangen en dat het daardoor opeens veel herkenning gaf bij de lezers?
Ik zou het me zomaar kunnen voorstellen.

Ergens deelt hij deelt de mens in in groepen: de kinderlijken en eenvoudigen waren de grootste klets- en schaapskoppen. De overigen, de zwijgzamen kun je indelen in goeden en slechten, opgewekten en verzuurden.
Die verzuurden waren in de meerderheid en bemoeiden zich vooral met de anderen en weigerden zichzelf bloot te geven.
De goeden waren in de minderheid, hielden hun verwachtingen voor zich maar hadden hoop en geloof.
Dan was er nog een groepje ‘volslagen vertwijfelden’. Die konden zomaar ontploffen.
Maar: ‘de werkelijkheid streeft naar verbijzondering. Ook in ons kamp had iedereen een eigen, persoonlijk leven, hoe dan ook.’

Beschrijvingen van de jaarlijkse (!) badbeurt, het kerstfeest en een zelfgemaakt toneelstuk worden uitgebreid beschreven en zijn soms langdradig.
Er zijn verhalen over het ziekenhuis, over de dieren in het kamp, over vriendschap en vluchtpogingen.
Wat mij ook opviel was het communisme avant la lettre in deze kampen die naar onze maatstaven nog enigszins open waren. Alles was voor iedereen of je wilde of niet. Alle type misdadigers zaten door elkaar; een moordenaar van zes mensen tussen de politieke gevangenen. Lag iemand dwars dan kreeg ie zweepslagen.
Hij onderstreept – uit ervaring - het belang van het beschikken over eigen geld, van verantwoordelijkheid, van respect en van bezigheden. Hij benoemt het gevaar van ‘dienstkloppers’ die naar de letter van de wet leven, ‘met voorbijzien van de geest ervan’.
Ik heb weer veel markeringen.
Een bloemlezing:

Daarom voerden roddel, intriges, ouwewijvenpraat, bekvechterij en kwaadaardigheid altijd de boventoon in dit infernale bestaan. Geen vrouw kon het in achterklap tegen sommige van deze ruige gasten opnemen.

Het systeem van tuchthuis en dwangarbeid corrigeert vanzelfsprekend geen enkele misdadiger; het straft hem slechts en beveiligt de samenleving tegen verder aanslagen van de boosdoener op haar rust. Tuchthuis en dwangarbeid doen niets anders dan haat, dorst naar verboden genietingen en een ontstellende lichtzinnigheid in de misdadiger ontwikkelen.

De gedachte is wel eens bij mij opgekomen dat als men de mens totaal zou willen vermorzelen, vernielen en op de gruwelijkste wijze straffen, zodat zelfs de meest afschuwelijke moordenaar al bij voorbaat voor zo’n straf zou terugdeinzen, men niet anders hoefde te doen dan het werk het karakter van volledige, absolute nutteloosheid en zinloosheid te geven.

Later leerde ik inzien dat er behalve vrijheidsberoving en gedwongen arbeid in het tuchthuisbestaan nog een andere kwelling bestaat, die wellicht alle andere in hevigheid overtreft en wel: het gedwongen samenleven.

In welk milieu of welke omstandigheden ook, altijd en overal kent ons volk van die vreemde persoonlijkheden die de vreedzaamheid zelve zijn en soms verre van lui, maar wier lot het is altijd paupers te blijven. En zij zullen er ook altijd zijn. Het zijn altijd eenzamen, slonzen, ze kijken onveranderlijk een beetje schuw en terneergeslagen uit de ogen, ze worden altijd van het kastje naar de muur gestuurd en als manusje-van-alles misbruikt, vooral door nietsnutten en nouveaux riches en parvenu’s. Iedere verantwoordelijkheid, ieder initiatief betekent voor hen misère en pressie. Zij lijken wel geboren met de ingebouwde voorwaarde zelf nooit iets op touw te zetten, niet op eigen wilskracht te leven, maar om altijd knechtje voor een ander te spelen en naar andermans pijpen te dansen; hun bestemming is het om andermans bevelen uit te voeren.

De mens is een schepsel dat aan alles went, en dat is geloof ik wel de beste definitie die van hem gegeven kan worden.

woensdag 13 juli 2016

Beeldenstorm


Na de onverkwikkelijke discussies over Zwarte Piet is het helaas niet gestopt met klachten van de gevoelige medelander.
Negerzoenen, jodenkoeken moesten er ook aan geloven. Behalve blanke vla geloof ik.
Nu is men bezig met een hetze tegen de Efteling. Want in het poppentheater is het allemaal racisme wat de klok slaat en Holle bolle Gijs schoffeert de obesitasmedemens.
(hoeveel broodjeszaken met die naam zullen nu moeten gaan sluiten?)
Het zijn in mijn ogen echter stereotyperingen. Dat is heel wat anders.
Racisme is wanneer je je als mensenras superieur voelt ten opzichte van de ander. Hitler was een racist om er meteen maar een ‘Godwinnetje’ tegenaan te gooien.

Wat is een verstandige houding? Want heel columnend Nederland houdt zich er mee bezig.
Het toppunt van hilariteit vond ik wel de column van Ephimenco in Trouw van afgelopen zaterdag die alles wat zwart is wil afschaffen tot aan zwarte humor toe.

Zelfs in een gezangenbundel heeft men het woord ‘neger’ gevonden. Verwijderen, afschaffen, niet meer laten zingen zijn ‘oplossingen’ die worden aangedragen.
De erkenning dat racisme in de mens zit is al een hele stap.
Zie de film ‘a Time to Kill’.
Ik kan niet bepalen wanneer en waardoor mijn medemens gekwetst wordt. Dus ik moet hem/haar geloven op welke kleur ogen dan ook.
Dan afwegen wat belangrijker is. Mijn genoegen of hun leed. Als christen weet ik het juiste antwoord wel.
Het is echter de mens eigen om grenzen te verkennen en zo mogelijk op te rekken of te passeren. Gewoon voor de lol en nieuwsgierigheid of het al dan niet werkt. Daar moeten we in deze discussies ook alert op zijn. In gesprek blijven is het enige middel.
De ‘beeldenstorm’ die nu aan de gang is slaat door en zal zich tegen deze ‘antiracisten’ keren en dat is heel jammer voor de echte lijders onder racisme.


woensdag 6 juli 2016

De Wetten


Geschreven door Connie Palmen (1955) in 1990.
Haar debuut. Ik las een digitale editie op mijn gloednieuwe Kobo Glo HD.
Eerder las ik van haar 'de Erfenis', ‘Geheel de uwe’ en ‘Lucifer’. Connie is voor mij één van de beste Nederlandse schrijfsters maar dat komt waarschijnlijk vanwege het filosofische karakter van haar boeken. Ze is o.a. filosofe.
Al lezend vroeg ik mij af in hoeverre dit debuut autobiografisch is. Ik zou mij zomaar voor kunnen stellen dat Marie Deniet model staat voor haar zelf.
Ook gezien de rest van haar oeuvre. Verschillende van haar boeken vinden hun basis in waargebeurde geschiedenissen. (na spitten op het www moet ik bijstellen; ik las dat het boek niet autobiografisch was.)
Zou Marie Deniet nog een betekenis hebben? Connie komt uit het Katholieke zuiden waar iedereen Marie heet. Dan zou de betekenis zoiets kunnen zijn van grijs, nietszeggend, onbelangrijk?
Als ik een boek zou schrijven zouden de namen met zorg worden gekozen. Vandaar dat ik zo denk.

Het boek bestaat uit zeven hoofdstukken over zeven mannen die een stukje – gedurende10 jaar - meewandelen op haar levensweg. Ze kijkt, zij ervaart, analyseert en mijmert.
Dat ‘luik-achtige’ herken ik van ‘Geheel de uwe’.
De laatste is een psychiater waarbij Marie, na weer genoeg te hebben geluisterd, nu zelf vooral aan het woord is.
Dat levert prachtige zinnen en gedachten op. Mijn e-reader vermeldt 16 markeringen. En ik weet dat ik er nog meer had kunnen maken.
Er kwamen zoveel herkenbare zaken voorbij.
Een bloemlezing daaruit en mijn gedachten daarover aan Connie:

Eerst wil ik zeggen dat ik jaloers ben op je. Op je dertigste ben je in je hoofd al bezig met zoveel dingen. Om die tijd, een paar jaar later dan jij, was ik bezig met zwangeren, baren, de keuze tussen pampers of katoenen luiers vanwege het milieu, loop-, fiets- en zwemlessen, kappers, tandartsen en orthodontisten, schoolkeuzes en vakkenpakketten en tussendoor nog mensen redden door wasbeurten te geven en hun open benen te verbinden.
Je zou kunnen stellen dat ik wat later op gang gekomen ben.

‘Maar ik ken mezelf. Voor ik het weet heeft iemand tegenover me het alleen nog over zichzelf en hoewel ik graag wegzink in de verhalen van mensen en er ook moeilijk toe kom om over mezelf te praten, lag het nu anders.’
Helaas ligt het bij mij nog steeds niet anders en daarom ontwijk ik de mensheid liever. Misschien is dat bij jou wel gelukt? Durf je heel open en vrij over jezelf te spreken met welke willekeurige anderen dan ook? Of is het toch de aard van het beestje om introvert te blijven. Mij lijkt het laatste.
Ik denk zo vaak, wanneer ik op het punt sta om iets te vertellen:
‘Ach, hoe interessant is dit eigenlijk? ….Not’ en hou mijn mond dicht. Ik heb op dat vlak mijn zachte stem ook niet echt mee. Mensen overrulen me heel vaak, vallen me in de rede zonder dat ze die bedoeling hebben. (geloof ik)
Mijn motto is: wanneer mensen echt geïnteresseerd zijn dan stellen ze vragen. Het komt weinig voor. Dientengevolge ben ik slecht in het verbaal reageren. Ik moet lang nadenken. Op schrift gaat het beter

‘Ik geloof dat ik niet goed met vrouwen op kan schieten. Ze maken me onzeker en als ik mij onzeker voel, zeg ik alleen maar dingen waarvan ik denk dat iemand anders ze zielsgraag wil horen. Dan denk ik zelf niet meer na.’
Ook ik zeg vaak snel dingen waarvan ik denk dat ze dat willen horen. Dan ben je er ook weer snel vanaf. Want voor je het weet hebben ze het weer over zichzelf. Waarom zoeken mensen toch zo ziekelijk naar bevestiging? Zie Facebook. In de tijd dat je dit boek schreef was dit nog totaal onbekend. Je kunt wel stellen dat het erger is geworden. Mensen worden ook weer bevestigd in de hang naar aandacht en bevestiging. Mooi cirkeltje.
In die zin is je volgend opmerking ook weer actueel:

‘Wat afzonderlijk is en alleen en nergens in past, heeft geen betekenis. We moeten de dingen en de mensen redden, ze verlossen van hun betekenisloosheid, steeds weer, steeds opnieuw.'
Je bent te idealistisch. Daar heb ik dus tabak van gekregen. Mensen zijn wat dat betreft bodemloze putten. Omgekeerd vind ik het best om betekenisloos te zijn, al doet dit blog iets anders vermoeden. *grinnik*
Ik ben gelukkig met mijn boeken, muziek en tuintje en blogje, mijn erfelijk materiaal.
(man,kinderen en kleinkinderen even buiten beschouwing gelaten.)

‘Meestal was ik verliefd op de meester. Meesters waren zelden mooi, maar ze wisten veel en hadden boeken gelezen.’
Deze opmerking is ook zo leuk. Ik kan ook verliefd worden op breinen die veel weten. Ik heb nooit meer bedoelingen dan alleen om te weten hoe zo’n brein in elkaar steekt en op welk niveau het functioneert en of het dan interessant genoeg is om met die persoon contact te houden. Helaas lukt dat nauwelijks, sommigen willen zich niet laten ‘volgen’ of voelen zich misschien bedreigd door mij. Soms zijn het de vrouwen van die mannen – het zijn meestal mannen - die zich bedreigd voelen.
Daarover heb ik me ook al suf gepeinsd.

‘Als je met een stel omgaat moet je je aandacht gelijkmatig verdelen. Voor je het weet hang je aan de lippen van de meest vlotte spreker en voelt een derde zich uitgesloten of niet voor vol aangezien.’
Dit dus. Ik wend me het liefst tot het brein wat voor mij het meest interessant is maar helaas wordt dat door - vooral vrouwen- niet gewaardeerd en moet ik me ook bezig houden met allerlei oppervlakkige onderwerpen die mijn belangstelling totaal niet hebben. Ook dat ga ik steeds meer vermijden. Dan maar thuis met een goed boek.

'Het waren oude mensen, ze waagden zich op een dag als deze buiten de deur, stelden hun broze botten aan het gevaar van een doodssmak, alleen om naar de professor te kunnen luisteren. Zouden zij op hun zeventigste nog met dezelfde vragen rondlopen als ik, nog honger hebben naar kennis, nog op zoek zijn naar een stem, die helderder klinkt dan die van de zeurende tegenstander in je hoofd? Hield het dan nooit op?’
Nee, Connie. Je weet inmiddels vast wel dat het nooit ophoudt. De cursussen van het HOVO- onderwijs worden ook bevolkt door dit type mensen waar ik er inmiddels – met veel plezier - één van ben. Gelukkig doen mijn botten het nog goed.

‘Welke achterlijke idioot heeft het in de hersens van de mensen zitten stampen dat ze eerst van zichzelf moeten houden voordat ze een ander lief kunnen hebben? Het is de meest belachelijke, de meest domme, de meest wrede wet ever en ze regeert de twintigste eeuw. Het is rabiate nonsens. Je moet van iemand anders houden en iemand anders moet van jou houden, dat moet je niet ook nog eens zelf hoeven te doen, dat is onmogelijk.
Wie houdt er nu van zichzelf zonder door een ander bemind te worden? Niemand toch?
Ja, een handvol monomane gekken met negen assertiviteitstrainingen achter de rug.’

Ik begrijp je heftige reactie. Ik denk dat de woordkeuze verkeerd is. Het komt uit de Bijbel; 'de ander liefhebben als jezelf' Houden van jezelf komt op mij ook vreemd over. Hooguit kun je spreken over jezelf accepteren en vanuit die grondhouding eventueel dingen veranderen waar je een hekel aan hebt. Ik denk je die eerder genoemde opmerking uit de Bijbel in samenhang moet zien met de opmerking dat je de ander behandelt zoals je zelf behandeld zou willen worden.

‘Mannen maken de wetten. Met de wetten verbinden ze wat ver uit elkaar ligt, hemel en aarde, ziel en lichaam, u kent ze wel, de tegenstellingen. En dan lezen ze met de wetten in de hand de wereld. Met jou erbij. Als dit dan dat. Als jij zus dan zo.
Ze lezen je als een boek. [...] De mannen weten veel van de wereld en weinig van zichzelf. Ze spinnen hele netwerken tussen de uiteenlopende dingen en soms hebben ze niet in de gaten dat hun kennis ook maar een manier is om de kop boven water te houden. Achter mannen stonden steeds weer andere mannen en dat waren mannen waarvan zij de wetten hadden geleerd. [...]
Ik hou van mannen. Ze zijn eenzaam.
Eigenlijk willen ze allemaal hetzelfde: heilig worden, goddelijk. Maar het is niet aan de mens om goddelijk te zijn. Een mens is menselijk en dat is al moeilijk zat.’

Daar ben ik ook achter gekomen. Mooi omschreven.
Mannen denken rechtlijniger. Logischer. Daarom hebben we al zoveel van de wereld en zijn natuurwetten ontdekt. Zouden we, als we alleen zouden zijn met vrouwen op deze wereld ook zoveel dingen hebben ontdekt en gebouwd? Of zouden we dan juist andere dingen ontdekken? Of doen we dat toch al wel? Alleen, wij vangen het niet in wetten. Daarom zijn we ook flexibeler denk ik.
Zelf denk ik vaak in paardensprongen.
Dat is lastiger volgen maar wees eerlijk: het paard is toch het meest spannende schaakstuk wat er is?

maandag 4 juli 2016

Elie Wiesel


Op 2 juli j.l. is Elie Wiesel overleden. Achtentachtig jaar oud.

In Trouw een artikel waarin een paar citaten zijn opgenomen.
De overbekende vraag kwelde ook hem: ‘Waar was God in Auschwitz?’
Toch is hij niet van zijn geloof gevallen.
Een mooi citaat waar ik het zo hartgrondig mee eens ben: ‘Ik ben in verzet gekomen tegen Zijn gerechtigheid, ik heb geprotesteerd tegen Zijn zwijgen, soms zelfs tegen Zijn afwezigheid, maar mijn woede kwam op binnen, niet buiten mijn geloof.’

Ik denk dat het een zeer belangrijke kerngedachte is om vanuit het geloof verzet te plegen.
Mensen die vechten met God léven en in leven zit onomstotelijk groei.

Een paar bekende boeken van hem liggen op mijn ‘nog-te-lezen-stapel’, die ik kort geleden heb gekocht op een grote tweedehands boekenmarkt.